Augeo Magazine

Editie 17 - maart 2020

Aandacht voor verwaarlozing

Verwaarloosde kinderen worden niet alleen door hun ouders, maar vaak ook door professionals over het hoofd gezien. Daarom gaat deze editie helemaal over verwaarlozing. Hoe kun je het herkennen? En wat kun je als professional doen om ernstige schade bij kinderen te helpen voorkomen? Je leest er alles over.

Inhoud

Voorwoord

Verwaarlozing in sprookjes loopt altijd goed af

•••• 1 ••••

Achtergrond

Hoe signaleer je emotionele verwaarlozing?  

•••• 2 ••••

Interview

‘Als arts moet je verwaarlozing wíllen zien’

•••• 3 ••••

In de praktijk

Hoe help je een verwaarloosd kind?

•••• 4 ••••

Ervaringsverhaal

‘Ik wilde óók ouders die me knuffelden’

•••• 5 ••••

In de praktijk

6 professionals: ‘Zo bespreek ik verwaarlozing’

•••• 6 ••••

In de praktijk

‘Psycho-educatie over verwaarlozing is vaak niet genoeg’

•••• 7 ••••

BN'er aan het woord

Topmodel Maxime van der Heijden ging van pleeggezin naar pleeggezin 

•••• 9 ••••

Over Augeo

Samen geven we kindermishandeling geen toekomst

•••• 10 ••••

Voorwoord

Edith Geurts

Hoofdredacteur 

Augeo Magazine

Leestijd: 1,5 minuut

Verwaarlozing in sprookjes loopt altijd goed af

Opvallend veel sprookjes gaan over verwaarlozing. Sneeuwwitje, Klein Duimpje, Assepoester en Hans en Grietje… Ze worden stuk voor stuk weggestuurd of op zichzelf teruggeworpen, doen klusjes die niet bij hun leeftijd passen, lijden honger, hebben kapotte kleren. Ze krijgen, kortom, emotioneel en lichamelijk niet de aandacht en zorg die ze nodig hebben. En dan hebben we het nog niet over pedagogische verwaarlozing gehad: ooit een sprookjesfiguur in de schoolbanken gezien?

In het echte leven krijgt verwaarlozing minder aandacht. Hoewel het de meest voorkomende vorm van kindermishandeling is en zeker een erg schadelijke, wordt verwaarlozing van kinderen vaak over het hoofd gezien. Hoe dat komt? Waarschijnlijk doordat het lastig te duiden is: wanneer noemen we iets verwaarlozing en welke rol spelen onze eigen normen en waarden in het herkennen van signalen?


Mogelijk nemen we verwaarlozing minder serieus omdat het een minder ‘harde’ vorm van kindermishandeling is: ouders doen hun kinderen niet zozeer iets aan, maar doen iets niet of tenminste niet goed genoeg. En in het verlengde daarvan kunnen we onszelf voorhouden dat de gevolgen daardoor minder ernstig zijn dan wanneer een kind geslagen, geschopt of opgesloten wordt. 

Sprookjes hebben zonder uitzondering een hoopvolle boodschap: de slechteriken verliezen, met de kinderen loopt het altijd goed af en er is geen blijvende schade. Het kind wacht altijd een lang en gelukkig leven, doordat iemand precies op tijd ingrijpt, al dan niet met behulp van wat magie, of doordat het opeens zelf heel slim, sterk of enorm veerkrachtig blijkt te zijn. 

In sprookjes grijpt er altijd iemand precies op tijd in
John Doe

Dit Augeo Magazine gaat over de harde werkelijkheid van verwaarlozing. Want die vraagt om onze actieve inzet; soms klein, soms groot. Wat hebben verwaarloosde kinderen en hun ouders nodig? Hoe herken je verwaarlozing en maak je het bespreekbaar? 


En toch doen de ervaringsverhalen van Maxime en Ella in dit magazine mij ook een beetje in sprookjes geloven: met wat magie, superkrachten en een listig brein wisten ze hun moeilijke jeugd aardig te boven te komen. Hopelijk leven ze nog lang en gelukkig. 

In vrijwel geen enkel gezin krijgen kinderen constant aandacht, warmte en bevestiging van hun ouders. Iedere ouder herkent het waarschijnlijk. Het is zo druk op het werk dat je het hele weekend nergens anders aan kunt denken. Je maakt je ergens zorgen over en kan de kinderen er even niet bij hebben. Heel gewoon. Geen reden tot bezorgdheid. 


Iets anders is het als een kind chronisch aandacht, genegenheid, emotionele steun en bevestiging tekortkomt. Als ouders hun baby hele dagen in de wieg laten liggen. Als een peuter altijd alleen moet spelen en nooit wordt geknuffeld. Als een kind stelselmatig wordt genegeerd. Of als ouders zich heel onvoorspelbaar gedragen, waardoor kinderen zich onveilig voelen. Dan hebben we het over emotionele verwaarlozing. 

Ook een kind van school weghouden of ander contact met de buitenwereld ontzeggen valt onder emotionele verwaarlozing. Net als kinderen getuige laten zijn van huiselijk geweld. 


Emotionele verwaarlozing is iets anders dan emotionele mishandeling, waarbij kinderen worden uitgescholden, getreiterd en gekleineerd. Maar veel professionals waarschuwen voor een te strikt onderscheid tussen beide. Want in de praktijk staan kinderen meestal bloot aan emotionele verwaarlozing én mishandeling. 

Psychische littekens 

Dat emotionele verwaarlozing de meest voorkomende vorm van kindermishandeling is, laten de cijfers zien: bij 36 procent van de mishandelde kinderen gaat het daarom, blijkt uit het laatste onderzoek naar kindermishandeling in Nederland. Toch zijn veel mensen nog steeds geneigd om emotionele verwaarlozing te bagatelliseren. Het doet immers geen zeer? Je houdt er toch geen littekens aan over? 

Emotionele verwaarlozing beïnvloedt de structuur en het functioneren van het brein
John Doe

‘Het tegendeel is waar,’ zegt psycholoog en onderzoeker Anne-Laura van Harmelen. ‘De gevolgen zijn minstens zo groot als van andere vormen van kindermishandeling.’ Ze is gepromoveerd op onderzoek naar de gevolgen van emotionele verwaarlozing en emotionele mishandeling, en leidt de Risk and Resilience Group van de universiteit van Cambridge. In haar proefschrift toont Van Harmelen aan dat emotionele verwaarlozing en emotionele mishandeling gevolgen hebben voor de structuur en het functioneren van het brein. 


Het was al bekend dat mensen die aangeven als kind emotioneel verwaarloosd of mishandeld te zijn, vaker negatieve gedachten over zichzelf en anderen hebben. Ook zijn emotionele verwaarlozing en emotionele mishandeling in de jeugd sterke voorspellers voor psychiatrische aandoeningen op latere leeftijd, zoals depressies, angststoornissen en borderline. Zelfs méér dan fysiek geweld en seksueel misbruik, blijkt uit dit Duitse onderzoek.  

Gevoelig voor stress

Van Harmelen kwam de waarschijnlijke oorzaak van die psychiatrische aandoeningen op latere leeftijd op het spoor: ze toonde aan dat het hersengebied dat belangrijk is voor hoe je over jezelf denkt, kleiner is bij mensen die in hun jeugd emotioneel werden verwaarloosd of mishandeld. Van Harmelen: ‘Dat heeft waarschijnlijk te maken met de enorme stress waaraan ze als kind zijn blootgesteld. Uit dieronderzoek met ratjes en apen wisten we al dat het brein kleiner wordt als je heel veel stress toedient.’ 

De hersengebieden die emoties verwerken, staan veel scherper afgesteld
John Doe

Maar het brein bleek niet alleen kleiner, het functioneerde ook anders. De hersengebieden die emoties waarnemen en verwerken, staan veel scherper afgesteld. Daardoor zouden mensen die vroeger emotioneel zijn verwaarloosd of mishandeld eerder en heftiger kunnen reageren op negatieve emoties.


Ook zijn ze gevoeliger voor buitensluiting. Ze blijven zich langer naar voelen, concludeert Van Harmelen uit experimenten met jongeren. ‘Op deze manier komen ze eerder in een negatieve spiraal,’ legt ze uit. ‘Dat maakt ze kwetsbaarder voor het ontwikkelen van depressies, angststoornissen en andere psychiatrische ziektes.’

Andere gevolgen

Emotionele verwaarlozing wordt in verband gebracht met nog veel meer klachten en aandoeningen. Zo kan het leiden tot onveilige gehechtheid. Sommige kinderen doen geen beroep meer op hun ouders en andere volwassenen: ze richten hun pijn verdriet en angst naar binnen, of reageren juist agressief op de buitenwereld bij spanning. Andere verwaarloosde kinderen gedragen zich extreem aanhankelijk en afwisselend passief of boos. Een derde groep kinderen laat vreemd gedrag zien. Ze zoeken bijvoorbeeld steeds de nabijheid van onbekende mensen. Oudere kinderen kunnen erg angstig of bazig worden.


Veel kinderen die emotioneel verwaarloosd zijn, vinden zichzelf niet de moeite waard en ontwikkelen een negatief zelfbeeld. Soms uit dit zelfbeeld zich in zelfbeschadigend gedrag. Ook het veelvuldig overtreden van regels, eetstoornissen, alcoholmisbruik, seksueel onaangepast gedrag en leerproblemen kunnen gevolgen zijn van emotionele verwaarlozing. 

Signalen om alert op te zijn

Hoe herken je emotionele verwaarlozing bij een kind? En wat is het juiste moment om in te grijpen? ‘Je wilt ouders niet diskwalificeren zonder dat je duidelijke aanwijzingen hebt,’ zegt vertrouwensarts Marjolijn van de Merwe van het Maasstad Ziekenhuis in Rotterdam. Daar komt bij dat emotionele verwaarlozing vrijwel altijd te maken heeft met onmacht van de ouders en niet met onwil. Omdat ze overbelast zijn, of gewoon niet in staat om hun kind voldoende warmte en bevestiging te geven, zegt Van de Merwe. ‘Dat maakt het voor professionals die met kinderen werken nog lastiger om de link te leggen met kindermishandeling.’ Er is immers vaak geen sprake van ‘kwade opzet’.

Het gaat ook om ouders die helemaal in beslag worden genomen door hun carrière of telefoon
John Doe

Van de Merwe somt een aantal omstandigheden op waarbij zorgverleners en andere professionals extra alert moeten zijn: als ouders in een vechtscheiding zijn verwikkeld, als er psychiatrische of financiële problemen spelen, als ouders verstandelijk beperkt zijn. Ook bij ouders die helemaal in beslag worden genomen door hun carrière en constant op hun telefoon kijken kan sprake zijn van emotionele verwaarlozing. 


Soms is aan het gedrag van kinderen iets af te lezen: baby’s die heel veel huilen, oudere kinderen die op allerlei manieren aandacht proberen te trekken, heel teruggetrokken zijn of de ouderrol op zich hebben genomen. Een kind dat niet groeit, een behandeling die niet aanslaat, ouders die in de spreekkamer niet op hun kind reageren of niet komen opdagen bij afspraken. Het kúnnen allemaal signalen zijn, zegt Van de Merwe. ‘Maar het hoeft niet. Je komt er vaak pas achter als je doorvraagt.’

Verder kijken dan buikpijn 

In het Maasstad Ziekenhuis kijken kinderartsen bij kinderen die binnenkomen met klachten als buikpijn, hoofdpijn, vermoeidheid en voedingsproblemen altijd ook naar eventuele psychosociale problemen. Wekelijks worden patiëntjes besproken in een multidisciplinair overleg met kinderverpleegkundigen, maatschappelijk werkers, diëtisten, kinderpsychologen en andere deskundigen. In het teamoverleg komen ook andere opvallende zaken aan de orde: waarom ouders niet of heel weinig op bezoek komen, bijvoorbeeld. Of waarom ze niet willen overnachten bij hun kind. Van de Merwe: ‘Deze benadering helpt om emotionele verwaarlozing op het spoor te komen.’


De zorgverleners van het ziekenhuis zijn getraind om hun zorgen of vermoedens op een zo positief mogelijke manier met ouders te bespreken. Bij vermoedens van emotionele verwaarlozing hanteert het Maasstad Ziekenhuis de professionele afwegingskaders en wordt overlegd met een vertrouwensarts van Veilig Thuis. Dat gesprek over een casus is anoniem. Vervolgens wordt bepaald of een interventie van Veilig Thuis zinvol is.  

Huisbezoek en video

‘Op huisbezoek zie je pas echt wat er speelt,’ zegt Marilene de Zeeuw, klinisch psycholoog, psychotherapeut en Infant Mental Health Specialist bij Jeugd ggz Arnhem. Huilbaby’s zijn bij emotionele verwaarlozing volgens haar vaak ‘kanariepietjes in de mijn’. ‘Die krijsende baby’s krijgen het voor elkaar dat hun ouders hulp zoeken. Top!’


Ze vertelt wat ze soms aantreft bij gezinnen thuis. Ouders bij wie de vriezer uitpuilt, maar die toch elke dag boodschappen blijven doen doordat ze totaal geen overzicht hebben. Niet-ingerichte kinderkamers, woningen in totale chaos. Ouders die de pannen moeten verkopen op Marktplaats om de eindjes aan elkaar te knopen. ‘Dan snap je direct waarom in hun hoofd geen ruimte is voor de kinderen.’

‘Een video-observatie zegt vaak meer dan tien gesprekken’
John Doe

De Zeeuw gebruikt ook video-observatie als bron van informatie, met name bij ouders met psychiatrische aandoeningen. Op de opnames ziet ze bijvoorbeeld dat een depressieve moeder na tien minuten met haar kind helemaal inzakt en er geen aandacht meer voor kan opbrengen. Ook registreert de camera regelmatig dat ouders dissociëren: ineens zijn ze van de wereld en zien ze hun kind niet meer staan. De Zeeuw: ‘Zo’n video zegt vaak meer dan tien gesprekken.’


Bijkomend voordeel van video-observatie is dat je sneller tot een goed gesprek komt, zegt De Zeeuw. ‘Je kunt ouders concreet vertellen wat je hebt gezien. En daaraan toevoegen wat je beroepsmatig weet: dat dit schadelijk kan zijn voor het kind.’ 

Nooit te vroeg, nooit te laat

Hoe eerder emotionele verwaarlozing wordt gesignaleerd, hoe kleiner de gevolgen. Daarom pleit vertrouwensarts Marjolijn van de Merwe er in haar eigen ziekenhuis voor om bij ieder kind dat binnenkomt na te gaan wat de gezinsomstandigheden zijn. Wat is de draagkracht van de ouders? Zijn ze fit genoeg om er voor hun kind te zijn? En zo niet: wat hebben ze nodig? ‘Bij te vroeggeboren kinderen en kinderen met diabetes gebeurt dat al. Ouders die aangeven dat ze het niet alleen redden, krijgen direct hulp. Ik denk dat je emotionele verwaarlozing daarmee soms kunt voor zijn.’


Ook volgens onderzoeker Anne-Laura van Harmelen is het belangrijk om zo vroeg mogelijk in te grijpen. ‘Dan zijn de negatieve gevolgen op de lange termijn wellicht nog te voorkomen,’ zegt ze. Maar hulp bieden als het kwaad al geschied is, heeft ook altijd zin: ‘Het idee dat emotioneel verwaarloosde kinderen definitief klem zitten doordat hun brein zich anders heeft ontwikkeld, klopt niet. Het brein is plastisch, en we kunnen verwaarloosde kinderen op allerlei manieren helpen.’

Lees ook dit artikel:

6 professionals vertellen: ‘Zo maak ik verwaarlozing bespreekbaar’

Meer informatie

Achtergrond

Hoe signaleer je emotionele verwaarlozing?  

Van breinschade tot gedragsproblemen, een hechtingsstoornis of verslavingsgevoeligheid: de gevolgen van emotionele verwaarlozing kunnen groot zijn. Hoe herkennen andere professionals de signalen?   

Auteur: Ditty Eimers

Leestijd: 6,5 minuten

Interview

‘Als arts moet je verwaarlozing wíllen zien’

In de 22 jaar dat Ingrid Russel werkt als kinderarts, heeft ze al heel wat verwaarloosde kinderen geholpen en doorverwezen. Ze pleit voor een directe benadering. ‘De meeste ouders vinden het juist fijn als je er niet omheen draait.’

Auteur: Annet Reusink  |  Fotografie: Elizabeth Wattimena

Leestijd: 7,5 minuten

Ingrid Russel herinnert zich nog goed het kleine meisje dat een paar jaar geleden samen met haar moeder op de poli kwam. Tranen met tuiten huilde het kind. De moeder pakte haar wel op, maar praatte ondertussen gewoon door. Ze knuffelde haar dochtertje niet, keek haar niet aan – niets. Onderzoek wees uit dat het meisje een ontwikkelingsachterstand had die – als er niets zou gebeuren – alleen maar erger zou worden. Oorzaak: emotionele verwaarlozing. Toch was er bij deze moeder absoluut geen sprake van onwil om haar dochtertje goed te verzorgen, benadrukt Ingrid Russel. ‘Ze voelde gewoon niets als haar dochtertje huilde. Vanwege haar eigen nare jeugd was ze niet in staat een liefdevolle band met haar kind op te bouwen.’

De verwaarlozing kwam dus eigenlijk voort uit onvermogen?

‘Jazeker. En dat zie ik best vaak. Net als ouders die hun kinderen met de beste bedoelingen verwaarlozen. Onlangs is hier een jongetje opgenomen met ernstig eczeem. Zijn huid was opengekrabd en ontstoken; hij had echt een ernstige vorm. Nadat hij een poosje in het ziekenhuis had gelegen, was zijn huid weer helemaal rustig. Maar thuis ging het opnieuw mis: zijn ouders smeerden hem niet in. Dé vraag is dan natuurlijk: waarom niet? In dit geval bleek dat deze ouders dachten dat de hormonen in de zalf slecht waren voor hun zoontje.’

Wat kunt u dan doen?

‘Achter elke verwaarlozing zit een verhaal. Als je je daarin verdiept, is het gedrag van de ouders vaak enigszins te begrijpen. Gelukkig zijn de meesten best bereid om hun gedrag te veranderen. Daarom is het ook zo belangrijk om verwaarlozing te signaleren: vaak is er iets aan de doen. Maar dan moet je wel weten waar het vandaan komt. Is het de achtergrond van de ouder? Armoede? Onvermogen? Onwetendheid? Een ziekte? Een psychisch probleem? Of is er echt sprake van onwil?’

Heeft u er als arts wel tijd voor om achter zo’n verhaal te komen?

‘Gelukkig hoeven we niet alles zelf te doen. Het is aan ons om mogelijke verwaarlozing te signaleren en te beoordelen of er hulpverlening moet starten. Daarna nemen maatschappelijk werk, de buurtteams, de consultatiebureaus of Veilig Thuis het van ons over.’

Hoe herkent u verwaarlozing? 

‘Je moet het wíllen zien. We weten dat een op de dertig kinderen mishandeld wordt. Het kan dus niet anders of in het ziekenhuis komen ook veel mishandelde en verwaarloosde kinderen voorbij. Maar die herkennen we alleen als we bij een kind met astma niet alleen naar de luchtwegen kijken, maar naar het hele kind.

‘Je herkent verwaarlozing door naar het hele kind te kijken’
John Doe

En dan bedoel ik: goed kijken. En áls we dan verontrustende signalen zien, moeten we ook bereid zijn om daar iets mee te doen. Wat dat betreft ervaren wij als professionals natuurlijk ook belemmeringen.’

Zoals?

‘Als je verwaarlozing signaleert, weet je: dit gaat me extra tijd kosten. En professionals zijn ook vaak bang om iemand vals te beschuldigen. Een juridisch gevecht, daar zit natuurlijk geen enkele arts op te wachten.’

Voelt u die belemmeringen zelf ook?

‘Ik zou liegen als ik zeg van niet. Soms moet ik ook diep zuchten. Dan weet ik: dit wordt een heel lang en moeizaam traject. Misschien worden deze ouders wel boos als ik mijn twijfels ter sprake breng. Natuurlijk voel ik dan soms ook heel even de verleiding om net te doen alsof ik iets niet gezien heb.’

Heeft u ooit toegegeven aan die verleiding? 

‘Nooit. Want dan denk ik aan het kind dat tegenover mij zit. Als ik het al eng of vervelend vind om de situatie onder ogen te zien, hoe moet het dan wel niet zijn voor dit kind? Dat zit dag in dag uit in die situatie.’ 

Wat krijgen artsen in hun opleiding mee over dit onderwerp?

‘Zo’n vijftien jaar geleden waren dokters alleen bezig met diagnosticeren en behandelen. Dat veranderde toen er protocollen kwamen voor de signalering en aanpak van kindermishandeling en verwaarlozing. Sindsdien is er meer aandacht voor de problematiek, ook in de opleiding en nascholing voor artsen. 


De WOKK-cursus, een tweedaagse cursus over de herkenning en aanpak van kindermishandeling, is inmiddels verplicht in de opleiding tot kinderarts. En er is ook een dergelijke cursus voor spoedeisendehulp-artsen, jeugdartsen en huisartsen ontwikkeld. Dit zijn mooie ontwikkelingen, maar er is vanzelfsprekend nog steeds veel winst te behalen.’

Wat leren artsen dan over verwaarlozing? 

‘Om niet te oordelen en hun eigen normen en waarden te herkennen. Bij elke situatie moeten we ons dus opnieuw afvragen: het is misschien niet zoals ik het thuis zou doen, maar is het goed genoeg? Wordt de ontwikkeling van dit kind bedreigd? Is wat hier gebeurt in strijd met de rechten van het kind? 

‘Ik vraag me steeds af: het is misschien niet zoals ik het thuis zou doen, maar is het goed genoeg?'
John Doe

Ook een belangrijke: gaat het om incidentele of structurele verwaarlozing? Ongelukken gebeuren. Een kind kan een keertje met z’n voet tussen de spaken komen. Maar het wordt een ander verhaal als dat maandelijks gebeurt.’

Kunnen artsen door zo’n cursus de kans op verwaarlozing beter inschatten? 

‘Ze zijn in elk geval alerter. Je kunt dat kind met die voet tussen de spaken gipsen en naar huis laten gaan. Maar je kunt ook even in het dossier kijken of het vaker gebeurt. Of de ouders vragen: “Is uw kind een brokkenpiloot? Gebeuren dit soort ongelukjes vaker?” Of even de huisarts bellen om te vragen of hij het kind kent.’ 

Uit onderzoek blijkt dat kinderen met beperkte sociale vaardigheden meer kans lopen op verwaarlozing. Herkent u dat?

‘Ja. Bij verwaarlozing zien we risicofactoren bij het kind, bij de ouders en in de omgeving. Een daarvan is inderdaad een beperkte sociale vaardigheid van het kind. Ook kinderen met psychiatrische ziekten hebben een verhoogde kans op mishandeling en verwaarlozing, evenals kinderen die te vroeg geboren zijn. Mogelijk heeft dat te maken met een verstoorde hechting. 


Risicofactoren bij ouders zijn stiefouderschap, psychische problemen en een nare voorgeschiedenis. Armoede en een klein netwerk zijn bekende omgevingsfactoren.’

Bent u extra alert als bij een kind sprake is van een of meer risicofactoren? 

‘Nee, ik ga toch vooral af op wat ik zie bij een kind. Verwaarloosde kinderen gedragen zich anders. Soms zijn het allemansvriendjes die meteen bij je op schoot klimmen. Maar het kunnen ook kinderen zijn die achter de deur blijven staan en geen contact maken. Bij bepaalde aandoeningen ben ik ook extra alert: bijvoorbeeld als kinderen niet goed groeien of een ontwikkelingsachterstand hebben. Daarnaast let ik natuurlijk op lichamelijke hygiëne en op de interactie tussen ouder en kind.’

Wat doet u als u vermoedt dat een kind verwaarloosd wordt?

‘Ik probeer te benoemen wat ik zie. “Goh, het valt me op dat u de hele tijd op uw telefoon zit terwijl uw kind huilt.” Of: “Het gebit van uw dochter ziet er niet zo goed uit. Komt ze weleens bij de tandarts?” 


Soms worden mensen dan boos, maar mijn ervaring is dat de meeste ouders het juist fijn vinden als je gewoon vraagt wat je wilt weten. 

‘Ouders geven bijna altijd antwoord. Ook op moeilijke vragen’
John Doe

Ze geven bijna altijd antwoord. Ook op moeilijke vragen over dingen waarvan je denkt: ik zou me daarvoor schamen. Dat stadium zijn ze allang voorbij. Ze zijn blij dat iemand er niet omheen draait.’

Als ouders zich toch blijven verzetten, wat dan? 

‘Ook dan benoem ik wat er gebeurt. “Ik zie dat u kwaad wordt en dat vind ik lastig. Kunt u me vertellen waarom mijn vraag u zo boos maakt?” Soms werkt dat ook niet. Als ik vermoed dat de ontwikkeling van een kind gevaar loopt en de ouders geven geen toestemming om hulp in de schakelen, dan ga ik verder in de Meldcode. In overleg met mijn collega’s en met Veilig Thuis besluit ik of ik melding moet doen.’ 

Praat u ook met de kinderen zelf?

‘Jazeker. Vaak neem ik de dag met ze door en kijk of ik daarin haakjes kan vinden. Ontbijt je voor je naar school gaat? Is je moeder dan wakker? Als een kind van 8 elke dag zijn kleine zusje moet aankleden, vind ik dat best gek.’

Gaan zulke gesprekken u gemakkelijker af dan vroeger?

‘Ja, daarin heb ik echt een ontwikkeling doorgemaakt. Vroeger was ik veel meer bezig met de vraag: wat is er precies gebeurd? Wie is de schuldige? Vanwege de veiligheid van het kind wil ik nog steeds graag feiten weten, maar ik ben nu ook oprecht geïnteresseerd in hoe het zo ver heeft kunnen komen. Als ik dat een klein beetje begrijp, kan ik er meer mee.’

Werpt het feit dat artsen meer oog hebben voor verwaarlozing al vruchten af?

‘Als je naar de prevalentiecijfers kijkt: nee. Die zijn hetzelfde. Met een negatieve bril op zou je dus kunnen zeggen dat extra aandacht voor de problematiek niets oplevert. Maar als je een positieve bril opzet, kun je zeggen: we signaleren beter. Dus ik denk dat die extra aandacht wel degelijk zin heeft.

‘Soms kun je alleen voorkomen dat het steeds slechter gaat’
John Doe

We starten veel meer hulpverlening. Dat is winst: hulp heeft zin. Ik heb al heel vaak gezien dat het daardoor echt goed kwam met kinderen. Het meisje waarover ik eerder vertelde, met de moeder met een hechtingsstoornis, is via het buurtteam terechtgekomen op de voorschoolse opvang. Zo is ze in elk geval een paar uur per dag in een gezonde omgeving. Moeder kreeg ouderbegeleiding met video-hometraining. Langzaam ging het iets beter. Soms leidt hulpverlening misschien niet tot een ideale situatie, maar wel tot een optimale en acceptabele situatie. En je voorkomt in elk geval wel dat het steeds slechter gaat.’

Tot slot: wat weet u over de gevolgen van verwaarlozing? 

‘Het staat vast dat verwaarlozing buitengewoon schadelijk is. Ik moet daarbij denken aan de indrukwekkende woorden van Elie Wiesel, een Joodse man die als kind de Holocaust overleefde en later de Nobelprijs voor de vrede won: “Ik heb altijd geloofd dat het tegengestelde van liefde niet haat is, maar onverschilligheid.”’

Ingrid Russel is kinderarts sociale pediatrie in het Utrechtse Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ). Naast haar ‘gewone’ werk als kinderarts richt ze in het WKZ op integrale, complexe, multidisciplinaire zorg, die zich bezighoudt met het kind en gezondheidsklachten in relatie tot zijn omgeving, en die verbanden legt tussen ziekte en de gevolgen op het dagelijkse functioneren en op de kwaliteit van leven.

ONVERSCHILLIGHEID


Ik heb altijd geloofd dat

het tegengestelde van liefde niet haat is,

maar onverschilligheid,


het tegengestelde van kunst niet lelijkheid,

maar onverschilligheid,


het tegengestelde van leven niet dood,

maar onverschilligheid jegens beide,


het tegengestelde van vrede niet oorlog,

maar onverschilligheid jegens beide.


Het tegengestelde van cultuur, schoonheid,

edelmoedigheid is onverschilligheid.

Dat is de vijand.


En daarom geloof ik

dat literatuur of kunst

of schrijven of onderwijzen

of werken voor de mensheid

maar één doel heeft:

vechten tegen de onverschilligheid.


Elie Wiesel, U.S. News and World Report, 27 oktober 1986

In de praktijk

Hoe help je een verwaarloosd kind?

Verwaarloosde kinderen zijn vaak onveilig gehecht en hebben daardoor een groot emotioneel tekort. Is dat te ‘repareren’? En wat hebben deze kinderen nodig? Klinisch psycholoog Marina Reijns geeft heel concrete tips. 

Auteur: Ellen de Ruiter

Leestijd: 7,5 minuten

‘Eigenlijk vragen kinderen in de basis niet zo heel veel,’ zegt Marina Reijns. ’Een kind heeft iemand nodig die er voor hem is, iemand die hem onvoorwaardelijk accepteert en hem laat weten dat hij van betekenis is. Dat fundamentele gevoel, dat je normaal gesproken van je ouders krijgt, is nodig voor een veilige hechting. Kinderen die ernstig worden verwaarloosd missen dit fundament.’ 


Ze missen de wederkerigheid; de wisselwerking van geven en nemen, zegt Reijns. ‘Ze geven wel, maar krijgen van hun ouders op emotioneel vlak niets terug. Ze worden niet gezien en er wordt niet sensitief gereageerd op hun behoeften. Op die manier ontstaat er een groot emotioneel tekort. In het zelfbeeld van deze kinderen groeit het idee: ik mag er niet zijn, ik ben niet de moeite waard. Daarnaast ontstaat er een negatief beeld over anderen: ik kan op niemand rekenen.’ 

Marina Reijns is klinisch psycholoog en psychotherapeut bij expertise- en behandelcentrum Fier. Ze is gespecialiseerd in complexe tweedelijns- en derdelijnszorg voor kinderen en jeugdigen en doceert over psychodiagnostiek en (neuro)psychologisch onderzoek.

Hechting herstellen

Het repareren van dit emotioneel tekort is volgens Reijns niet eenvoudig. Een kant-en-klare aanpak is er niet. ‘Er wordt niet puur op verwaarlozing behandeld. Dat heeft er voor een groot deel mee te maken dat verwaarloosde kinderen niet snel worden opgemerkt doordat ze in eerste instantie weinig klachten laten zien. 


Ze weten bovendien niet wat ze missen, wat ze thuis niet krijgen, dus ze vertellen er zelf niet over. Ze weten niet beter dan dat papa en mama emotioneel niet beschikbaar zijn, dat er niet altijd eten is en dat er nooit wordt gevraagd hoe het op school was. Hun leven thuis is voor hen de normale gang van zaken. Pas als kinderen een jaar of 11, 12 zijn ontwikkelt hun zelfreflectie en beginnen ze door te krijgen dat hun ouders het anders doen dan andere ouders. Dan pas zien ze de verschillen.'


Volgens de psycholoog komen verwaarloosde kinderen vaak pas bij de zorg in beeld als er andere problematieken zichtbaar worden. ‘Als ze depressief worden, gedragsproblemen laten zien, hun emoties niet kunnen reguleren of geen gezonde contacten met anderen kunnen aangaan. Maar dan ben je vaak al wat jaren verder.’  

‘Het onderliggende stuk, het emotioneel tekort, blijft vaak onbehandeld’
John Doe

De hulp die deze kinderen dan krijgen, is volgens Reijns vaak gericht op die specifieke problemen en niet op het feit dat ze als kind zwaar verwaarloosd zijn. ‘Het onderliggende stuk, het emotioneel tekort, blijft vaak onbehandeld, ook doordat we als hulpverleners niet altijd helder hebben dat het kind verwaarloosd is. Deze kinderen krijgen daardoor heel vaak een stempel als ADHD of ODD en dáár gaat de behandeling vanuit. Maar als je het emotionele tekort niet aanpakt, blijven de problemen terugkomen. We moeten dus niet alleen eerder ingrijpen, ook als er nog geen klachten zijn, maar ook zwaarder inzetten: op het trauma. Het gaat hier om een vorm van kindermishandeling; dat erkennen we nog te weinig.’ 

Welke therapie?

Eerder en intensiever hulp inzetten dus. Maar de behandelingen voor verwaarloosde kinderen liggen volgens Reijns niet voor het oprapen. Want: hoe ga je aan de slag met iets wat je als kind hebt gemist? In het meest gunstige geval kun je als professional met de ouders en kinderen samenwerken  ̶  dat kan al als het kind nog maar heel jong is. Reijns: ‘Verwaarloosde kinderen moeten het van de interactie met de ouders hebben. Een mooie methode is dan ouder-kindtherapie, waarin deze ouders het emotioneel tekort moeten gaan aanvullen. Zij moeten gaan leren om aan de eerste levensbehoeften van hun kind te gaan voldoen, dus aan de lichamelijke behoeften, veiligheid en zekerheid van Maslow.’ 

‘In veel gevallen zijn ouders zelf slachtoffer van verwaarlozing, vaak in combinatie met geweld’
John Doe

Reijns: ‘Maar het is niet voor niets dat deze ouders tot nu toe niet tegemoet kwamen aan die behoeften van hun kind. Zij hebben het ook moeilijk; in veel gevallen zijn ze zelf slachtoffer van verwaarlozing, vaak in combinatie met geweld. Ook zij hebben een emotioneel tekort aan te vullen. Daarom is het belangrijk dat ook de ouders in therapie gaan en ondersteuning krijgen.’ 

Voor wat oudere verwaarloosde kinderen adviseert Reijns mentaliseren bevorderende therapie: een vorm waarbij het kind beter leert begrijpen waarom het doet wat het doet, wat het voelt en hoe zijn relaties met anderen werken. ‘Doordat de hechting van deze kinderen is verstoord, loopt ook hun innerlijke gevoelswereld sterk achter. Ze weten maar nauwelijks wat ze zelf voelen en willen en hoe ze op een gezonde manier contact kunnen hebben met anderen. 

Bij een normale hechting zegt een moeder: “ach, je bent verdrietig, kom maar bij mama”  ̶  het kind leert hierdoor wat een emotie is en hoe je daarmee omgaat. Een verwaarloosd kind leert dit niet niet omdat er simpelweg niet op die emotie wordt gereageerd door de ouder. Je kunt een kind weer laten voelen door daar actief naar te vragen: wat voel jij, wat ervaar je? Die emotionele wereld moet worden aangewakkerd, en dat kost tijd. Deze kinderen moeten oefenen, oefenen, oefenen en ervaren.’

‘Deze kinderen moeten oefenen, oefenen, oefenen en ervaren’
John Doe

Vertrouwen opbouwen

Het vertrouwen winnen van een verwaarloosd kind, kan lastig zijn, zegt Reijns. ‘Ieder kind dat oud genoeg is, weet dat een hulpverlener wordt betaald om te helpen. Dat leggen deze kinderen onder een super vergrootglas: jij geeft niet echt om mij, want jij krijgt hier geld voor. Het geeft ze weer dat gevoel van niet echt gezien worden.


En dan speelt er natuurlijk nog het probleem van de vele wisselingen in de hulpverlening en het alsmaar overplaatsen van kinderen, waardoor het lastig is om als professional een relatie met een kind op te bouwen. Ik heb bij Fier een meisje van 14 in behandeling; dit is haar vijftiende instelling. Hoe moet zo’n meisje zich ooit veilig en gezien gaan voelen? Na een jaar wordt ze toch weer “weggedaan”.’

‘Laat merken dat je hebt geluisterd, kom op iets terug’
John Doe

Wat helpt zijn volgens Reijns kleine gebaren. 'Een kaartje op de verjaardag, vragen hoe een toets is gegaan, interesse tonen in hoe het weekend is geweest, doorvragen op wat een kind vertelt. Laat ook merken dat je hebt geluisterd, kom op iets terug, laat zien dat je een week of twee weken later nog weet waar het de vorige keer over is gegaan. Het kind voelt dan dat je hem of haar niet bent vergeten.’ 

Het belang van steunfiguren

De vele wisselingen in de jeugdhulpverlening maken het netwerk van verwaarloosde kinderen extra belangrijk, vindt Reijns. ‘Opa’s of oma’s die kunnen bijspringen, lieve buren die willen ondersteunen, of een voetbaltrainer die extra aandacht heeft.’ 

Als buitenstaander kun je het emotioneel tekort niet voor honderd procent aanvullen, want je bent niet de ouder, dus de hechtingsfiguur, maar je kunt er wel voor zorgen dat je een veilige wereld naast die andere, onveilige wereld creëert.’ Van steunfiguren leren verwaarloosde kinderen: er zijn wel degelijk mensen die me zien staan. 


Ook andersoortige compensatie voor het gebrek aan zorg en aandacht in de primaire omgeving, kan helpen. Reijns geeft als voorbeeld het weekendgezin, waar deze kinderen in het beste geval wél de emotionele voeding krijgen die ze nodig hebben. Maar ze waarschuwt meteen: ‘Belangrijk is dat zo’n gezin weet wat er met het kind is gebeurd en hoe te handelen. Want verwaarloosde kinderen gaan vaak testen, proberen het contact kapot te maken  ̶  op zoek naar die bevestiging: ook jij wil me niet. Je moet dan als gezin heel sterk in je schoenen staan om niet al snel af te haken.’ 

Oprechte aandacht

Hét recept tegen schade na verwaarlozing bestaat niet, maar er is wel een sleutel die altijd past: oprechte aandacht. Reijns: ‘Gezien worden in je behoeften en in wat belangrijk voor je is, helpt deze kinderen om het evenwicht in hun bestaan terug te krijgen. Hoe jong of hoe oud ze ook zijn: aandacht is altijd helpend.’ 

‘Zie ze, hoor ze en laat weten dat je er voor ze bent’
John Doe

Aandacht is er vaak wel voor kinderen met een bijzonder talent, in de sport bijvoorbeeld. Kun je iets uitzonderlijks, dan word je uiteindelijk wel gezien. Denk aan Karin Bloemen, die als kind werd verwaarloosd en misbruikt. Zij heeft een uitzonderlijk talent en wordt daarin gekend en gezien. Dat helpt enigszins. Maar niet ieder verwaarloosd kind heeft natuurlijk zo’n talent. 'Daarom: zie ze, hoor ze en laat weten dat je er voor ze bent. Dat er iemand is die hun wél de moeite waard vindt, is goud waard voor deze kinderen. Alles draait om betekenisgeving.’ 

Wat kun je concreet doen voor een verwaarloosd kind?

Competenties oefenen

Veel verwaarloosde kinderen lopen achter in hun ontwikkeling. Je kunt ze heel gericht ondersteunen door met ze te werken aan hun competenties.

  • Praten. Er zijn kinderen die nooit goed hebben leren praten doordat er niemand tegen ze sprak. Lees voor, babbel met ze, oefen woordjes.
  • Motoriek. Vaak loopt de motoriek van verwaarloosde kinderen achter. Omdat ze bijvoorbeeld altijd maar in de box werden gezet en er niemand met ze speelde. Doe spelletjes waarbij motoriek nodig is, zoals rollen met een bal, maak korte wandelingetjes, ga kleuren (fijne motoriek).
  • Concentratie. Verwaarloosde kinderen hebben nooit geoefend met aandacht. Dit maakt dat ze zich vaak slecht kunnen concentreren. Maak een puzzel of doe spelletjes waarbij de aandacht nodig is. 

Een veilige wereld creëren

  • Zorg ervoor dat het kind weet dat het bij jou terechtkan. Spreek dit heel duidelijk uit.
  • Zie het kind, benoem positieve dingen, geef complimenten.
  • Ondersteun heel praktisch, door bijvoorbeeld een boterham voor het kind te smeren.
  • Veroordeel de ouders niet tegenover het kind.
  • Probeer verwaarlozing bespreekbaar te maken met de ouders, en kondig dit aan bij het kind. ‘Was er vandaag geen eten bij jullie thuis? Ik ga even met je ouders praten. Wil je erbij zijn?’ Het kind weet dan: hij of zij kijkt ook of ze mijn mama kan helpen. 
  • Dé grote angst van verwaarloosde kinderen is dat ze uit huis worden geplaatst. Houd daar rekening mee in wat je doet en wat je zegt. Neem het kind mee in je gedachtegang, wees transparant in waar je aan denkt en wat je van plan bent te gaan doen. ‘Ik wil hierover graag met je mama in gesprek, vind je dat goed?’ Een verwaarloosd kind moet nooit voor verrassingen komen te staan.
  • Win advies in bij Veilig Thuis en doe zo nodig een melding. 
  • Stel niet uit, wacht niet af, want hoe eerder kind en ouders geholpen worden bij het aangaan van een veilige hechtingsrelatie – en steunfiguren worden ingezet – hoe beter. 

Meer weten over hechting en vertrouwen opbouwen?

Lees het interview met orthopedagoog en gz-psycholoog Anneke Vinke uit  juni 2019.

Ervaringsverhaal

‘Ik wilde óók ouders die me knuffelden’

Ella (20) werd thuis emotioneel verwaarloosd en kampt nog steeds met de gevolgen daarvan. ‘Als ik "zeurde" om aandacht, zeiden ze: je hebt toch een iPad van ons gekregen?’

Auteur: Annemarie van Dijk

Leestijd: 3,5 minuten

Lees verder

‘Sinds mijn 18e ben ik het huis uit. Op mezelf wonen geeft meer lucht, maar ik kamp nog wel elke dag met de gevolgen van mijn jeugd. Lange tijd kon ik overleven door verstandelijk naar mijn situatie te kijken. Ik beredeneerde dat mijn ouders allebei niet uit een warm gezin komen. Ze hadden geen goed voorbeeld gekregen en konden dat dus ook niet aan mij doorgeven. 


Maar met alleen begrijpen waar hun houding vandaan komt, was ik er niet. Nu pas ben ik met de emotionele kant bezig. Erken ik dat ik slachtoffer ben van verwaarlozing. Dat ik daardoor moeite heb om een emotionele band met iemand op te bouwen. Dat ik de liefde die ik niet van mijn ouders krijg in mezelf moet zoeken. Maar wat is dat lastig!’ 

Zo kon het dus ook 

‘Als kind besefte ik niet dat het bij ons thuis anders was dan bij veel anderen. Tot ik op de basisschool regelmatig bij een vriendinnetje speelde. Zij had superleuke, heel betrokken ouders. Ze waren lief en zorgzaam voor haar, vroegen hoe het met haar ging en luisterden dan ook echt. Zo kon het dus ook. 

Bij ons thuis was het helemaal niet zo gezellig. Vooral mijn moeder was streng, ik moest het perfect doen op school anders zwaaide er wat. Steeds kreeg ik te horen dat het allemaal niet goed genoeg was. Ze sloeg me vaak, en hard. Als ik iets wilde vertellen, luisterden mijn ouders niet naar me. Ze waren weinig thuis en leken vooral met zichzelf bezig.

‘Er kwam een oppas als mijn ouders in het casino gingen gokken’
John Doe

Wel kreeg ik dure spullen, zoals een spelcomputer en een iPad. ’s Avonds had ik een oppas omdat mijn ouders in het casino gingen gokken. Ik denk dat ze een tijd serieus gokverslaafd zijn geweest. Als ik in hun ogen zeurde om aandacht, zeiden ze: je hebt toch een iPad van ons gekregen?’

Goed presteren

‘Dat het om emotionele verwaarlozing ging, wist ik toen natuurlijk nog niet. M|aar wel dat ik thuis liefde, warmte en aandacht miste. Ik wilde ook ouders die echt naar me luisterden. Die zeiden dat ze van me hielden. Die me knuffelden. In die tijd zat ik vol opgekropte woede en reageerde ik vaak agressief. Of ik was juist druk en hyper. Gelukkig hield ik van tekenen en muziek maken. Daar voelde ik me fijn bij.

Op de middelbare school ging het alleen maar slechter met me. Ik kreeg last van stemmingswisselingen, had vaak hoofdpijn of migraine. Ik dacht heel negatief over mezelf, maar leren kon ik wel goed. Daarom stortte ik me op mijn schoolwerk. Ik wilde zo goed mogelijk presteren. Op mijn 15e was ik al een soort van burn-out. 

‘Ik dacht: laten we ervoor zorgen dat wat bij mij thuis gebeurt binnenshuis blijft’
John Doe

Ik durfde niet met anderen over thuis te praten. Over de jeugdzorg had ik zo veel enge verhalen gehoord dat ik dacht: laten we ervoor zorgen dat wat bij mij thuis gebeurt binnenshuis blijft. Alleen met mijn beste vriend sprak ik erover. Na school wilde ik niet naar huis en dan bleef hij bij me om te praten.’

Coach op school

‘Mijn cijfers leden onder mijn thuissituatie en dat was wel het laatste wat ik wilde. Straks dachten ze op school dat ik mijn huiswerk niet deed en zou ik een niveau lager worden geplaatst. Uiteindelijk vertelde ik daarom aan mijn mentor dat het echt niet goed ging thuis. Ze reageerde begripvol. Ik kreeg een coach op school, dat was een docent met wie ik gesprekken voerde en bij wie ik altijd terechtkon. 

Later zorgde die coach ervoor dat ik naar een psycholoog kon. Eerst werd gesproken over een gezinscoach, maar dat zag ik totaal niet zitten. Dan zouden mijn ouders mooi weer gaan spelen en mij de schuld geven van alles. Toen ik thuis een keer zei dat ze mij helemaal niet kenden, zeiden mijn ouders dat ik respectloos naar hen was. Dat ik dankbaar moest zijn voor wat ik allemaal had.’ 

‘Bij een gezinscoach zouden mijn ouders mij de schuld geven van alles’ 
John Doe

Tools

‘Met de psycholoog klikte het. Van haar leerde ik dat ik de liefde van mijn ouders miste en ik me niet gezien voelde. Ook leerde ik wat ik nodig heb om me beter te voelen en gaf ze me tools om wat onafhankelijker te worden van mijn ouders. Met EMDR behandelde ze het trauma van de lichamelijke mishandeling door mijn moeder. Daar heb ik veel aan gehad. 


Mijn vorige vriend, met wie ik drie jaar een ongezonde relatie had, was thuis ook verwaarloosd. Nu heb ik een fijne vriend. Zijn moeder is het tegenovergestelde van mijn moeder: lief en zorgzaam. En hij leert me dat ik er mag zijn, dat ik me goed over mezelf mag voelen. Toch voel ik me bij vlagen depressief en vind ik mezelf accepteren moeilijk. Ik ben er nog niet.’

In de praktijk

6 professionals: ‘Zo bespreek ik verwaarlozing’

Hoe kaart je zo’n gevoelig onderwerp als verwaarlozing aan bij de ouders? 

Zes professionals uit het onderwijs en de (jeugd)zorg reageren op herkenbare situaties.

Auteur: Annette Wiesman  |  Fotografie: Lyn van Asperen, AdobeStock

Leestijd: 2 minuten per interview

Spoedeisendehulp-verpleegkundige
Geertruida van der Vliet

Spoedeisendehulp-verpleegkundige:

‘Ik probeer het kind ook apart te spreken’

De situatie: 

Een vader brengt zijn 10-jarige dochter met een voetbalblessure naar de spoedeisende hulp. Hoewel het meisje zichtbaar veel pijn heeft, besteedt haar vader nauwelijks aandacht aan haar. Wel zegt hij geïrriteerd tegen de arts: ‘Ze heeft ook altijd wat.’

Geertruida van der Vliet, SEH-verpleegkundige Sint Jansdal Harderwijk: ‘In zo’n geval heb ik mijn voelsprieten uitstaan. Vooral als vader niet troost, maar moppert. Ook als het meisje een brokkenpiloot is, is dat geen reden om haar niet te troosten. Ik probeer het gesprek met beiden aan te gaan. En ik let op de interactie tussen de twee. Kijkt de dochter naar haar vader en maakt zij contact, of zit ze in elkaar gebogen en staart voor zich uit?’

Kind en ouder apart

‘Als dat me niet geruststelt, onderzoek ik in overleg met de SEH-arts het kind helemaal. “Door de pijn in je enkel voel je misschien andere plekken niet goed, dus we willen toch even verder kijken.” 


Ik probeer het kind ook apart te spreken, bijvoorbeeld terwijl de SEH-arts de vader röntgenfoto’s laat zien. Aan het kind vraag ik hoe het thuis gaat. “Heb je broers, zussen, vriendjes?” Ik laat weten dat we kunnen helpen als er thuis problemen zijn.


Als de SEH-arts en ik een “niet pluis”-gevoel blijven houden, gaan we apart met de vader in gesprek. Dan zeggen we: “Goh, we maken ons een beetje zorgen, loopt het thuis wel? Kunnen we hulp bieden?” Ik raadpleeg in zo’n situatie graag de huisarts, maar in het weekend of ‘s avonds kan dat niet.’ 

Goed gesprek

‘Van alle vormen van kindermishandeling vind ik verwaarlozing de lastigste. Het is moeilijk aan te kaarten, omdat het moeilijk te bewijzen is. Daarom is het zo belangrijk om een goed gesprek te voeren, zonder wijzend vingertje. Vaders hebben vaak de neiging om het beeld intact te houden dat alles goed gaat, maar moeders breken weleens. Dan vertellen ze dat het inderdaad niet goed gaat, omdat hun partner bijvoorbeeld alcoholist is of omdat ze financiële problemen hebben.

Opvolging

‘Als SEH hebben we mensen natuurlijk maar heel kort over de vloer, dus we zijn afhankelijk van anderen voor de opvolging. Altijd, dus ook als er geen vermoeden van verwaarlozing is, adviseren we de huisarts om in de gaten te houden of het kind en zijn ouder nog wel bij ze langskomen voor een laatste controle.’

‘Als de ouders geen sjoege blijven geven, melden we bij Veilig Thuis’
John Doe

Ik vertel dan dat ik ze in contact kan brengen met instanties die graag willen helpen. Maar als de ouders geen sjoege geven en de vraagtekens blijven, melden we dat bij Veilig Thuis. Ook schrijven we een brief aan de huisarts, waarin we zeggen dat dit speelt.’

IB’er Rianne Reek 
& basisschooldirecteur Eefje Alessie

IB’er en basisschooldirecteur:

‘We zeggen wat we zien bij het kind’

De situatie:

De ouders van een meisje van 9 jaar laten zich elke keer bij een oudergesprek negatief over haar uit; volgens hen kan ze niet veel en luistert ze slecht. Het meisje is op school in zichzelf gekeerd en faalangstig.

Rianne Reek, IB’er basisschool De Alm: ‘Elk jaar heeft de leerkracht een kennismakingsgesprek en een welbevindingsgesprek met elke leerling en zijn ouders. Daarin komt aan de orde wat de leerling nodig heeft en hoe het met hem of haar gaat. Als de ouders zich in die gesprekken heel negatief over hun kind uitlaten, kan de leerkracht zeggen: “Vinden jullie het goed om een afspraak te maken om hier nog eens op terug te komen?” 


Een van de regels op onze school is dat we voorzichtig met elkaar omgaan, niet alleen kinderen onderling, maar ook leerkrachten en ouders. Dat is in dit geval een mooie kapstok voor een gesprek.’

Schoolmaatschappelijk werk

Eefje Alessie, directeur basisschool De Alm: ‘Rianne en ik zijn sparringpartners voor de leerkrachten. Een ervaren leerkracht zal soms zelf het initiatief nemen voor een gesprek met de ouders, anderen komen eerst naar ons. Dan doet een van ons het gesprek gezamenlijk met de leerkracht en de ouders.


In dit geval zouden we zeggen: “We zien dat jullie vrij negatief over je dochter zijn, hoe kunnen we helpen?” Als ze daarvoor openstaan, verwijzen we ze door naar schoolmaatschappelijk werk. Ingewikkelde gevallen bespreken we in het zorgoverleg met onder andere de GGD en het regionale samenwerkingsverband Plein013.’

Niks achter de rug om

Rianne: ‘Daarnaast vragen we de ouders of we hierover ook een gesprekje met hun kind mogen hebben, omdat elk verhaal twee kanten heeft. De leerling mag zelf kiezen met wie hij het liefst praat: de leerkracht, de schoolmaatschappelijk werker, die hij ook goed kent, of met mij als IB’er. Meestal weten de leerlingen donders goed wat ze willen. 

‘Als team weten we dat we altijd op elkaar kunnen steunen’
John Doe

Mijn belangrijkste tip is: open en transparant zijn. Doe nooit iets achter de rug van ouders om. En werk samen met je collega’s. Als schoolteam weten we dat we altijd op elkaar kunnen steunen. Als een leerkracht merkt dat een gesprek niet loopt, kan hij het afbreken en Eefje en mij erbij vragen. Of wij bellen na afloop met de ouders.’

Behoeften kind centraal

Eefje: ‘We komen dit soort situaties regelmatig tegen. Onze school staat in een wijk met veel uiteenlopende problemen. Dat doet niet alleen iets met ouders, maar ook met kinderen. 

Natuurlijk is het gesprek met ouders niet altijd makkelijk. Het helpt om de behoeften van het kind centraal te stellen. Dus niet de negativiteit van de ouders benoemen, maar wat je ziet bij het kind: dat het bijvoorbeeld in zichzelf gekeerd is of faalangstig. Zo kun je de ouders vaak toch meekrijgen. 

Het is zoals Rianne zegt: openheid is belangrijk. Dan kun je vaak stapjes zetten, zelfs al zijn het muizenstapjes. Uiteindelijk staan alle ouders open voor gesprekken over hun kind, is mijn ervaring.’

Praktijkopleider kraamzorg
Bertina Zaaijer

Praktijkopleider kraamzorg:

‘Soms regelen we een warme overdracht naar de jgz’

De situatie

Een kraamverzorgende merkt dat ouders hun pasgeboren baby nauwelijks aanraken en niet knuffelen. Moeder oogt afwezig en verricht de verzorgende handelingen afstandelijk en met weinig aandacht voor haar kind.

Bertina Zaaijer, praktijkopleider en zorgcoördinator bij Kraamzorg Betuwe & Gelderse Vallei: ‘Volgens de checklist Vroegsignalering in de kraamtijd moet je hier meteen mee aan de slag. Als de ouders geen aandacht aan hun baby geven, kan dat leiden tot hechtingsproblemen. Je probeert er als kraamverzorgende achter te komen waar het gedrag van de ouders vandaan komt. Misschien is de moeder getraumatiseerd, seksueel misbruikt, komt ze uit een ontwricht gezin of gebruikt ze medicatie.


Soms heeft de verloskundige ons, met medeweten van de moeder, al ingeseind tijdens de zwangerschap. Bijvoorbeeld vanwege de voorgeschiedenis van de moeder. De verloskundige heeft bijvoorbeeld gemerkt dat de aanstaande moeder aan haar baby refereert als “het ding” of “het”. 


In dat soort situaties belt de verloskundige zowel ons als de jeugdgezondheidszorg om een gezamenlijk prenataal huisbezoek af te spreken. Als ik van tevoren weet van zo’n situatie, stuur ik een ervaren kracht die er goed mee kan omgaan naar de kraamvrouw.’ 

Begeleidingsbezoek

‘Maar je kunt ook onverwacht met verwaarlozing geconfronteerd worden. Onlangs hoorde ik van een leerling-kraamverzorgende dat er in het gezin waar ze werkte geen binding was tussen moeder en kind, dus ging ik zelf langs voor een begeleidingsbezoek. De situatie was best heftig: de kraamvrouw zat passief in bed en had geen enkele interesse in haar baby. De situatie was al besproken met de partner van de kraamvrouw. 

‘Moeders die in de knel zitten, vinden het vaak een verademing als dat zwijgen doorbroken wordt’
John Doe

We hebben contact opgenomen met de verloskundige, de huisarts ingeschakeld en een plan opgesteld. Op de laatste kraamzorgdag is er een jgz-medewerker langsgekomen voor een mondelinge, warme overdracht van kraamzorg naar jgz, waar ook de ouders bij waren. 


In het gesprek met de ouders is het belangrijk om eerlijk te zijn, te benoemen wat je ziet. “Ik zie dat je je kindje niet knuffelt”, of:  “Ik zie je niet tegen je kindje praten, hoe komt dat?”. Objectief en niet verwijtend. Moeders die psychisch in de knel zitten, vinden het vaak een verademing als dat zwijgen doorbroken wordt. We maken zelden mee dat de moeder boos wordt als je dit bespreekbaar maakt, of dat ze de aangeboden zorg weigert.’ 

Unieke positie

‘Het ingewikkelde is dat verwaarlozing niet altijd duidelijk is. En wat je als verwaarlozing aanduidt, hangt bijvoorbeeld ook af van je eigen waarden en normen. Of je wel of niet aandacht besteedt aan een kinderverjaardag bijvoorbeeld, of hoe schoon een huis moet zijn.


Wij hebben als kraamverzorgenden een unieke positie, omdat we acht dagen lang een-op-een bij mensen thuis zorg verlenen en zien wat er werkelijk speelt. Ik zeg altijd tegen onze kraamverzorgenden: jij bent de eerste die problemen signaleert en kan doorgeven.’

Orthopedagoog-generalist
Miranda Velthuis

Orthopedagoog-generalist:  

‘De olifant in de kamer benoem ik meteen’

De situatie:

Een gescheiden vader die zijn kinderen (13 en 15 jaar) de helft van de week thuis heeft, vertelt dat hij door zijn verslaving soms niet beschikbaar is voor hen. De kinderen doen zelf boodschappen, maken hun eten klaar en moeten alles zelf uitzoeken.

Miranda Velthuis, regiebehandelaar team Kinderen van Ouders met verslavingsproblemen (KOV) en het team jeugd- en jongvolwassenen van Tactus Verslavingszorg: ‘We hebben ongeveer wekelijks een casus die lijkt op deze voorbeeldsituatie. We komen dan zeker in actie, omdat het gaat om minderjarige kinderen. In de eerste plaats vanwege hun welzijn op dat moment. Daarnaast wil je voorkomen dat zij later óók vastlopen vanwege psychische of verslavingsproblemen, iets waar zij door erfelijkheid een verhoogde kans op hebben.


In mijn rol als aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling word ik door collega’s die werken met volwassenen regelmatig geconsulteerd. Ik denk mee in casuïstiek, geef uitleg en sluit soms aan bij gesprekken met ouders over de kinderen.’ 

Goede vader of moeder

‘Mijn ervaring is dat bijna alle ouders het beste voorhebben met hun kind. Als je ouders kunt laten zeggen dat ze graag een goede vader of moeder willen zijn, heb je een begin. “Ik zie je stralen als je over je kinderen praat. In hoeverre lukt het om de ouder te zijn die je wilt zijn?” Betrokkenheid is de belangrijkste insteek, en uitleggen hoe dingen elkaar beïnvloeden: “Wanneer de opvoeding niet lekker loopt, ga je drinken, en dan word je uiteindelijk die onbetrouwbare ouder die je niet wilt zijn.” Vaak hebben ze zelf zo’n vader of moeder gehad en willen ze het patroon doorbreken.’

Verwaarlozing benoemen

‘We zijn er in de volwassen-ggz de laatste jaren steeds beter in geworden, maar nog steeds vinden we het moeilijk om ons met de kinderen “te bemoeien”. Vaak snijden behandelaars eerst vijf andere onderwerpen aan voor ze de olifant in de kamer benoemen. Het is beter om er meteen mee te beginnen. Als je het eenmaal met een cliënt over de kinderen gehad hebt, wordt het steeds makkelijker. Verder is het een kwestie van vragen stellen en niet oordelen. Het scheelt dat we daar in de verslavingszorg aan gewend zijn. 

‘We vragen of we thuis mogen langskomen om met de kinderen te praten’
John Doe

Aan een ouder die ervoor openstaat, vragen we of iemand van het KOV thuis mag langskomen om met de kinderen te praten. Als hij of zij niks wil, terwijl er signalen zijn dat de veiligheid van de kinderen niet geborgd is, doen we een melding bij Veilig Thuis. Dat is geen lichtvaardige stap, want de wachttijden bij Veilig Thuis zijn groot. We werken het liefst met de ouders aan commitment, met oog voor de veiligheid.’

Persoonlijke en pedagogische norm

‘Wij zien veel schrijnende gevallen. Een kinderverjaardag die wordt afgezegd omdat al het geld naar cocaïne gegaan is, ouders die hun kinderen niet steunen in spannende situaties of die constant negatief over hen praten. Dan scheelt het dat je met je team kunt bespreken: wat is onze persoonlijke norm?, wat de pedagogische norm?, en: waar moeten we écht iets mee?’

Jeugdarts
Annet Breed, JGZ Almere

Jeugdarts jgz:

‘Ik maak steeds opnieuw de gevolgen duidelijk’

De situatie:

Je constateert bij een peuter dat er een medische ingreep nodig is, bijvoorbeeld omdat er iets scheef groeit. De ouders weigeren; ze zeggen dat ze het niet nodig vinden. 

Annet Breed, jeugdarts JGZ Almere: ‘Ik vraag eerst waarom ze weigeren. Het kan zijn dat ze het eigen risico niet kunnen of willen betalen, of dat ze de ernst niet inzien of begrijpen. Of ze hebben zo veel aan hun hoofd dat ze dit er niet bij kunnen hebben: schulden, ruzies thuis of een kind met problemen. Al hun energie gaat daar in zitten. Als blijkt dat geld het probleem is, vraag ik het wijkteam wat er mogelijk is.


Maar ook als ouders instemmen met een behandeling, wil dat nog niet zeggen dat ze er iets mee doen. Daarom kijken we altijd of onze verwijzingen worden opgevolgd. Zoals bij baby’s met een mogelijke heupafwijking, heupdysplasie. Zij krijgen bij drie maanden een echo in het ziekenhuis. Dat volgen we nauwlettend. Soms moet ik een of twee keer nabellen en krijg ik te horen dat de ouders het vergeten zijn. Dan leg ik nogmaals uit waarom het belangrijk is. Uiteindelijk komt die echo er meestal wel.’ 

Druk opvoeren

‘Wanneer ouders ook na doorvragen een noodzakelijke behandeling weigeren, overleg ik met de huisarts. Daarvoor vraag ik eerst toestemming: “Ik wil graag met de huisarts overleggen. U wilt deze verwijzing niet, maar ik vind het heel belangrijk.” Vervolgens koppel ik de reactie van de huisarts terug naar de ouders. Zo wordt de druk opgevoerd. 

Sommige ouders bagatelliseren wat er aan de hand is. Dan probeer ik steeds opnieuw de gevolgen duidelijk te maken. Als ze bij hun weigering blijven, zeg ik dat dit een onveilige situatie voor hun kind is en dat ik moet melden bij Veilig Thuis. Dat heb ik nog maar zelden hoeven doen, gelukkig.’

‘Sommige ouders bagatelliseren wat er aan de hand is’
John Doe

Opvoedadviseur

‘Als ouders klagen over hun kind, dat het slecht luistert of te druk is, of als ze steeds onvriendelijk tegen hem zijn, dan vraag ik: “Klopt het dat u geïrriteerd bent?”. In het gesprek kan ik dan zo nodig voorstellen om de opvoedadviseur in te schakelen. Die kan vijf gratis gesprekken bieden. Ouders die thuis problemen hebben, vinden het bijna altijd fijn om hulp te krijgen. Soms blijkt er uiteindelijk ook iets met het kind te zijn, en dat voelt het voor hen als een erkenning dat het niet alleen aan hen ligt.’  

Vroeg signaleren

‘We zijn in onze organisatie getraind in gespreksvoering. Dat betekent open vragen stellen en proberen te voorkomen dat je in een strijd terechtkomt. Ook hebben we een paar methodieken om problemen vroeg te signaleren. Zo praten we met beginnende ouders over verschillende levensterreinen – relatie, financiën, werk – en brengen we huisbezoeken aan gezinnen die het moeilijk hebben. Zo kun je al vroeg bijsturen en dit soort situaties voor zijn.’

Leerkracht speciaal onderwijs
Karin ten Hoopen

Leerkracht speciaal onderwijs:

‘Als het mij te heftig wordt, neemt iemand anders het over’

De situatie: 

Een jongen van 11 jaar draagt altijd kleren die er vies uitzien en naar zweet stinken.

Karin ten Hoopen, leerkracht groep 8 van basisschool De Strandwacht, speciaal onderwijs: ‘Ja, dat komt weleens voor bij ons. Als het niet de eerste keer is dat een leerling stinkende kleren aanheeft, dan neemt de klassenassistent of ik het kind even apart op de gang en zegt: “Joh, je ruikt nogal naar zweet, heb je wel schone kleren aan?” 

Soms is dat zo, maar zit de geur gewoon te erg in de kleding en kunnen ze beter iets anders aandoen. In groep 8 zitten natuurlijk pre-pubers, daarom hebben we in de klas een deo staan. Daar wijs ik ze al op dag één op.’ 

Even bellen

‘Als de leerling het niet oppakt en het blijft gebeuren, dan bel ik de ouders en zeg ik: “Het valt ons op dat de kleren van je kind niet fijn ruiken, de hele klas ruikt ernaar.” Nee, dat vind ik niet lastig, we moeten veel lastiger gesprekken voeren dan dit. Ouders vinden het vaak alleen maar fijn dat je er even over belt en beloven dat ze erop zullen letten. Je moet ze wel in hun waarde laten en niet meteen gaan roepen: je moet beter voor je kind zorgen. Ik houd het heel concreet. Bijvoorbeeld: “Joh, je kind ziet er heel slecht uit, krijgt het wel genoeg slaap?”

‘Als er meer aan de hand is, overleg ik met de orthopedagoog of de schoolmaatschappelijk werker’
John Doe

Als ik door hun reactie of vanwege andere signalen denk dat er meer aan de hand is, bijvoorbeeld geldgebrek of gebrek aan hygiëne thuis, overleg ik met de orthopedagoog of de schoolmaatschappelijk werker. Die zijn beiden op school aanwezig, wat het laagdrempelig maakt. Als het mij te heftig wordt, is het handig dat ik iemand vanaf de zijlijn kan inschakelen om een gesprek met de ouders te voeren. Zij proberen de ouders weer op de rit te krijgen.’

Sowieso alert

‘Intussen blijven de klassenassistent en ik ook zelf in de gaten houden hoe het met de leerling gaat. We hebben een logboek waarin we dit soort dingen kunnen schrijven. En doordat we werken met kinderen die een stoornis hebben, zijn we sowieso alert op alle mogelijke signalen. Ik vind verwaarlozing echt onder kindermishandeling vallen: kinderen krijgen gewoon niet de zorg die ze nodig hebben.’ 

In de praktijk

‘Psycho-educatie over verwaarlozing is vaak niet genoeg’

Waarom je je kind niet moet slaan, is goed uit te leggen. Maar psycho-educatie over de nadelige effecten van verwaarlozing, is lastiger te verwoorden. ‘Ik krijg weleens te horen: “We hebben een tuin vol speelgoed, dan doen we het toch goed?”’

Auteur: Mariëlle van Bussel

Leestijd: 6,5 minuten

Ouders die hun baby urenlang in de slaapkamer laten huilen, terwijl ze zelf tv zitten te kijken. Want de baby heeft immers al een fles gehad en net een schone luier gekregen? 


Wanneer je als professional zo'n situatie tegenkomt en vermoedt dat er sprake is van verwaarlozing van een kind, kan psycho-educatie belangrijk zijn. Je bespreekt met ouders: wat is de situatie? Hoe is deze ontstaan? Wat kunnen de gevolgen zijn voor het kind? En wat werkt bij het verbeteren van de situatie? ‘De boodschap komt beter aan – zeker bij ouders met een verstandelijke beperking – als je in een rustig gesprek aangeeft dat een urenlang huilende baby jou als ouder iets wil zeggen,’ aldus Saskia Ramerman, jeugdbeschermer bij de William Schrikker Groep. ‘Ook al heeft hij zijn buikje vol en geen vieze luier. Het is belangrijk om dit te blijven herhalen, en dan maar hopen dat het uiteindelijk inslijt.’


Bij de cliënten die Ramerman onder haar hoede heeft, is in 90 procent van de gevallen sprake van emotionele verwaarlozing. ‘Ze houden ontzettend veel van hun kinderen, maar begrijpen niet hoe ze emotioneel voor hun kinderen moeten zorgen. Ik krijg weleens te horen: “We hebben een tuin vol speelgoed, dan doen we het toch goed?”’


Het ontbreekt deze ouders volgens Ramerman aan inzicht. ‘Zien wat de behoefte is van je kind en daarnaar handelen, is moeilijk voor hen. Je kunt ze veel leren, maar het is lastig om dit “natuurlijke inzicht” bij te brengen. Ik herhaal de boodschap vaak – “je kindje huilt nu, dus heeft het jouw nabijheid nodig” - maar soms is dat niet genoeg. Dan doe ik het voor. “Kijk, als je dit doet, wordt je kindje blij. Als je dat doet, gaat het huilen.” Ervaringsleren werkt het best bij ouders met een verstandelijke beperking.’

Patronen veranderen

Emotionele verwaarlozing komt in alle gelederen van de samenleving voor en kan allerlei oorzaken hebben, zoals het missen van opvoedvaardigheden, het zelf nooit geleerd hebben, een verstandelijke beperking of een cultuurverschil. Psycho-educatie moet dan ook aangepast worden aan de individuele situatie (zie kader). 


‘Psycho-educatie over emotionele verwaarlozing is lastig,’ vindt Elle Struijf, werkzaam bij het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ). En niet voldoende. ‘Ouders moeten ingesleten patronen veranderen, wat een weg van de lange adem is. Psycho-educatie is nogal cognitief, terwijl patronen veranderen pas lukt als je het dóét. Begeleiden, ondersteunen en bevestigen als het goed gaat. Zo verander je gedrag. Het gaat dus om inzicht geven én uitvoeren.’


Wie dat op welk moment zou moeten doen? Zowel Struijf als Ramerman pleiten ervoor om ter preventie tijdens de zwangerschap te beginnen. Struijf: ‘Het programma CenteringPregnancy vind ik een prachtig voorbeeld. In groepjes komen zwangere vrouwen samen, onder begeleiding van een professional delen ze met elkaar en leren ze van elkaar. Dat idee kun je doortrekken naar CenteringParenting. Ouders ontmoeten elkaar dan op het consultatiebureau, begeleid door bijvoorbeeld een jeugdverpleegkundige.’

Of er op dergelijke bijeenkomsten gesproken wordt over emotionele verwaarlozing? Struijf: ‘In eerste instantie komen er laagdrempelige onderwerpen aan bod. Geef jij je zoontje een kus voor het slapengaan? Wat doe je als je kind ’s nachts wakker wordt? In plaats van “jij doet het niet goed”, ligt de nadruk dan op “zo doe jij het, zo doe ik het”. Dus op de positieve kant van het ouderschap. Als de professional merkt dat het nodig is, snijdt die onderwerpen aan als hechting, stoom afblazen, praten met je kind en het bieden van emotionele veiligheid.’

Simpel en praktisch

De verstandelijk beperkte ouders met wie Ramerman werkt zijn de preventieve fase al voorbij. ‘Voor hen is psycho-educatie cruciaal,’ vertelt ze. ‘Hulpverleners die het dichtst bij het gezin staan, kunnen dit het beste oppakken. Want het begrip emotionele verwaarlozing uitleggen, is niet genoeg. Het is voor deze ouders lastig te vatten. “Je mag niet slaan” begrijpen ze wel, maar responsief op je kind reageren vergt andere, praktische uitleg. Het gaat dan niet over hechting en hechtingsproblemen, maar over het dochtertje dat letterlijk moet voelen dat jij er bent. Dus als ze huilt, pak jij haar op. Doe je dat niet, dan voelt ze zich alleen en verdrietig. “Hoe zou dat voor jou zijn als er niemand voor je is? Verschrikkelijk toch? Nou, dat voelt jouw kindje dan dus ook.”’


Ramerman gaat vooral uit van de ervaringen van de ouders zelf en plakt die vervolgens op de behoefte van het kind. Jij als volwassene vindt het niet fijn om alleen te zijn, je kind ook niet. Dat emotionele verwaarlozing effect kan hebben op bijvoorbeeld de hersenontwikkeling of het immuunsysteem, brengt zij niet ter sprake. ‘Dat vatten deze ouders niet. Ik beperk de gevolgen van emotionele verwaarlozing tot de kans op minder goed kunnen leren.’

Niet oordelen

Ook Struijf vermijdt een term als hechting. ‘Ik focus op de gevolgen voor de verdere ontwikkeling. Ik zeg dan bijvoorbeeld: “Als je kind zich niet veilig voelt, zal hij minder lekker spelen. En als hij minder speelt, leert hij zijn handjes en voetjes niet goed gebruiken.” Of: “Als jij altijd een zoentje geeft voor het slapengaan, en je vergeet dat doordat je net ruzie hebt gehad met je partner, dan vraagt je kind zich af wat het fout heeft gedaan. Het moet weten wat het aan je heeft.”’

‘Emotioneel beschikbaar’ is ook zo’n abstracte term die concreet gemaakt moet worden. Struijf geeft een voorbeeld: ‘Heb aandacht voor je kind, laat het met rust als het rust nodig heeft, en maak tijd en ruimte op het moment dat het jóu nodig heeft.’ 


Volgens Struijf is het in de gespreksvoering belangrijk om goed te kijken hoe de ouders reageren. Snappen ze wat je gezegd hebt? Kunnen ze invoelen wat je bedoelt? En van elk gesprek kun je leren: heb je misschien te veel informatie gegeven? ‘Het is ontzettend belangrijk om je gesprek aan te passen aan de mogelijkheden van de ouders, zonder te oordelen en zonder paternalistisch te zijn.’ 


Ramerman is het daarmee eens. ‘De ouders die ik begeleid zijn kwetsbaar, denken snel dat ze het niet goed doen. Ze zullen als eerste denken: ik ben een slechte moeder. Het is dus erg belangrijk om ze daarin te beschermen. Soms is de liefde voor hun kind het enige dat ze hebben. Als je dan zegt: “Dit kun jij niet”, haal je ze onderuit. Dat mag nooit gebeuren.’

24/7 begeleiding

Ondanks de inzet van gesprekstechnieken en materialen als folders, boekjes en filmpjes, komt het voor dat het ouders niet lukt te begrijpen waar emotionele verwaarlozing om draait. Zo heeft Ramerman een alleenstaande vader als cliënt die de zorg heeft voor zijn 3-jarige dochtertje. Hij houdt zielsveel van zijn kind, is zelfs afgekickt van drugs op het moment dat zijn voormalige partner zwanger bleek te zijn. Het meisje blijkt nergens gevaar te zien en overschrijdt alle grenzen. De ene keer heeft ze een gebroken sleutelbeen, de andere keer heeft ze iemand in het gezicht gespuugd. 

Ramerman: ‘Ik probeer vader al een half jaar uit te leggen dat zijn dochtertje regels nodig heeft. Want zonder regels komt ze in risicovolle situaties. Maar hij zegt dan: “Ik heb nou eenmaal een lomp kind, zo was ik vroeger ook. Ik heb 56 botbreuken en ben gewoon groot geworden. Dat wordt zij ook wel.” 

Ik krijg de boodschap er niet in, hij vindt dat ik moeilijk doe om niets. En dus hebben we samen met de vader besloten dat hij met zijn dochtertje drie maanden lang opgenomen wordt met 24/7 begeleiding. Hulpverleners lopen als het ware de hele dag met hem mee, en coachen hem op zijn opvoedvaardigheden. We hopen dat de boodschap beklijft als hulpverleners het gewenste gedrag voordoen.’


Wat gebeurt er als ouders het echt niet in zich hebben om op een verantwoorde manier hun kinderen op te voeden? Struijf: ‘Kijk samen met de ouders naar wat dan wél mogelijk is. Wie weet heeft een schoonzus wel de vaardigheden en kan zij drie dagen per week het kind opvoeden. Er zijn geen standaardoplossingen voor, maar een onorthodoxe oplossing als deze kan wel soelaas bieden.’

Andere doelgroepen

Psycho-educatie vergt voor verschillende doelgroepen een specifieke benadering. Dat geldt onder andere voor migrantenouders. Struijf: ‘Het is belangrijk om respect te hebben voor de andere cultuur. Als wij het hebben over emotionele verwaarlozing, kan dat in een andere cultuur helemaal niet aan de orde zijn. Wij vinden het bijvoorbeeld niet oké als jonge kinderen tot ’s avonds laat op straat zijn, in een andere cultuur is dat misschien normaal.’


Ongeletterde ouders zullen weinig opsteken van groepsbijeenkomsten of informatieve brochures. Struijf wijst op het gebruik van strips, cartoons en tekenfilmpjes, en uiteraard persoonlijk contact. Het liefst steeds met dezelfde hulpverlener. 


Hoogopgeleide ouders willen vaak geen advies, maar komen zelf met vragen. Struijf: ‘Het is een valkuil om met deze ouders over onderwerpen als de hersenontwikkeling van hun kind te beginnen. Ze lezen boeken over opvoeden, speuren internet af. Dat weten ze allemaal wel. Maar wat ze vaak missen, is de capaciteit om er emotioneel voor hun kind te zijn. Dát moeten ze leren: spelen, lachen, bezig zijn met hun kind.’

Meer informatie

Bij CenteringPregnancy en Centering parenting krijgen zwangeren en ouders zorg en voorlichting in groepen. 


Boeken, strips, cartoons en tekenfilmpjes die je kunt gebruiken bij psycho-educatie:

  • Kijk op de website van Pharos 
  • Het programma VoorZorg biedt ook een scala aan ondersteuningsmaterialen, o.a. Opstapje VoorZorg (gebaseerd op Opstapje); een handboek om samen met de cliënten te leren om met een kind te spelen, zich in te leven en te communiceren: www.voorzorg.info
  • Kijk samen met de ouders naar welk onderwerp/thema je zou willen bespreken, en zoek op Internet: Youtube biedt een scala van filmpjes en tekenfilmpjes.
  • Ook prentenboeken voor jonge kinderen kunnen heel laagdrempelig ‘moeilijke’ thema’s behandelen: lees samen met de ouders voor aan de kinderen (kan altijd) en bespreek dan het thema. 

BN’er aan het woord

Topmodel Maxime van der Heijden ging van pleeggezin naar pleeggezin 

Haar moeder had borderline, haar vader zat in de financiële problemen. Daardoor kwam Maxime van der Heijden (28) keer op keer in een pleeggezin terecht. Op haar 16e werd ze fotomodel. ‘Ik wilde zo snel mogelijk mijn eigen zaakjes op orde krijgen.’

Auteur: Deborah Ligtenberg

Leestijd: 5 minuten

Maxime van der Heijden (1991) was topmodel en reisde de hele wereld rond. Tegenwoordig woont ze in Lissabon, waar ze als marketingspecialist voor Facebook werkt. Maxime heeft een eigen productiebedrijf, Spaceshuttle Productions, waarmee ze zich inzet voor goede doelen, zoals eerder #CareForKids, een project voor Het Vergeten Kind. Hiermee wilde ze kinderen die net als zij in pleeggezinnen opgroeien, een hart onder de riem steken. Ze aanmoedigen om kansen te grijpen, zodat ze een mooie toekomst tegemoet gaan.  

‘Verwaarlozing. Ik vind het een heel heftig woord om op mijn ouders te plakken. Elke ouder heeft het plan om het beste te gaan doen voor zijn of haar kind. Als dingen gewoon goed waren gegaan, hadden zij mij de wereld gegeven. Verwaarlozing betekent voor mij dat een kind niet wordt gewassen en te eten krijgt. Dat was bij ons niet aan de hand. Als verwaarlozing ook staat voor gebrek aan aandacht, dan is dat wel op mij van toepassing. 


Mijn moeder kon er door haar alcoholisme en borderline niet voor mij zijn. Mijn vader had financiële problemen, waar veel aandacht naartoe ging. De hulpverleners die voor mij moesten zorgen, volgden stappenplannen en luisterden niet naar wat ik wilde en wat ik zei nodig te hebben. Zoals een vast pleeggezin waar ik liefde kreeg en waar veiligheid was. En dan af en toe bij mijn ouders logeren.

‘Ik werd een stil en verlegen meisje’
John Doe

Van mijn 10e tot mijn 16e heb ik het kunstje een keer of tien moeten doen: wennen aan een nieuw gezin, steeds weer afscheid nemen en opnieuw beginnen. Eigenlijk was het een onmogelijke situatie. Ik werd een stil en verlegen meisje.’

Koken en shoppen

‘Ik was 4 toen mijn ouders uit elkaar gingen. Mijn vader nam mij onder zijn hoede en bracht mij om het weekend naar mijn moeder. Vaak was ze zo dronken dat hij me weer meenam. Mijn vader werkte keihard om het allemaal goed te doen, maar toen ik 10 was ging het zakelijk mis waardoor hij het financieel niet meer redde.

We werden ons huis uitgezet en ik moest naar een pleeggezin. Steeds voor een periode van een half jaar, waarin mijn vader dan moest zien een huis te huren en de boel op orde te krijgen. Zo’n huis was altijd te duur. Door tekortschieten van jeugdzorg kwam hij niet aan een sociale huurwoning, waardoor er altijd een moment kwam dat we weer met onze spulletjes op straat stonden en ik opnieuw naar een pleeggezin moest. Het is voor hulpverlening verplicht om een ouder hierin te begeleiden, maar dat gebeurde gewoon niet. 


De pleeggezinnen deden altijd tijdelijke opvang, waardoor ik na elk half jaar of naar mijn vader, of naar een ander gezin ging. Soms was het er fijn, maar er waren ook mensen die het echt voor het geld deden.


Veiligheid? Die zocht ik bij vriendinnen, die stuk voor stuk lieve ouders hadden bij wie ik altijd terecht kon. Of op school, waar leraren wisten wat er aan de hand was en me telkens lieten overgaan. Ook als ik slechte cijfers had. 

‘Een kennis leerde me om voor mezelf te zorgen’
John Doe

De ouders van een vriendin van mij hadden een vriend die zich zo nu en dan over mij ontfermde. Hij leerde me koken, ging met me shoppen en vertelde me hoe je financieel je zaakjes regelt. Dat laatste was heel belangrijk. Ik wilde voor mezelf kunnen zorgen en had al heel jong drie baantjes. Zelf de boel op orde hebben, dat was mijn houvast.’

Alles afgenomen

‘Telkens met je spulletjes onder je arm in een vreemde kamer, in een vreemd gezin te worden gezet, is alles behalve ideaal voor een kind. Ik was op mijn hoede en vond het moeilijk om me in een nieuw pleeggezin te hechten. Ik wist dat ik toch weer weg moest. 

Als keer op keer alles van je wordt afgenomen en je tot op het bot op jezelf wordt teruggeworpen, kom je bij je essentie. Ik had alleen mezelf. Ik heb altijd een soort stem in me gehad die me vertelde wat ik moest doen, die me leidde en ervoor zorgde dat ik bleef knokken om er iets goed van te maken. Ik ben ontzettend blij dat ik daarmee gezegend ben. Daardoor is het goed met me gekomen. 

‘Een soort stem in me zorgde ervoor dat ik bleef knokken’
John Doe

Het ging niet helemaal vanzelf, want op mijn 19e stortte ik in. Ik wist niet hoe ik verder moest. Therapie heeft me daarbij geholpen. Het is heel fijn om je problemen ergens neer te leggen, dat iemand met je meedenkt en oplossingen aandraagt. 

Nog steeds doe ik nog weleens een therapie-ding. Ik wil heel graag kindjes, maar die wil ik niet de last van mijn jeugd op hun schouders leggen, zoals mijn moeder bij mij deed. Daarom wil ik al mijn mentale dingen eerst opruimen. 

‘Nu is mijn vader mijn beste vriend, we spreken elkaar elke dag’
John Doe

Het contact met mijn moeder is nooit echt goed gekomen. Zij overleed toen ik al op mezelf woonde. Door haar ziekte en alcoholisme was er de laatste vijf jaar van haar leven weinig contact. 

Op mijn vader ben ik heel erg boos geweest, ik vond dat hij mij in de steek had gelaten. We hebben veel samen gepraat over wat er is gebeurd, het is voor ons allebei een vreselijke tijd geweest. Door dat praten is nu het goed tussen ons. Het is een heel mooi mens, vol spijt. Hij heeft erkend dat hij tekort is geschoten. Nu is mijn vader mijn beste vriend, we spreken elkaar elke dag.’

Stralende blik

‘Er is inmiddels veel liefde in mijn leven. Van mensen voor mij en andersom. Maar ik ben heel lang niet gelukkig geweest. Als je zolang weinig aandacht hebt gehad, doet dat wat met je. Ik had een ontzettende drive om voor mezelf te zorgen, waardoor ik vergat te genieten. Ook van mijn modellenwerk. Als in een studio allerlei mensen om me heen hysterisch liepen te doen, voelde ik me vaak leeg. Wat betekende mijn werk nou voor een ander? 

‘Door écht te vragen hoe het gaat, kun je veel betekenen voor een ander’
John Doe

Ik wil graag iets doen om mensen te helpen waar nodig, echt iets te betekenen voor de wereld. Ik heb er een antenne voor als mensen verwaarloosd worden door anderen. Alleen maar door te vragen, écht te vragen hoe het gaat en te willen luisteren naar het antwoord, kun je veel betekenen voor een ander. 


Dus stel ik die vraag als ik voel dat het nodig is. Soms leidt het tot een stralende blik, soms tot een mooi gesprek. Er zijn genoeg momenten geweest waarop ik dacht dat ik er maar beter niet kon zijn. Dat het nu zo goed met me gaat en ik iets voor anderen kan betekenen, is een fantastisch gevoel.’

Maxime’s tip aan professionele hulpverleners

‘Kinderen vanaf een jaar of 6 kunnen vaak al heel goed verwoorden wat belangrijk voor ze is en wat ze nodig hebben. Vraag daarom aan een kind wat híj of zíj wil en onderzoek of het mogelijk is. Ik weet van de tekorten in de jeugdzorg en dat de werkdruk hoog is. Maar toch: ga niet zomaar van afspraak naar afspraak en probeer knopen door te hakken en oplossingen te zoeken. Met jouw vuur en power kun je het verschil maken voor een kind.’

Over Augeo

Augeo Foundation wil dat kinderen met liefde en in veiligheid opgroeien. Daarom versterken we professionals, beleidsmakers en vrijwilligers om kindermishandeling en huiselijk geweld zo snel en doeltreffend mogelijk aan te pakken.


Met online scholing en ervaringen van de Jongerentaskforce versterken we professionals. We organiseren steun voor kinderen, en doen samen met gemeenten onderzoek naar de aanpak van kindermishandeling. 


Samen geven we kindermishandeling geen toekomst.

Aan dit nummer werkten mee:

  • Hoofdredacteur en coördinatie: Edith Geurts 
  • Teksten: Mariëlle van Bussel, Annemarie van Dijk, Ditty Eimers, Edith Geurts, Deborah Ligtenberg, Annet Reusink, Ellen de Ruiter, Annette Wiesman
  • Beeld: Hüsne Afsar, Elizabeth Wattimena, AdobeStock, Shutterstock.
  • Eindredactie: Hanneke Karssen 
  • Ontwerp en opmaak: NR Grafisch Ontwerp 
  • Uitgever: Augeo Foundation

De kinderen op de foto’s zijn modellen, tenzij anders vermeld.

Augeo Magazine

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm