Augeo Magazine

Editie 20 - oktober 2020

Interviews vol inzichten

Sommige verhalen over de aanpak van kindermishandeling moet je vaker lezen om de betekenis ervan helemaal te kunnen doorgronden. Daarom lees je in deze editie acht interviews die we eerder publiceerden, maar die zo belangrijk zijn dat we ze nogmaals onder je aandacht willen brengen - aangevuld met up-to-date informatie.

Inhoud

Voorwoord

Acht kersen op de taart

•••• 1 ••••

Bruce Perry

‘Kinderen hebben meer aan hun netwerk dan aan een therapeut’

•••• 2 ••••

Herman Baartman

‘Ouderschap: it's a hell of a job’

•••• 3 ••••

Anneke Vinke

‘Kinderen die mishandeld zijn, hebben een kalm brein nodig’

•••• 4 ••••

Nadine Burke Harris

‘Jeugdtrauma’s hebben een rampzalig effect op de gezondheid’

•••• 5 ••••

Peter Adriaenssens

‘Wie met een kind praat, draagt een rugzak vol verwachtingen’

•••• 6 ••••

Martin Finkel

‘Seksueel misbruikte kinderen moeten hun verhaal bij je kwijt kunnen’

•••• 7 ••••

Elisabeth en David Carney-Haworth

‘Kinderen die thuis geweld meemaken verdienen steun op school’

•••• 8 ••••

Bas van Hout

‘We waren gewend aan bedorven voedsel’

•••• 9 ••••

Over Augeo

Samen geven we kindermishandeling geen toekomst

•••• 10 ••••

Voorwoord

Edith Geurts

Hoofdredacteur 

Augeo Magazine

Leestijd: 1,5 minuut

Acht kersen op de taart 

In de jaren dat Augeo Magazine verschijnt, hebben we al heel wat boeiende interviews gepubliceerd. Zelf blader ik regelmatig online terug in eerdere edities en lees ik artikelen met hernieuwde interesse. 

Het verhaal over de invloed van ingrijpende jeugdervaringen (ACE’s) is daar een voorbeeld van. Ik weet nog dat ik voor het eerst over ‘het ACE-onderzoek’ hoorde, waarin dr. Felitti en dr. Anda een link legden tussen verschillende ingrijpende jeugdervaringen en een verhoogde kans op psychische, maar ook lichamelijke gezondheidsklachten later in het leven. Door dat onderzoek drong het besef tot me door dat mensen niet alleen – vaak ongezonde – manieren vinden om met de pijn om te gaan, maar dat de ervaringen zelf ook processen in hun lichaam, brein en psyche in gang zetten die ze letterlijk ziek kunnen maken.

Hoe brengen professionals de inzichten van experts in de praktijk? 
John Doe

Journalist Ditty Eimers sprak vorig jaar met de Amerikaanse kinderarts Nadine Burke Harris. Op de vraag wat het ACE-onderzoek voor haar heeft betekend, antwoordt Burke Harris: ‘Ik was zo opgewonden dat ik nachten niet kon slapen. Omdat ik zo veel herkende: elke dag zag ik in de kliniek dat patiëntjes met ACE’s meer gezondheidsklachten hadden.’


Nog lang niet iedere professional staat stil bij de effecten van ingrijpende jeugdervaringen. 25 Jaar na dato heeft het verhaal over ACE’s zich bovendien verder ontwikkeld en heeft de praktijk er nieuwe betekenissen en inzichten aan toegevoegd. Alle reden dus om het te updaten en opnieuw te vertellen.

Behalve het interview met Burke Harris hebben we nog zeven andere belangwekkende interviews geselecteerd en verrijkt met informatie. Zo vertelt een vrijwilliger van de Kindertelefoon welke inzichten van kinder- en jeugdpsychiater Peter Adriaenssens haar verder hebben geholpen. En stelden we orthopedagoog en gz-psycholoog Anneke Vinke aanvullende vragen over de invloed van hechtingsproblemen bij ouders.


Dat ik voor dit magazine deze belangwekkende mensen mocht laten interviewen, is voor mij de kers op de taart. Ik hoop dat jij hun verhalen met net zoveel interesse zult lezen als ik deed en er profijt van zult hebben in je werk met kinderen en volwassenen.

Dr. Bruce D. Perry is kinder- en jeugdpsychiater, Senior Fellow bij de ChildTrauma Academy en adjunct professor Psychiatry and Behavioral Sciences aan de Feinberg School of Medicine in Chicago, Illinois.

Hij is auteur van De jongen die opgroeide als een hond en Het liefdevolle brein, naast meer dan honderd wetenschappelijke publicaties. Ook is hij internationaal bekend als expert op het gebied van trauma en verwaarlozing bij kinderen en jeugdigen. Op basis van neurobiologische inzichten ontwikkelde hij het Neurosequential Model of Therapeutics (NMT).


De gedachte dat kinderen van zichzelf veerkrachtig genoeg zijn om akelige gebeurtenissen te boven te komen, is hardnekkig. ‘Maar het is volslagen nonsens,’ zegt Bruce Perry, grondlegger van de ChildTrauma Academy in Houston, Texas. De afgelopen dertig jaar heeft de internationaal vermaard kinderpsychiater duizenden getraumatiseerde kinderen gezien. Over de meest gangbare therapieën is hij somber. ‘Daar knappen kinderen meestal niet van op.’ Maar er is volgens hem altijd hoop voor kinderen bij wie het stresssysteem chronisch overgevoelig is door verwaarlozing of mishandeling. Als een paar betrokken volwassenen om hen heen maar de goede dingen doen. Geduld, voorspelbaarheid, liefdevolle zorg en een kind echt zien en aanmoedigen, dáár draait het om, zegt hij. ‘Zo kun je ervoor zorgen dat hun hersenen weer een beetje anders geprogrammeerd worden.’


Waarom richt je je steeds meer op het sociale netwerk van getraumatiseerde kinderen? 

‘Omdat steeds weer blijkt dat steun van de naaste omgeving een buffer kan zijn tegen de gevolgen van kindermishandeling. Dat heeft alles te maken met veerkracht, dus het vermogen om met tegenslag om te gaan. Een kind bouwt veerkracht op door kleine, overzichtelijke uitdagingen aan te gaan: nieuwe woordjes leren op school, voor het eerst een koprol oefenen...


Een andere belangrijke voorwaarde voor veerkracht ontwikkelen is dat je je verbonden en gesteund voelt door mensen in je omgeving. Veerkracht is een fantastisch reddingsvest waarmee je traumatische ervaringen goed kunt overleven.’


Kunnen kinderen die langdurig mishandeld zijn ook veerkracht ontwikkelen?

‘Doordat zij te veel nare ervaringen hebben gehad, is hun stresssysteem vaak overactief geworden. Dan kunnen kleine, spannende dingen al leiden tot extreme reacties. Een kind met een overactief stresssysteem kan bijvoorbeeld al op tilt slaan als het een voorleesbeurt krijgt. Maar het mooie is dat mensen in de omgeving dat kind kunnen helpen om te kalmeren en weer vertrouwen te krijgen in zichzelf. Ook als de eigen ouders daar niet toe in staat zijn. Zo kan een getraumatiseerd kind toch veerkracht ontwikkelen.’

Hoe kun je veerkracht stimuleren bij een getraumatiseerd kind? 

Bij deze kinderen voeren de onderste delen van het brein, waar de primitieve overlevingsfuncties zich bevinden, steeds de boventoon. Omdat hun hersenen in de overlevingsstand staan, hebben ze nauwelijks grip op hun emoties, gedrag en gedachten. Als je hun veerkracht wilt stimuleren door ze iets te laten doen wat ze spannend vinden, heeft het weinig zin om op ze in te praten. Je moet er eerst voor zorgen dat ze zich kalm en veilig voelen en uit de overlevingsstand komen.

‘Pas als een kind vertrouwen in je krijgt, is het in staat om een redelijk gesprek te voeren’
John Doe

Dat kun je bijvoorbeeld doen door samen te wandelen of te rennen, te zwemmen, muziek te beluisteren, een massage te geven. Als ze rustiger worden, staan deze kinderen meer open om contact met je te maken. Dat kan door ze met veel geduld en empathie uit te nodigen om hun gevoelens te tonen. Pas als dat contact er is en ze vertrouwen in je krijgen, zijn ze in staat om een redelijk gesprek te voeren en na te denken over hun eigen gedrag. En uiteindelijk toch iets te doen, wat ze voorheen niet durfden.’

Een kind van 10 heeft vast een andere benadering nodig dan een kind van 3. 

‘Zeker, en bij deze kinderen is het ook nog eens ingewikkelder inschatten wat de beste benadering is doordat traumatische ervaringen de normale ontwikkeling verstoren. Een kind van 10 kan sociale vaardigheden hebben op het niveau van een 2-jarige, en een cognitief niveau van een kind van 8. Als leerkracht, oma of sportcoach moet je oog hebben voor hoe een kind op verschillende terreinen functioneert en je gedrag en verwachtingen daarop afstemmen.’

Kunnen niet-professionals die ontwikkelingsniveaus wel inschatten?  

‘Als je een kind goed kent, kom je een eind door goed te kijken. Verder onderzoek kan natuurlijk ook helpen. Als een kind bij ons traumacentrum in behandeling komt, maken we een profiel van zijn hersenontwikkeling en andere aspecten van zijn ontwikkeling. Voor mensen in het sociale netwerk maken we een eenvoudiger versie, zodat zij weten: dit kan het kind aan, en dit heeft het nodig. We geven ook voorlichting over trauma’s. Ik hoor vaak dat die informatie het contact makkelijker maakt doordat het de omgeving helpt om niet te veel van een kind te verwachten.’

Kan therapie een getraumatiseerd kind niet helpen? 

‘In de Verenigde Staten wordt bij deze kinderen vooral cognitieve gedragstherapie toegepast. Die is gericht op het bovenste deel van het brein, terwijl bij kinderen met trauma’s de lagere delen van het brein het meest zijn aangetast. Zoals gezegd zijn de hogere hersendelen vaak minder actief. Via cognitieve therapie kun je die lagere hersendelen uiteindelijk wel bereiken, maar dat duurt lang. Vaak veel langer dan het aantal therapiesessies dat wordt vergoed. Dus die behandelingen zijn inefficiënt.


Het effect van wat ik als therapeut in een uur per week ook met een kind doe, haalt het niet bij wat volwassenen in de directe omgeving teweeg kunnen brengen. Zij hebben veel vaker contact met een kind. In plaats van kinderen therapie te geven, kun je beter investeren in de volwassenen om hen heen.’

Hoe investeert jullie traumacentrum in het sociale netwerk rondom kinderen?

‘We richten ons vooral op het trainen van dat netwerk door kennis te verstrekken over de ontwikkelingsfase en het gedrag van het kind, zodat de omgeving het kan begrijpen. En we laten zien hoe het netwerk onderling contact kan houden. Als iedereen weet wat een kind nodig heeft en met elkaar communiceert over hoe het kind zich ontwikkelt, kun je veel bereiken.


Op een school waar we werkten waren zo’n zestig geweldsincidenten per jaar. Een jaar na de introductie van onze methode Neurosequential Model of Therapeutics was dat aantal gedaald tot vierentwintig en de schoolprestaties waren aanzienlijk verbeterd. Die trend zien we op alle scholen waar we actief zijn. Dat sterkt mij in de gedachte dat we geen nieuwe netwerken rond getraumatiseerde kinderen hoeven te bouwen. We kunnen ons voordeel doen met de systemen die er al zijn.’

Horen sport- en andere vrijetijdsclubs ook bij het sociale netwerk? 

‘Ja, die zijn enorm belangrijk. Het is hoog tijd dat sportclubs, scouting en andere clubs getraumatiseerde kinderen beter gaan begrijpen. Nu worden ze er vaak uitgegooid omdat ze het niet goed doen, zich “misdragen”. Net als op school. We trainen de sportcoaches, zodat ze zich realiseren dat deze kids worstelen met aan trauma gerelateerde problemen. In plaats van ze te straffen en te shamen, gaan de coaches door de training meer begripvol reageren.

‘Ergens bij horen telt misschien wel het meest voor ieder kind’
John Doe

Ik herinner me een meisje, dat meer dan vijf pleeggezinnen en acht scholen had gehad. Ze wist niet hoe ze contact moest maken en had geen vriendinnen. Uiteindelijk kwam ze in een pleeggezin dat haar begreep. Ze was goed in voetbal en haar coach wist hoe hij met haar moest omgaan. Na een jaar hoorde ze erbij in haar team. Ze bloeide helemaal op. Ergens bij horen, dat is wat misschien wel het meest telt, voor ieder kind.’

Waarom worden leeftijdgenoten dan niet vaker ingezet?

‘De omgeving is vaak bang om klasgenoten en vrienden te vragen om een kind te helpen. Begrijpelijk: hun invloed op beschadigde kinderen kan ook negatief zijn, bijvoorbeeld als ze het kind gaan pesten of uitsluiten. Maar als een getraumatiseerd kind omarmd wordt door leeftijdgenoten en onderdeel wordt van een groep, zou dat weleens een van de krachtigste mechanismes voor herstel kunnen zijn.’

Voor kinderen is school heel belangrijk. Hoe betrek je die erbij? 

‘Met ons team geven we regelmatig voorlichting aan schoolklassen. “Dit meisje had waarschijnlijk geen lieve mama en papa, waardoor ze niet weet hoe ze vrienden moet maken,” vertellen we bijvoorbeeld. Wat dan gebeurt is wonderbaarlijk: klasgenoten behandelen zo’n meisje niet langer als paria, maar werpen zich op als haar beschermers. Ik weet niet of dat goed is. Ik weet wel dat we meer onderzoek moeten doen naar de rol van leeftijdgenoten. Ik denk dat daar een enorm potentieel in zit.’

Je bent ook voor hulp aan de ouders van getraumatiseerde kinderen.

‘In de VS is een beweging die ervoor pleit om ouders, ook als zij hun kinderen mishandelen, bij de behandeling van hun kind te betrekken. Want zij hebben vaak zelf ook een geschiedenis van akelige jeugdervaringen. Ik vind dat we meer tegemoet moeten komen aan hun behoeften aan hulp bij het verwerken van hun trauma’s, maar ook bij verslavingen en dergelijke. Dus ouders helpen zodat zij hun kinderen kunnen helpen. Een van de problemen is dat de hulpverlening aan ouders en kinderen gescheiden georganiseerd is. Wat mij betreft zouden we kinderen en ouders in dezelfde instelling moeten behandelen.’

Reactie uit de praktijk

‘We laten kinderen oefenen met stress’

Gz-psycholoog Eveline Beerkens en speltherapeut/contextueel therapeut Dinco Verhelst ontwikkelden mede op basis van Bruce Perry’s inzichten de methode Griefelen. Daarmee leiden ze kinderen (2,5 tot 7 jaar) van spanning naar ontspanning, van een ontregeling naar een hernieuwd evenwicht.

Hoe passen jullie de inzichten van Bruce Perry toe in je werk? 

Verhelst: ‘Perry kijkt “achter” het gedrag van kinderen. Je komt niet met veerkracht op de wereld, die ontwikkel je in relatie met betrouwbare anderen. Een mishandeld of verwaarloosd kind maakt niet de hersenverbindingen aan die ervoor moeten zorgen dat het de wereld als betrouwbaar ervaart.


Het werk van Perry toont aan dat je daar iets aan kunt doen. Dat was wat we zochten toen we de Griefelmethode aan het ontwikkelen waren. We nemen kinderen mee in een verhaal waar ze van leren welke gewaarwordingen bij stressvolle situaties horen en we laten ze oefenen met vaardigheden om stress tegemoet te treden. Zo ervaren kinderen in een veilige situatie de stressrespons, waarna ze alsnog veerkracht opbouwen.’

Hebben jullie daar een voorbeeld van? 

Beerkens: ‘Laatst behandelde ik een jongetje van 6 met zindelijkheidsproblematiek. Hij was geboren met één hartkamer. De zwangerschap verliep daardoor stressvol en na de geboorte moest hij vaak geopereerd worden. Hij was zijn eerste levensjaar niet gewiegd, had geen borstvoeding gekregen en moest zijn ouders steeds missen.


Ik adviseerde de ouders om hem af en toe baby te laten zijn. Bijvoorbeeld door hem te wiegen, te schommelen en een massage te geven – adviezen gebaseerd op het model van Perry. Na drie weken mailde zijn moeder dat het veel beter ging. Haar zoontje was al tien dagen zindelijk, voor het eerst in zijn leven. Hij kwam nu een paar keer per dag zelf vragen of hij even baby mocht zijn.’

Hoe betrekken jullie ouders nog meer? 

Beerkens: ‘Ouders zijn belangrijk omdat ze hun kind kunnen ondersteunen bij het ontwikkelen van veerkracht. Onze boodschap aan hen is: je hoeft geen grootse dingen met je kind te doen. Maak samen plezier: ga schommelen, bouw een zandkasteel, klieder met scheerschuim.

‘Ouders hoeven het niet alleen te doen’
John Doe

Ouders hoeven het niet alleen te doen, ze mogen hun netwerk gebruiken: de pedagogisch medewerker van het kinderdagverblijf, de leerkracht, de voetbalcoach. Zo maakte ik mee dat een kind dat het eerste jaar compleet door zijn ouders was verwaarloosd zich beter ging ontwikkelen toen hij eens per week werd opgehaald door zijn opa en oma. Zij waren zijn buffer.’

Wat kunnen professionals doen voor kinderen met minder veerkracht?

Verhelst: ‘Besef hoe belangrijk de buffer is die je kunt zijn. Je hoeft niet te weten wat voor trauma het kind heeft, als je maar zorgt dat je eigen gedrag troost, warmte en geduld uitstraalt. Let op je mimiek en de toon van je stem. Schenk het kind een warme blik of geef het een aai over zijn bol.


Ga bij lastig gedrag uit van onvermogen bij het kind, niet van onwil. En ten slotte: het brein heeft veel herhaling nodig om de hersenverbindingen alsnog aan te leggen. Dus houd vol en heb vertrouwen dat het goed komt.’

Welke uitspraak uit het interview met Bruce Perry inspireerde jullie het meest?

Beerkens: ‘Dat het netwerk van het kind inzetten zo belangrijk is. De “wondertjes” gebeuren niet in de therapiekamer maar erbuiten. Als therapeut kun je niet op tegen oma, de sportcoach en de leerkracht.’


Verhelst: ‘En de hoop dat de hersenverbindingen van een kind ook later nog te leggen zijn, ondanks het meegemaakte trauma. Als je een kind maar geduld, voorspelbaarheid en liefdevolle, passende zorg biedt en je het kind echt ziet en aanmoedigt.’

Meer informatie

  • Op de website van Neurosequential Network is een serie webinars te zien waarin Bruce Perry vertelt over COVID-19 en de relatie met stress en trauma.
  • Amerikaanse studenten van New River College in Islington maakten deze video waarin ze rappen over de effecten van stress en trauma op het functioneren van het brein. Ze geven ook tips over hoe rustig te blijven in stressvolle situaties.

Bruce Perry:

‘Kinderen hebben meer aan hun netwerk dan aan een therapeut’

Wie getraumatiseerde kinderen écht wil helpen, moet investeren in hun naaste omgeving, zegt de Amerikaanse kinderpsychiater en hersenspecialist Bruce Perry. ‘Maak gebruik van bestaande netwerken rondom een kind.’

Waarom zou je dit interview lezen?

Aanbeveling van Ingrid ten Berge, directeur Expertisecentrum William Schrikker

Bruce Perry legt uit hoe een langdurige relatie met een voor het kind belangrijke volwassene bescherming kan bieden bij kindermishandeling. En waarom het sociale netwerk zo’n helende factor is. Het mooie is dat je geen professional hoeft te zijn om kinderen te helpen helen. Perry geeft concrete handvatten voor hoe je dit kunt doen.

Auteur: Ditty Eimers, Annemarie van Dijk

Leestijd: 6 + 2, 5 minuten

Herman Baartman:

‘Ouderschap: it's a hell of a job’

Als hoogleraar Preventie en Hulpverlening inzake Kindermishandeling heeft hij altijd aandacht gevraagd voor betere ondersteuning van ouders. ‘De samenleving gaat er onterecht vanuit dat ze het wel fixen.’ Welke rol ziet Herman Baartman voor professionals?

Waarom zou je dit interview lezen?

Aanbeveling van Redactielid Anneke Janssen

Het bevat zo veel wijsheid, waardigheid en inzicht over hoe complex het is om kinderen te begeleiden naar een zelfstandig leven. En hoe professionals ouders daarbij kunnen steunen. En Baartman laat zien dat de wetenschap dat ouders niet moedwillig verwaarlozen of mishandelen kan helpen bij het herstellen van de relaties.

Auteur: Marga Haagmans  |  Fotografie: Rick Huisinga

Leestijd: 7 + 3min

Professor dr. Herman Baartman was tot 2005 bijzonder hoogleraar Preventie en Hulpverlening inzake Kindermishandeling en directeur van het Amsterdams Centrum voor Kinderstudies aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Baartman publiceerde diverse boeken en artikelen over het voorkomen en aanpakken van kindermishandeling, zoals Opvoeden kan zeer doen (1996) en Kindermishandeling: de politiek een zorg (2005, samen met R. Bullens en J. Willems).

Wat is een adequate omschrijving van ouderschap?

‘Als een onvoorwaardelijk commitment van een volwassene aan een kind – met het oog op het welzijn van dat kind. En dat betekent dus dat het voorgoed is, voor altijd. Die verbintenis hangt niet af van kwaliteiten van een kind en ook niet van jouw eigen omstandigheden. Die is permanent en voorgoed, je bent als ouder altijd in charge.


Die ouder kan ook een stiefouder zijn, of een pleegouder. Mensen zeggen over ouderschap weleens dat het “onvoorwaardelijke liefde” is. Natuurlijk is er als regel ook liefde, maar de basis is de verantwoordelijkheid die er altijd is.’

‘Liefde en verantwoordelijkheid gaan samen, maar ze vallen niet samen’
John Doe

Dat klinkt best rationeel…

‘Dat ben ik niet met je eens. Liefde en verantwoordelijkheid gaan wel samen, maar ze vallen niet samen. Liefde kan soms maken dat je geneigd bent “ja” te zeggen, terwijl je verantwoordelijkheid maakt dat het beter is “nee” te zeggen. Stel, het lukt je niet om een klein kind ’s nachts te laten stoppen met huilen. Je komt keer op keer je bed uit en probeert het te troosten. Dat doe je niet alleen uit liefde, dat doe je uit zorg en een gevoel van verantwoordelijkheid. Op zo’n moment doe je wat je moet doen, terwijl je je misschien afvraagt: waar ben ik in vredesnaam aan begonnen? Je voelt je overvraagd, machteloos, hulpeloos en de liefde is misschien wel even weg.’

Wat is dan het verschil tussen ouderschap en opvoederschap? 

‘Ouders voeden kinderen op, maar ouderschap is meer dan dat, het is een manier van bestaan. Ook als ze niet of niet meer opvoeden zijn ze ouder. Ook anderen voeden kinderen op: leerkrachten, groepsleiders in de jeugdzorg, enzovoort. Maar hun verantwoordelijkheid is niet onvoorwaardelijk, zoals die van ouders. De hunne is beperkt, in aard en in tijd. Tussen beroepsopvoeders en het kind is er ook een bewuste match. Past het kind bij die juf, bij die groepsleider? Bij ouders is dat natuurlijk niet zo.


En er is nog een verschil: ouders ontlenen legitimiteit voor hun bemoeienis aan hun eigen commitment. Zij hebben de keuze gemaakt, werden ouder, weten zich verantwoordelijk en gáán voor hun kind. Terwijl beroepsopvoeders die legitimiteit, bevoegdheden en autoriteit van derden gedelegeerd krijgen, in principe van de ouders.’

Pleegouders en stiefouders lijken daar een beetje tussenin te vallen?

‘Ja, pleegouders en ook adoptieouders trekken niet zoals biologische ouders vanaf het begin met een kind op, maar ze zijn en weten zich voluit ouder, zeker als de pleegzorg in principe voorgoed is.  Tijdelijke pleegouders zijn “zo goed als ouder”, dus bijna-ouders, het lijkt er erg op.

‘Stiefouders willen bevestigd worden door hun omgeving en het kind’
John Doe

Stiefouderschap, dat is per definitie lastig. Je krijgt opeens kinderen over de vloer en hebt dan die verantwoordelijkheid die elke volwassene voor een kind heeft, maar dat maakt je nog geen ouder. Biologische ouders worden automatisch door de omgeving in die rol gezet en bevestigd. Stiefouders niet. Willen ze zichzelf al als ouder zien, dan is het belangrijk dat de omgeving en in het bijzonder het stiefkind hen in die rol bevestigt.’

Er wordt veel gesproken over ‘kwetsbaar ouderschap’. Wat vind je van die term?

‘Die zegt mij niet zoveel. Ouderschap is per definitie kwetsbaar en broos. We moeten als samenleving alle ouders koesteren, ze hebben allemaal steun nodig en begrip, compassie, solidariteit. Juist omdat ouderschap per definitie zo kwetsbaar is.


Voor ouders is niets zo belangrijk als: dat het lukt met de kinderen, dat het ze goed gaat. Dat zij het als ouders goed doen. Aan de andere kant voelen ouders allerlei beperkingen en onmogelijkheden. Sommigen omdat ze zelf een beroerde start hadden waardoor hun eigen verleden hen voor de voeten blijft lopen. En iedere ouder moet maar zien uit te vinden hoe het met zijn kind moet. Het is uitproberen, vallen en opstaan.

‘Alle ouders zijn risico-ouders. Iedereen loopt risico’
John Doe

De samenleving gaat er gemakshalve vanuit dat ouders het wel fixen. Zo van: goede ouders hebben geen steun nodig want die redden het wel. Alleen de kneuzen, de risico-ouders, die hebben steun nodig, lijkt de gedachte. Risico-ouders, dat is ook zo’n onzinnig begrip. Alle ouders zijn risico-ouders. Iedereen loopt risico.’

Je gaat je bijna afvragen waarom mensen eigenlijk ouders willen zijn.

‘Ouderschap kan fundamentele wensen vervullen. De wens om voor iemand van betekenis te zijn, om te beminnen en zelf bemind te worden. Maar aan die wensen is ook op een andere manier te voldoen. Het is uiteindelijk een irrationele, een niet goed te verantwoorden keuze. Het is een avontuur, een sprong in het diepe. Dat maakt het ook zo boeiend en zo broos.’

Maakt die behoefte aan beminnen en bemind worden ouders kwetsbaar? 

‘Ja, die behoefte brengt kwetsbaarheden met zich mee, waarin het eigen verleden kan doorklinken. De bekende Amerikaanse kinderarts Henry Kempe gaf een sprekend voorbeeld over een moeder die haar baby mishandelde. Ze vertelde dat ze zó lang op een kind had gewacht en als de baby huilde, betekende dat volgens de moeder dat het kind niet van haar hield en daarom sloeg ze haar.

‘Ouders die op hun tenen lopen krijgen kramp’
John Doe

Ouderschap kan ook op een andere manier gekleurd worden door het verleden van de ouders: ze zien het soms als een herkansing. Vooral als het ze zelf vroeger niet meezat: “Eindelijk iemand die om me geeft en om wie ik kan geven.” Waar ook weer een valkuil in zit. Vaak hoor je mensen die zelf tekort zijn gekomen in hun jeugd zeggen: “Ik zal een goede vader/moeder zijn.”


Maar met zulke hoog gespannen verwachtingen loop je al gauw op je tenen. Nou, dan krijg je kramp in je kuiten en dat gaat meestal mis. Ook de verwachtingen over het kind zijn dan vaak hooggespannen: “Eindelijk iemand die mij waardeert!” En daar zijn kinderen dus niet voor. Kinderen kunnen slechts in beperkte mate goedmaken wat ouders zelf tekortgekomen zijn.

‘Ouderschap betekent permanent dealen met die conflicting claims
John Doe

Ouderschap draait in het leven van alledag om conflicting claims, conflicten tussen je eigen behoeften en de behoeften van je kind. Bijvoorbeeld een conflict tussen rust willen en aandacht moeten geven. Ouderschap betekent permanent dealen met die conflicting claims. Meestal lukt dat redelijk, af en toe doe je het verkeerd en sommige ouders doen het heel vaak verkeerd en dan trekken de kinderen aan het kortste eind.


Onderkenning en afstemming van eigen behoeften en die van het kind is erg belangrijk. Doordat ouders zich verantwoordelijk weten, houden ze zich achteraf vaak een spiegel voor. Soms ben je tevreden over wat je dan ziet, soms niet, en soms weet je het niet.’ 

Het is dus wel heel ingewikkeld om een goede ouder te zijn…

Its a hell of a job. Jaarlijks worden in Nederland bijna 119.000 kinderen mishandeld en verwaarloosd. “Wat zijn dat voor ouders die dat doen?” vragen mensen altijd. Je kunt het ook omdraaien: er zijn in Nederland ongeveer 3,5 miljoen kinderen onder de 18 jaar. Dat het er niet meer zijn die dit overkomt, is een wonder als je ziet hoe ingewikkeld ouderschap is!’

Op welke manier kunnen professionals ouders het beste steunen?

‘Ik geloof niet zo in dat idee van “je opstellen als een partner van de ouders”. Ouders hebben als ouder maar één partner en dat is degene met wie ze samen dat besef van verantwoordelijk-zijn delen – alle anderen zijn passanten.


Ouders en professionals hebben ieder hun eigen expertise. Ouders zijn soms op de expertise van professionals aangewezen, maar hun rol als ouder is onvervreemdbaar en moet gerespecteerd worden.

‘Professionals zitten in een spagaat tussen “de autonomie van de ouder” en “niet wegkijken”’
John Doe

Professionals zitten in een spagaat. Aan de ene kant moeten ze “de autonomie van de ouder erkennen” en hun “eigen kracht stimuleren”. Aan de andere kant: als een kind in gevaar is moeten ze korte metten maken en de ouders stevig aanpakken. “Niet wegkijken” is zo’n slogan. Die eeuwige spagaat in beleid is behoorlijk dubbelhartig. Het is moeilijk hier een synthese in te vinden.’

Hoe kan die synthese eruitzien? 

‘Uit onderzoek blijkt dat het belangrijk is dat professionals blijk geven geïnteresseerd te zijn in de persoon van de ouder, in diens wel en wee. Het gaat niet alleen om: “Ik maak me zorgen om je kind”, maar ook om aandacht voor de ouder zelf. Dat de professional oog heeft voor, en respect toont voor de goede wil van de ouder.

‘Realiseer je: het is pijnlijk voor de ouder als het niet goed gaat met het kind'
John Doe

Mensen identificeren zich makkelijker met het kind en hebben de neiging daarvoor op te komen en ouders aan te spreken op hun gedrag. Maar realiseer je: die ouder heeft er hartzeer van dat het niet goed gaat met zijn kind, omdat hij het niet goed doet als ouder, hoe graag hij dat ook wil. Dat is zo pijnlijk. En die schaamte en schuld en angst om je kind kwijt te raken… Dat onder ogen zien is alleen al moeilijk, en dan moet je er ook nog met een ander over praten.


Professionals ervaren schroom om ouders aan te spreken op hun rol als ouder – en dat moet zo blijven want het is niet vanzelfsprekend om dat te doen. Maar laat die schroom niet leiden tot vergoelijken maar tot voorzichtigheid. Vraag je af: doe ik die ouder voldoende recht in wat hij of zij ervaart als tekort, en in zijn of haar eigen wens om het goed te doen? Behoud dus je schroom en spreek ouders aan vanuit solidariteit, toon dat je snapt dat het een zware klus is.’

Professionals worstelen vaak met de vraag wiens belang ze moeten dienen: dat van het kind of van de ouder. 

‘Als je het kind op de eerste plaats zet, kies je dan tegen de ouder? Volgens mij gaat het hier om een valse tegenstelling. Het belang van het kind en het belang van de ouder lopen parallel. Als je zorg hebt voor de veiligheid van een kind is dat altijd ook in het belang van de ouders. Want die willen dat het hun kind goed gaat.’

‘Als je het kind op de eerste plaats zet, kies je niet tegen de ouder’
John Doe

Je zei eerder dat we als samenleving te makkelijk denken over ouderschap. Hoe kunnen we dat veranderen? 

‘Ouders moeten het in de eerste plaats hebben van steun binnen hun eigen kring, van vrienden en familie. Want in principe kan niemand het alleen: it takes a village to raise a child. Maar niet alle ouders kunnen dat zelf regelen. En ze kunnen ook nog in omstandigheden komen waardoor hun netwerk opeens wegvalt; denk bijvoorbeeld aan een scheiding of verhuizing naar de andere kant van het land. Je moet dan investeren in een netwerk waar ze op kunnen terugvallen.


Het zou goed zijn als ook de samenleving, de politiek het beleid zou uitdragen: “Ouders, wat jullie doen is zo belangrijk, daarin investeren we. Het spreekt namelijk niet vanzelf dat je het goed doet.” Hoe mooi zou het zijn als ouders die erkenning en steun krijgen. Echt iedereen heeft in meerdere of mindere mate steun nodig.’

Ouders over professionals

‘Zij wees nooit met het vingertje’

Een professional zou volgens Herman Baartman oog moeten hebben en respect tonen voor de goede wil van de ouder. Deze ouders troffen zo’n professional door wie zij zich gezien en gehoord voelden. Ieder verwoordt dat op zijn of haar eigen manier.

Helicopterview

Marieke: ‘De gezinsvoogd luisterde naar mijn verhaal, en als ik iets zei over mijn ex ging ze naar hem toe en was er ruimte voor zijn verhaal. Ze zei weleens dingen tegen me waar ik zo boos van werd dat ik het gevoel had kopje onder te gaan. Dan belde ik haar een half uur later terug en zei: “Sorry, ik denk dat je toch gelijk had. En dan zei ze: “Het was hoe je het op dat moment voelde, maar laten we eens bekijken wat er werkelijk aan de hand is.” Dat was vaak genoeg om zelf ook weer de boel vanuit een helicopterview te kunnen zien.’

Gelijkwaardig

Sasja: ‘De gezinsvoogd sprak me aan in mijn kracht en er was op alle fronten gelijkwaardigheid. Hij schakelde me ook in en vroeg me zelf mijn verhaal op te schrijven. Dat scheelde hem tijd, voor mij was het een soort verwerking. Ook betrok hij mijn ouders en de ouders van mijn ex erbij omdat hij wilde horen hoe zij naar de situatie keken.’

Prettig en rustig

Elise: ‘De raadsonderzoeker kwam met een open houding binnen, dat zagen we direct. Ze wilde ons verhaal horen en ondervroeg ons niet apart. Ik vond het fijn om te mogen vertellen in plaats van dat er een verhaal uit je getrokken wordt. […]Die raadsonderzoeker was eerlijk, legde uit dat nu de radioloog melding had gedaan van vermoeden van kindermishandeling, de zaak serieus onderzocht moest worden. Zij zou ook met een veiligheidsplan gekomen zijn, zei ze. Van haar konden we het horen, omdat het een prettig en rustig gesprek was.’


Frans: ‘Ze vertelde ook dat ze zelf kinderen had. Dat vond ik prettig, want daarmee liet ze haar menselijk kant zien.’

06-nummer

Anja: ‘De eerste van wie ik na een weekend vergeefs bellen hulp kreeg, was iemand van het Steunpunt Huiselijk Geweld. Toen ik de stem van die vrouw hoorde, brak ik. Twee uur lang heeft ze geluisterd. Ze vatte zakelijk samen, en dat hielp me om de chaos in mijn hoofd te ordenen. Ze vertelde me dat mijn ex niet zou veranderen, ook als ik weer opnieuw met hem zou beginnen, dus dat het enige wat ik kon doen was aan mezelf werken. Ze gaf me haar 06-nummer, ik mocht haar dag en nacht bellen. Het gevoel dat dat kon, was belangrijk voor me, al heb ik haar alleen overdag gebeld.’

Gewoon vertellen

Vincent: ‘De rechercheur, een aardige, open man, zat met een hele vragenlijst klaar, maar ik wilde gewoon vertellen. Het werkte ook niet voor mij als ik steeds onderbroken werd, dus spraken we af dat ik eerst mijn hele verhaal mocht doen en als hij daarna nog vragen had, ik het dan wel zou horen.’

Respect

Jacqueline: ‘De casemanager met wie ik goed kon praten, zei dat veel moeders niet durven toegeven als het slecht gaat; dat heb ik wel gedaan. Hij had er ook veel respect voor dat ik de kinderen vrijwillig uit huis heb laten plaatsen. Dat zo iemand dat zei, had voor mij veel waarde.

[…] Ik heb het meest gehad aan hulpverleners die het duidelijk zeggen als ik iets niet goed zie. Ik heb een maatschappelijk werkster die recht door zee is, vlak na de uithuisplaatsing ging ik vaak naar haar toe. Dan vroeg ze: “Wat wil je gaan doen als je de kinderen ziet? Spelletjes? Goed, maar vergeet een ding niet: niet te veel vragen over waar ze zitten. Laat dat. Focus op wat jij met je kinderen wilt doen.” Die hulp was perfect.’

Beloften

Karin: ‘Door de jaren heen heb ik met twee hulpverleners een echte vertrouwensband opgebouwd. Vooral met Sylvia. Maar als zij zich in het begin niet aan haar beloften had gehouden, had ik niks meer gezegd en was ik afgehaakt. Het ging om kleine dingen. Als ze mij beloofde dat ze me tussen nu en een uur zou terugbellen, dan verwachtte ik dat ze dat zou doen, en dat deed ze ook.

[…] Sylvia wees ook nooit met het vingertje. In plaats daarvan zei ze: “Je zou het misschien beter op die manier kunnen doen, misschien is die kant ook een optie, en misschien kan ik nog even meekijken of er nog meer opties zijn.” Daardoor liet ze de keuze aan mij, in ieder geval voelde dat zo.’

Bovenstaande citaten zijn met toestemming overgenomen uit het boek Als het misgaat thuis, verhalen van ouders, geschreven door Paulien Bom en Herman Baartman (2018), Turnhout/’s Hertogenbosch, Gompel&Svacina

Anneke Vinke:

‘Kinderen die mishandeld zijn, hebben een kalm brein nodig’

Kinderen die onveilig opgroeien, ontwikkelen vaak een gehechtheidsprobleem. Hoe kun je daar als professional mee omgaan? En valt er nog iets te ‘repareren’? Orthopedagoog en gz-psycholoog Anneke Vinke: ‘Door onvoorwaardelijkheid en voorspelbaarheid kan de hechtingsproblematiek afnemen.’

Waarom zou je dit interview lezen?

Aanbeveling van Elle Struijf, adviseur Nederlands Centrum Jeugdgezondheid

Wat heeft iemand nodig om veiliger gehecht te raken? Anneke Vinke beschrijft dit heel positief en onderschrijft het belang om als hulpverlener het ‘kalme brein’ te zijn. Niet alleen hulpverleners, maar alle betrokkenen kunnen hierin een stabiliserende rol spelen, naast de professionele interventie. Daarmee steunen zij niet alleen het kind, maar ook de ouders. Ook zij kampen vaak met onveiligheid en hebben een kalm brein nodig. En hoewel voorkomen van schade het primaire doel moet zijn, is het goed om je te realiseren dat als dit toch niet gelukt is, beschadigingen hersteld kunnen worden. 

Lees het artikel met aandacht, en verplaats je in de mogelijkheden, zowel professioneel als persoonlijk.

Auteur: Annette Wiesman

Leestijd: 6, 5 + 2,5 + 2 minuten

Interview met Anneke Vinke

Wat weten we over het repareren van gehechtheid?

‘Waar we vroeger dachten dat gehechtheidsproblemen na iemands 3e of 4e jaar niet te repareren waren, zien we nu dat je tot op hoge leeftijd van nare ervaringen kunt herstellen. In de jaren tachtig heerste de theorie van het “geen-bodemsyndroom”: als kinderen zwaar beschadigd waren geraakt in hun relatievorming, kon je daar nooit meer iets aan doen. Onderzoek leert anders. Zo blijkt uit een meta-analyse van studies naar geadopteerde kinderen uit 2006 dat hechtingsproblematiek wel degelijk kan afnemen wanneer kinderen in een gezin onvoorwaardelijkheid en voorspelbaarheid ervaren. In een adoptiegroep met 70 procent gedesorganiseerd gehechte kinderen – dat zijn kinderen die de grootste gehechtheidsproblemen laten zien – was dat percentage na therapie en opname in een gezin afgenomen tot 31 procent.’

Meer over de 4 soorten gehechtheid 

Meer over de 4 soorten gehechtheid

Een veilige hechtingsrelatie is van belang voor een optimale ontwikkeling van kinderen op sociaal, emotioneel en cognitief niveau. De basis voor de hechtingsrelatie wordt gelegd in het eerste levensjaar en blijft levenslang van belang. Uit onderzoek blijkt dat zo’n 62 procent van alle Nederlandse thuiswonende kinderen een veilige hechtingsrelatie opbouwt met de ouders.

Een kind is veilig gehecht, vermijdend gehecht, ambivalent gehecht of gedesorganiseerd gehecht. Met name de laatste vorm kan veel schade aanrichten. Het kind heeft moeite om anderen te vertrouwen, is minder geneigd tot exploratie, heeft een laag zelfbeeld, heeft moeite met interpretatie van situaties en is vaker eenzaam.

Bron: NCJ

Anneke Vinke is vrijgevestigd gz-psycholoog en therapeut. Ze ziet in haar praktijk kinderen, gezinnen en volwassenen voor diagnostiek en behandeling. Vinke schreef een proefschrift over adoptie en breidde dit expertisegebied uit tot pleegzorg, trauma en gehechtheid. Kijk voor meer informatie op haar website

Hoe ontstaan gehechtheidsproblemen?   

‘Gehechtheid wordt geactiveerd in tijden van stress en spanning, wanneer kinderen merken dat ze kunnen vertrouwen en terugvallen op de beschermende volwassene. Jonge kinderen hebben hun ouders nodig om grote emoties als angst en spanning te reguleren. Ze durven veilig hun omgeving te verkennen doordat ze weten dat ze altijd troost en veiligheid kunnen vinden bij hun ouders als dat nodig is. Als die er niet zijn of als zij onvoorspelbaar, onverschillig of zelfs boos of gewelddadig zijn, wordt hun wereld onvoorspelbaar.

‘Het is niet altijd makkelijk om het “kalme brein” en de regulator voor je kind te zijn’
John Doe

Het is niet altijd makkelijk om het “kalme brein” en de regulator voor je kind te zijn. Sommige ouders kunnen dat niet: het lukt ze niet om hun kind te troosten, of om zijn signalen van honger, pijn of onbehagen goed te interpreteren. Mentaliseren, het zich emotioneel kunnen inleven in wat het kind bedoelt, is voor de ene ouder makkelijker dan voor de andere. Ook stress, slaaptekort en eigen negatieve ervaringen bij de ouder kunnen dat bemoeilijken. Zonder mentaliseren is het ingewikkeld om een goede gehechtheidsrelatie op te bouwen.’

‘Als een baby niet adequaat getroost wordt, zal hij apathisch worden, of juist niet te kalmeren’
John Doe

Wat voor gevolgen heeft dat voor de ontwikkeling van deze kinderen?

‘Niet alleen leert het kind niet hoe het zijn eigen emoties en de wereld moet duiden, ook worden in het brein minder verbindingen gemaakt. Er ontstaat ofwel een overalert ofwel een onderalert stresssysteem. Wanneer bijvoorbeeld een baby niet adequaat getroost wordt, zal hij apathisch worden, of juist niet te kalmeren. Een baby of peuter met een depressieve moeder die niet op hem reageert, zal zichzelf als het ware uitschakelen. Zijn mentale en biologische groei komen tot stilstand.’

Kun je als hulpverlener aan een kind merken dat het onveilig gehecht is?

‘Ja, maar dat is niet eenvoudig. Als je erover twijfelt, kun je de werkkaarten van de Richtlijn voor Problematische gehechtheid erbij pakken, daar staan de signalen op een rijtje. Je ziet het aan de manier waarop het kind omgaat met stress; het zal hypersensitief reageren op tegenvallers. Het kind toont geen affectie naar de verzorger of is juist een allemansvriendje. Het zoekt geen troost of verzet zich als het getroost wordt. Het reageert niet op pijn, want hij of zij weet dat er toch geen hulp komt. Ook is het kind niet in staat om hulp te zoeken als iets niet lukt, waardoor het gauw gefrustreerd raakt.


Onveilig gehechte kinderen zijn ook minder nieuwsgierig en gaan minder op verkenning. Om een voorbeeld te noemen: ik behandel nu een jongetje dat helemaal niets wil doen; bij geen enkele suggestie komt hij in beweging. Niet zo gek, want als je onveilig gehecht bent, weet je maar nooit wat er gebeurt als je wél iets doet.’

Wat voor sporen laten huiselijk geweld of kindermishandeling na?

‘Kindermishandeling is een trauma en daarmee een groot risico voor de hechtingsrelatie. Kinderen die mishandeld zijn, kunnen niet goed tegen verrassingen. Leuke dingen eindigen vaak in een drama, want alle mooie dingen duren toch maar kort – dan kun je ze maar beter zelf kapot maken. En ze laten anderen niet dichtbij komen; emoties worden afgeweerd.


Bij de kinderen die in mijn praktijk komen, is het geweld meestal gestopt. Ze willen vaak niet bij hun eigen verhaal stilstaan. Toch kan het verwerken pas beginnen als ze gedeeld hebben hoe dit absoluut niet had mogen gebeuren, en ook hun emoties erbij voelen. Als ze zeggen: het is te erg om erover te praten, denk ik: nu heb ik een aanknopingspunt. Ik zeg: “Ik snap dat het heel moeilijk is, maar vind je het goed als we er toch op ingaan? Want ik denk dat dat heel belangrijk voor je is.”’

Hoe moeten hulpverleners omgaan met de combinatie van gehechtheidsproblemen en traumatisering door kindermishandeling? 

‘Bij kindermishandeling krijgt het kind een boodschap over zichzelf: ik ben een slecht kind, ik heb schuld, het komt door mij. En ook een boodschap over de wereld: er is geen bescherming, ik moet het alleen doen, ik kan niet vertrouwen op volwassenen. Daarmee is er sprake van een zeer ernstige beschadiging in de gehechtheidsrelatie. Kinderen die mishandeling, misbruik of verwaarlozing meemaakten hebben daarom naast traumabehandeling ook altijd psychotherapie nodig die gehechtheidservaringen repareert. Van de vele integrale behandelmethoden die er zijn, heb ik een voorkeur voor EMDR, Sensorimotor Psychotherapy (lichaamsgerichte therapie) en Dyadic Developmental Psychotherapy (psychotherapie voor gezinnen met kinderen met emotionele stoornissen). Een voorwaarde is wel dat het geweld gestopt is en dat het zich niet zal herhalen.’

Welke rol spelen negatieve jeugdervaringen van de ouders in de gehechtheidsrelatie?    

‘Een grote rol. Hun eigen gehechtheid is cruciaal. Niet alle ouders met nare jeugdervaringen zijn zich van die ervaringen bewust; ons geheugen is erop gemaakt om die te vergeten. Maar het gedrag van een kind kan herinneringen losmaken. Wie vroeger klappen kreeg als het gestraft werd, kan zichzelf ineens terugvinden in een soortgelijke reactie. 

‘Een traumatische ervaring kan een slapende hond zijn die onverwachts wakker wordt’
John Doe

Een traumatische ervaring kan een slapende hond zijn die onverwachts wakker wordt. Ouders zouden zich bewust moeten zijn van hun eigen opvoeding en van wat er misging. Dat maakt ze sterke ouders. Het gaat er in de opvoeding niet om dat het altijd goed gaat, maar wel dat je fouten herstelt.’

Moeten alle ouders op ouderschapstraining, zoals Jane Barlow, hoogleraar Publieke gezondheidszorg, jaren geleden voorstelde?

‘Nee, want dat suggereert dat het gaat om het aanleren van een paar vaardigheden, terwijl het belangrijker is om jezelf te kennen. Wie nare ervaringen heeft gehad, heeft er niet genoeg aan om cognitief aan de slag te gaan. Het is belangrijker dat professionals naast de ouder gaan staan en verkennen wat hun drijfveren zijn. 

‘Met meer aandacht voor de beleving van ouders zouden consultatiebureaus een hoop ellende kunnen voorkomen’
John Doe

Als consultatiebureaus per consult tien minuten zouden inbouwen om ouders te vragen hoe het hen als ouders vergaat, zou dat een hoop ellende voorkomen. De schaamte om te praten over je eigen historie, je zorgen en je angsten, moet eraf. Ga samen zoeken naar wat er aan de hand is, zonder oordeel, en verken hoe die ouder het op zijn of haar manier kan oplossen, zo nodig met extra hulp.’

Hoe kunnen kinderen met gehechtheidsproblemen herstellen?

Er verbetert al veel als ouders leren om hun kinderen volgens vier principes te benaderen: speels, accepterend, nieuwsgierig en empathisch. Kinderen hebben ruimte in hun hoofd nodig om zich opnieuw te kunnen hechten. Ik had ooit een kind in therapie dat zei: “Er is een storm in mijn hoofd, daar moet jij wat aan doen.” Dat is wat kinderen willen: dat wij als volwassenen, ouders of therapeuten hun stormen bedaren. De ouder of verzorger heeft als rol het kalme brein zijn, dat het kind de boodschap geeft: we kunnen het samen aan. Ik weet niet hoe, maar we doen het samen.


Toch raakt een verhaal me soms zo, dat er tranen komen. Dan zeg ik: dit soort gebeurtenissen is zó erg, dat kan niet zonder een traan. Eigenlijk zijn dit jouw tranen. Ik benoem het, maar daarnaast houd ik het gesprek luchtig en speels, ook als het een naar dossier is.’

Wat kunnen leerkrachten, kraamverzorgenden, jeugdverpleegkundigen en andere professionals doen als ze gehechtheidsproblemen zien?

‘Ik vraag me af of we wel genoeg hechtingssensitief werken – we zijn te veel gefocust op gedrag. Eigenlijk zou er een vraagbaak moeten zijn voor gehechtheid. We zouden probleemgedrag –  ADHD, gedragsproblemen en autisme –  van kinderen eerst moeten bekijken door de bril van de gehechtheid. Mocht een kind geleerd hebben dat hij nooit iemand kan vertrouwen, dan is het zinloos om bij een vaardigheidstraining of een cognitieve gedragstherapie te beginnen. Bij een kind met gehechtheidsproblemen moet je eerst kalm de relatie aangaan, verbinding leggen, samen uitzoeken wat er gebeurd is en dan pas kijken hoe je het kunt repareren, door samen een methode te kiezen die past.’

TIP Kijk voor meer informatie over werken met jonge kinderen op Vroeg, kennisplatform over jonge kinderen. Daar kun je je aanmelden voor hun nieuwsbrief of een abonnement nemen op Vakblad Vroeg.

Anneke Vinke over ouders met gehechtheidsproblemen 

Anneke Vinke over ouders met gehechtheidsproblemen 

Ongeveer 40 procent van de volwassenen is zelf overwegend onveilig gehecht. Daarom stelde journalist Annette Wiesman onlangs een paar extra vragen over ouderschap en gehechtheid aan Anneke Vinke.  

Hoe help je ouders met gehechtheidsproblemen om er toch voor hun kinderen te zijn?

‘Je vraagt de ouder: kun jij echt present zijn voor je kind? Kun je het fysiek en emotioneel beschermen, kun je troosten zonder zelf overstuur te raken?


De behandeling bestaat uit het stilstaan bij de eigen levensgeschiedenis. Stel dat je als kind mishandeld bent, wie heeft je geholpen om je veilig te voelen, wanneer voelde je je beschermd of was je altijd doodsbang?


Bij ouders die opgevoed zijn met een klap of afwijzing voor elke keer dat ze iets fout deden, bestaat de kans dat ze dat als vanzelf overnemen. Door terug te kijken op hun ervaringen, voelen deze ouders zich niet meer zo overvallen door hun eigen reactie op het gedrag van hun kind.


Het idee van de behandeling is dat de ouder die automatische, onbewuste reacties op het kind bij zichzelf onderzoekt. En er zonder oordeel, open en nieuwsgierig naar probeert te kijken. Ik ken geen ouders die het niet graag goed willen doen, maar soms lukt het ze gewoon niet.’

Waaruit kan een behandeling nog meer bestaan?

‘Een veelgebruikte methode is het bespreken van videobeelden van interacties tussen ouder en kind. Dat helpt ouders om de signalen van het kind te leren zien. Vaak merkt de ouder dat het gedrag van het kind niet tégen hem of haar gericht is, maar dat het kind iets van de ouder nodig heeft.

‘Als de wereld voor jou onveilig is, is het moeilijk om een veilige haven te zijn voor je kind’
John Doe

Behandelen is extra moeilijk wanneer de ouder ernstig getraumatiseerd is en onveilig-gedesorganiseerd gehecht. Deze ouders zijn onvoorspelbaar, voor zichzelf en als opvoeder. Als de wereld voor jou onveilig is, is het moeilijk om een veilige haven te zijn voor je kind. Het is belangrijk om dat inzichtelijk te maken, zodat het een onderdeel wordt van hun levensverhaal. Daar kan een aparte behandeling op volgen, bijvoorbeeld via EMDR, bij mij of een andere therapeut.’

Kan een beschadigde ouder bepaald gedrag aanleren voor een goede hechting? 

‘Alleen gedrag aanleren is niet genoeg. Mijn doel is ouders sensitief te maken voor wat hun kinderen nodig hebben, zodat ze verbinding ervaren en samen plezier maken. Als zij enkel hun gedrag veranderen zonder die verbinding te ervaren, is het niet verankerd. Presentie, fysiek en emotioneel, samen met sensitieve afstemming op de behoeften van het kind zijn wezenlijk.’

Hebben deze ouders altijd behandeling nodig? 

‘Je kunt een prima leven hebben zónder. Maar als een ouder merkt dat hij of zij onzeker wordt bij het opvoeden, als het kind extreem angstig wordt of juist heel afwerend en boos, of als de school sociaal-emotionele problemen bij het kind signaleert, is het zaak om te onderzoeken of gehechtheid een rol speelt.

‘Ik benadruk dat het niet aan iemand zelf ligt als de wereld onveilig voelt’
John Doe

Ik vind het ontzettend belangrijk om tegenover ouders te benadrukken dat het niet aan hen ligt als de wereld voor hen een onveilige plek is. “Je kunt daarover eerlijk zijn tegenover jezelf. En als het zo is, zoek dan hulp,” adviseer ik hen.


Soms heb ik ouders in mijn praktijk die die zelfreflectie op dat moment niet aankunnen. Dan gaan we op zoek naar vervangende steunfiguren. Een kind gaat tenslotte niet met maar één volwassene een relatie aan. Als vader of moeder de bagage voor gehechtheid mist, kan een familielid of andere nabije volwassene daarvoor zorgen. Totdat de ouder er wél weer kan zijn. Gelukkig komt dat moment er meestal ook.’

Reactie uit de praktijk:
‘Laten we geen label uitdelen voor we de thuissituatie kennen’

Reactie uit de praktijk

‘Laten we geen label geven voordat we de thuissituatie kennen’

Marilene de Zeeuw is klinisch psycholoog en infant mental health-specialist bij Jeugd-GGZ Arnhem. Net als Anneke Vinke werkt ze veel met verhalen.   

Vond je het interview met Anneke Vinke inspirerend? 

‘Ik waardeer haar inspanningen om Sensorimotor Psychotherapy en Dyadic Developmental Psychotherapy naar Nederland te halen. Die laatste is een methode om hechtingsbevorderend te werken met kinderen in de schoolleeftijd. Zoiets hadden we hier nog niet. Nog altijd zijn de meeste behandelingen van gehechtheidsproblemen vooral gericht op kinderen in de baby- en peuterleeftijd.’

Pas je deze inzichten zelf toe in je praktijk?

‘Ik ben enigszins getraind in Sensorimotor Psychotherapy en Dyadic Developmental Psychotherapy. Beide therapievormen zien het lijf als belangrijke informatiebron. Ik werk veel met kinderen van 0 tot 5 jaar. Het is enorm belangrijk om het lijf in de therapie te betrekken, want daarmee reguleren ze emoties.


Kinderen die in hun vroegste jeugd een trauma oplopen of verwaarloosd worden, raken vervreemd van hun lijf. Ik heb kinderen behandeld die al op de basisschool zichzelf beschadigden of suïcidale uitspraken deden. Dat komt door ervaringen in de periode tussen de zwangerschap en hun derde jaar, waarin hun ouders het kind niet hebben kunnen kalmeren of troosten.


Net als Anneke werk ik graag met verhalen. Een van mijn grote missies is dat we veel meer aan jonge kinderen uitleggen wat er is gebeurd in hun leven. Vertel in simpele taal over ouders die elkaar naar het leven hebben gestaan, of over die vader die onaangekondigd uit het leven van het kind verdwijnt. Dat doe ik het liefst in aanwezigheid van de ouders of ik laat het hun zelf doen.’

‘Het enige wat kinderen kunnen doen als hen iets naars overkomt, is zichzelf de schuld geven’
John Doe

Hoe profiteren ouders en kinderen daarvan?

‘Het enige wat kinderen kunnen doen als ze iets naars overkomt, is zichzelf de schuld geven. Als je samen dit soort verhalen maakt, scheelt dat al de helft van de klachten waarmee kinderen kampen. Het werkt kalmerend en helend. Want als de ouders aan een kind kunnen uitleggen dat wat is gebeurd, niet zijn schuld is, kan het kind weer door met zijn leven. Ook de ouders zie ik kalmer worden.


Als een kind daarna nog klachten heeft, ga ik daarmee aan de slag. Bijvoorbeeld met een extra traumabehandeling. Of ik kijk hoe we de stress van ouders kunnen verkleinen, bijvoorbeeld door schuldhulpverlening in te schakelen.’

Heb je tips voor andere professionals?

‘Anneke’s waarschuwing dat we niet te snel kinderen moeten labelen met gedragsproblemen, wil ik aanscherpen. Laten we afspreken dat we pas een label uitdelen nadat we de gezinssituatie in kaart hebben gebracht.


En we moeten het hebben over de “pedagogische tik”: peuters vormen de leeftijdsgroep die het meest geslagen wordt door ouders. Leid professionals zó op dat ze niet al bij hun eerste vraag naar huiselijk geweld het bos in worden gestuurd. Ouders vinden het lastig om kritisch naar hun eigen gedrag te kijken. Daarom is het aan ons als hulpverleners om ze te laten zien dat zij een eigen aandeel hebben in de problemen van hun kind, ondanks hun goede bedoelingen en liefde voor hun kind.’

Nadine Burke Harris is kinderarts en oprichter van het centrum voor jeugdgezondheidszorg in Bayview, San Francisco. 

In februari 2019 werd ze aangesteld als general surgeon, de hoogste gezondheidsadviseur van de staat Californië. Haar TED Talk over de impact van negatieve jeugdervaringen op de gezondheid (zie kader onderaan) is meer dan 7,5 miljoen keer bekeken.

Toen Nadine Burke Harris dertien jaar geleden een jeugdkliniek opzette in Bayview, een van de armste wijken van San Francisco, wist ze dat ze ellende zou tegenkomen. En ja, in haar spreekkamer hoorde ze het ene schrijnende verhaal na het andere. Maar anders dan ze had verwacht, waren het juist de medische klachten van haar patiënten die haar van haar stuk brachten.


Ze zag kinderen die al jaren niet meer groeiden. Baby’s met de ene na de andere infectie. Lusteloze kleuters met haaruitval. 8-jarigen met obesitas. Tieners met zware astma-aanvallen. En dan leek Bayview ook nog getroffen door een epidemie van ADHD.

Al die problemen leken het meest voor te komen bij kinderen met ingrijpende ervaringen: kinderen die getuige waren geweest van een moordaanslag bijvoorbeeld. Of kinderen die thuis werden mishandeld.


‘Elke dag reed ik met een leeg gevoel naar huis’, schrijft Burke Harris in haar boek The deepest well (2018). ‘Ik deed mijn uiterste best, maar het was lang niet genoeg om deze kinderen te helpen.’


In haar boek vertelt ze over haar speurtocht naar het verband tussen jeugdtrauma’s en gezondheid. Ze laat zien hoe groot de impact is van ingrijpende jeugdervaringen. Maar ze vertelt ook wat artsen, leerkrachten, ouders en andere betrokkenen kunnen doen om de negatieve spiraal te doorbreken. ‘Het is nooit te laat om te beginnen met genezing.’

Wanneer kreeg je voor het eerst een vermoeden over het effect van jeugdtrauma’s op de lichamelijke gezondheid? 

‘Ik had al lange tijd het gevoel dat er een verband was en dat mijn medische kennis tekortschoot om mijn patiënten goed te behandelen. Maar het was Diego, een vrolijk jongetje met een grote bos zwart haar, die ervoor zorgde dat ik dat knagende gevoel niet meer kon negeren. Wat een schattige kleuter, dacht ik toen hij mijn spreekkamer binnenkwam. Maar Diego was geen kleuter, hij was al 7. Sinds z’n 4e was hij geen millimeter gegroeid. Zijn moeder vertelde dat hij op die leeftijd seksueel misbruikt was door een kennis. Mijn god, dacht ik, nu moet ik echt zien uit te vinden wat er in hemelsnaam aan de hand is met onze kinderen.’

Waarom was het juist dit verhaal dat je stimuleerde om op onderzoek uit te gaan?

‘Ik denk dat iedere arts tegenwoordig erkent dat stress impact heeft op de gezondheid. Maar om zo’n patiëntje als Diego te zien, dat was zo extreem, zo schokkend. Ineens drong het tot me door: dit is een médisch probleem waarmee ik als dokter iets moet. Voorheen vond ik dat ik me moest inzetten om de sociale omstandigheden van kinderen in Bayview te verbeteren. Verder hield ik me vast aan wat ik tijdens mijn opleiding tot kinderarts had geleerd: je moet kinderen goede zorg bieden, hun ouders voorlichten en de zorg betaalbaar houden. Maar in Bayview was dat voor de meeste kinderen niet voldoende.’

Waarom niet?

‘Omdat deze kinderen traumatische dingen hadden meegemaakt die hun gezondheid verwoestten. Samen met mijn team heb ik ruim zestienduizend recente wetenschappelijke artikelen doorgespit over de impact van ingrijpende jeugdervaringen op de gezondheid van kinderen. Een van de studies waarop we stuitten, was de Adverse Childhood Experiences Study uit 1998: een omvangrijke studie die een verband aantoonde tussen ACE’s (ingrijpende jeugdervaringen, red.) en een slechte lichamelijke gezondheid. Elke categorie van mishandeling, verwaarlozing of disfunctioneren van het gezin telde als een punt. Iemand met vier of meer ACE’s had bijvoorbeeld twee keer zoveel kans op een hartaandoening of kanker en bijna vier keer zoveel kans op COPD als iemand zonder ACE’s.’

Wat betekende die ontdekking voor je?

‘Ik was zo opgewonden dat ik nachten niet kon slapen. Omdat ik zo veel herkende: elke dag zag ik in de kliniek dat patiëntjes met ACE’s meer gezondheidsklachten hadden. Geen hartziektes of kanker, maar wel aandoeningen die een voorbode konden zijn: obesitas, astma. Ik was ook verbijsterd: waarom had ik tijdens mijn studie nooit iets gehoord over dit baanbrekende onderzoek?’

Hoe komt dat, denk je? 

‘Ik denk dat de medische wereld ervan uitgaat dat ongezond gedrag de grootste boosdoener is. Mensen met een nare jeugd gaan eerder roken, drinken, veel eten, drugs gebruiken. Maar dat is niet het hele verhaal. Uit recent onderzoek blijkt dat “slecht gedrag” bij mensen met traumatische ervaringen maar voor 50 procent verantwoordelijk is voor gezondheidsklachten.

‘Iedereen denkt: dit overkomt alleen kinderen en volwassen in achterbuurten’
John Doe

Misschien is het te eng om te beseffen hoe verwoestend de impact van jeugdtrauma’s kan zijn? Iedereen denkt: dit overkomt alleen kinderen en volwassen in achterbuurten. Niets is minder waar, alleen is het probleem in welgestelde kringen meer verborgen.

Een derde reden dat de ACE-studie zo weinig aandacht kreeg, is dat de onderzoekers geen verklaring hadden voor hun resultaten: in 1998 was nog niet bekend wat het biologische mechanisme is achter de impact van kindermishandeling en jeugdtrauma’s op de gezondheid. Inmiddels weten we daar veel meer over. Toxische stress is het sleutelwoord.’

Wat is het verschil tussen toxische stress en gewone stress? 

‘Als we worden blootgesteld aan gevaar of een andere stressvolle situatie, maakt ons lichaam stresshormonen aan. Dat is normaal. Is het gevaar geweken, dan neemt het aantal stresshormonen weer af. Maar wanneer de stressreactie steeds wordt geactiveerd, blijft het stresssysteem ‘aan’ staan. Zoals bij een groot aantal van mijn patiëntjes, die thuis werden mishandeld of andere heftige dingen meemaakten. Dat is zeer schadelijk, zeker als kinderen nog volop in ontwikkeling zijn.

‘Bij toxische stress blijft het stoplicht steeds op rood staan’
John Doe

De chronische stress kan overgaan in toxische stress, als kinderen onvoldoende hulp krijgen om te herstellen. Hun stoplicht blijft dan steeds op rood staan. Dat noemen we toxische stress omdat het de hersenen beschadigt en het hormoon- en stresssysteem ontregelt.’

Wat betekent dat voor de gezondheid van kinderen? 

‘Toxische stress kan zich bij kinderen uiten in allerlei problemen: groeiachterstand, achterblijvende cognitieve ontwikkeling, astma, hardnekkige infecties, diabetes, ontregelde slaap, leer- en gedragsproblemen en auto-immuunziektes. Vaak reageren deze kinderen ook onvoldoende op de gangbare medicatie.’

Wat doet jullie kliniek anders dan voorheen sinds je deze kennis hebt? 

‘Het belangrijkste is dat wij alle patiëntjes screenen op ACE’s. Bij kinderen met een of meer ACE’s zijn we alert: lopen ze risico op toxische stress, hebben ze al symptomen? Dat kan betekenen dat ze een andere behandeling krijgen.


Neem Lila, een meisje 3 jaar, dat slecht groeide. Ze had allerlei voedingspreparaten en medicijnen gehad. Niets hielp. Toen ik zag dat ze een ACE-score van 7 had, besefte ik dat haar groeiachterstand waarschijnlijk niets met calorieën te maken had; het waren de stresshormonen die haar dwarszaten.


We kregen de moeder zover dat ze meewerkte aan een rechterlijke maatregel om haar gewelddadige partner de toegang tot het huis te ontzeggen. Lila en haar moeder kregen ook ouder-kindtherapie. Binnen een half jaar zat Lila weer op een normaal gewicht.’

In je boek schrijf je dat veel van de kinderen die bij jullie centrum werden aangemeld met ADHD waarschijnlijk last hadden van toxische stress. 

‘Ja, die kinderen voldeden niet aan de ADHD-criteria. Meestal werkte de ADHD-medicatie ook niet. We weten inmiddels dat veel gedrags- en leerproblemen direct in verband staan met toxische stress. Bij kinderen met meerdere ACE’s geven we daarom meestal geen stimulerende middelen zoals Ritalin, maar niet-stimulerende middelen die de impulsiviteit verminderen en de concentratie verbeteren.


Sommige kinderen krijgen gedragstherapie. Verder is het recept: mindfulness, goed eten, voldoende slapen, lichaamsbeweging, liefdevolle zorg. Al die dingen kunnen toxische stress bestrijden. Dat geldt voor alle kinderen met een ontregeld stresssysteem.’

Bestaat het gevaar dat artsen door ACE-screening kinderen met ACE’s ten onrechte gaan zien als probleemgevallen? 

‘Ik begrijp die zorg, maar ik word er ook boos om. Niets doen zou onethisch zijn: moeten we als artsen onze oren en ogen dichtstoppen nu we weten hoe desastreus de gevolgen van toxische stress kunnen zijn? We moeten de moed hebben om dit probleem onder ogen te zien.


Verder denk ik dat screening juist kan bijdragen aan het bestrijden van vooroordelen. De test voor hiv werd in het begin ook als stigmatiserend beschouwd. Hiv-positieven werden behandeld als melaatsen. Maar die test maakte het wel mogelijk om een adequaat medicijn tegen aids te ontwikkelen.’

Wat doe je als hoogste gezondheidsadviseur van de staat Californië om die ACE-screening in te voeren?

‘We starten een programma waarbij honderdduizend dokters in Californië een vergoeding krijgen om kinderen en volwassenen te screenen. Met elkaar hebben zij dertien miljoen patiënten, een derde van de bevolking van Californië. Ik hoop dat de ervaringen die dit oplevert niet alleen de behandeling van patiënten met ACE’s verbeteren, maar ook de ontwikkeling van een medicijn tegen toxische stress dichterbij brengen. De overheid van Californië steekt miljoenen dollars in wetenschappelijk onderzoek naar zo’n medicijn. Ik ben ervan overtuigd dat het binnen enkele decennia voorhanden is.’

En in de tussentijd?

‘Iedere leerkracht, rechter, dokter, jeugdwerker en ouder moet ervan doordrongen worden dat jeugdtrauma’s een rampzalig effect kunnen hebben op de gezondheid van kinderen en volwassenen.

‘Je bent nooit te laat om in te grijpen, om een kind een veilig gevoel te geven’
John Doe

Het goede nieuws is dat volwassenen een buffer kunnen zijn om die nadelige gevolgen voor kinderen te beperken. Je bent nooit te laat om in te grijpen, om een kind te kalmeren en een veilig gevoel te geven.’

Is iedere ouder daartoe in staat? 

‘Ja, ouders hebben een soort biologisch talent om hun kinderen tot rust te brengen. Maar veel ouders van kinderen met ACE’s kampen zelf ook met traumatische jeugdervaringen. Dat kan hun talent ondermijnen. Laat je behandelen, zou ik hun willen toeschreeuwen. Zorg dat je goede hulp krijgt, zodat jij die buffer voor je kind kunt zijn die je zelf hebt gemist.


En kijk om je heen: wie kan een steun voor jou en je kinderen zijn? Verder moeten ouders weten dat ze allereerst goed voor zichzelf moeten zorgen. Pas dan kunnen ze hun kind helpen.’

Mis je je artsenpraktijk niet? 

‘Ik doe nu andere dingen die heel erg nodig zijn. Maar ik denk elke dag aan mijn praktijk in Bayview. Ik zoek een manier om zo snel mogelijk weer terug te kunnen. Want van al die patiëntjes met wie het steeds ietsje beter ging, kreeg ik veel energie.’

Hoe is het nu met Diego?

‘Hij is 18, heeft een normaal postuur, zijn astma en eczeem zijn onder controle. Maar hij raakt nog steeds snel ontregeld en heeft regelmatig suïcidale periodes. We moeten kinderen als Diego blijven volgen om de ergste gezondheidsschade van ACE’s te beperken. Diego’s geschiedenis laat zien dat er geen simpele antwoorden zijn.’

Reactie uit de praktijk

‘Je kunt voorbodes van chronische ziekten vroegtijdig signaleren’

Lisette Walbeehm-Hol is kinderarts in het Zuyderland Medisch Centrum Ziekenhuis en bij Xonar jeugdhulp. Ze past de inzichten van Burke Harris toe in haar spreekkamer. 

Is Nadine Burke Harris inspirerend voor je?

‘Met haar TedTalk uit 2015 en later een persoonlijke ontmoeting op een congres, heeft ze mij als kinderarts en onderzoeker geïnspireerd. Sindsdien verdiep ik me in alles rondom toxische stress en ACE-screening en ben ik er zelfs onderzoek naar gaan doen. Dat is pionieren, want zoals Burke in dit interview ook zegt: de effecten van negatieve jeugdervaringen en toxische stress krijg je in de medische opleiding nauwelijks mee.


Inmiddels bespreek ik ook in het onderwijs dat ik geef de impact van huiselijk geweld en kindermishandeling op onze gezondheid. Dat is belangrijke kennis voor alle (co-)assistenten, welke kant zij later als arts ook zullen opgaan. In 2019 kreeg ik de kans om Burke Harris te interviewen voor het blad Kinderarts en samenleving en zo haar gedachtegoed onder de aandacht te brengen van kinderartsen.

‘We moeten gezinnen uitleg geven over de effecten van toxische stress’
John Doe

Haar visie op het standaard screenen van kinderen op negatieve jeugdervaringen door artsen vind ik goed. Het is tijd om de vertaalslag te maken naar de praktijk, door ook gezinnen uitleg te geven over de effecten van toxische stress. Haar boek maakt deze kennis heel toegankelijk voor iedereen. Ik vind haar huidige werk als first surgeon general razend interessant.


Met ons eigen onderzoek hopen wij in Nederland bij te dragen aan het vroegtijdiger signaleren van risico’s op toxische stress. Inmiddels zijn een inventarisatie onder kinder- en jeugdartsen, een film over ACE-screening en twee klinische pilots met de nieuwste ACE-vragenlijsten een feit.’

Hoe pas je de inzichten toe in de praktijk?

‘ACE’s geven op latere leeftijd een verhoogde kans op diverse chronische ziekten. Burke Harris beschrijft in haar boek hoe het chronisch ontregeld stresssysteem in combinatie met het ontbreken van beschermende factoren in de jeugd hiervoor de biologische verklaring is. Ik kan als arts mogelijke voorbodes van chronische ziekten vroegtijdig signaleren, bespreekbaar maken en aanvullende interventies doen.

‘Ik moedig ouders aan om naar hun eigen stressregulatie te kijken’
John Doe

Ik vind het waardevol om breder te kijken naar gezondheid, zoals de hechting en veerkracht van ouders en kinderen. Ik vraag tegen ze: hoe kunnen we samen zorgen voor een stabiele, voorspelbare en steunende omgeving? Daar blijken ouders echt voor open te staan. Vaak moedig ik ze aan om naar hun eigen stressregulatie te kijken: ga sporten, praat met de therapeut, maak vaker een wandeling.’

Wat levert dat op voor ouders en kinderen?

‘Ouders vinden het fijn dat ik problemen in de omgeving of de thuissituatie bespreekbaar maak. Dat is niet altijd simpel, maar ik geloof dat ik hun net zo makkelijk vraag naar poepen of plassen als dat ik ze vraag of zij zelf vroeger ingrijpende ervaringen hebben meegemaakt. Of wat er thuis plaatsvindt bij een ruzie.


Als je in de spreekkamer merkt dat het stresssysteem van een ouder of het kind ‘aanstaat’, kun je dat benoemen. Vaak zijn ouders zich niet bewust van de mogelijke impact daarvan op de gezondheid van henzelf en de kinderen. Eerlijke uitleg is dan heel welkom, merk ik. Als ouders hun stress reguleren, zie je het kind ook rustiger worden.’

Heb je tips voor andere artsen?

‘Met de kennis van toxische stress zie je nog sneller dat er méér met een kind aan de hand kan zijn dan het eczeem dat maar niet over gaat, het overgewicht of die slaapproblemen. Connect the dots – herken het patroon, en durf daar transparant over te zijn. Verdiep je in de wetenschap en help mee het fundament van kennis en behandelingen verder te versterken, door onderzoek te doen en ACE’s in je werk te betrekken. Met traumasensitief handelen kan iedereen, ook jij als professional, het verschil maken. Dankzij Burke Harris ben ik me daar nog veel meer van bewust.’

Meer informatie

  • Het boek The deepest well van Nadine Burke Harris verscheen in het Nederlands onder de titel Ingrijpende jeugdervaringen en gezondheidsproblemen bij Uitgeverij Mens!
  • Bekijk hieronder haar TED Talk 'Hoe jeugdtrauma’s je gezondheid blijvend beïnvloeden'.

Nadine Burke Harris:

‘Jeugdtrauma’s hebben een rampzalig effect op de gezondheid’

Haar patiëntje Diego was al 7, maar geen millimeter gegroeid sinds hij op zijn 4e seksueel werd misbruikt. Daardoor besefte de Amerikaanse kinderarts Nadine Burke Harris dat er meer nodig was dan alleen medische kennis om hem goed te behandelen.

Waarom zou je dit interview lezen?

Aanbeveling van Marjolijn van de Merwe, vertrouwensarts Maasstad ​​​​Ziekenhuis Rotterdam

Het verband tussen gezondheidsproblemen en ingrijpende jeugdervaringen, en dan met name alle vormen van kindermishandeling, is wetenschappelijk aangetoond. In Nederland lukt het vaak niet de cirkel van negatieve ervaringen te doorbreken, waar Burke Harris wel voor pleit. Bij een onverklaard ziektebeeld of een ogenschijnlijk onbehandelbare ziekte vragen we niet systematisch naar dergelijke ervaringen. Lees dit interview en laat je inspireren om deze link vaker te leggen en zo de schade te neutraliseren.

Auteur: Ditty Eimers, Annette Wiesman

Leestijd: 7 + 2,5 minuten

Peter Adriaenssens:

‘Wie met een kind praat, draagt een rugzak vol verwachtingen’

De Belgische kinder- en jeugdpsychiater Peter Adriaenssens heeft in zijn leven al heel wat mishandelde kinderen gesproken. Door zijn dertig jaar lange ervaring leerde hij kennis te combineren met vaardigheden. ‘Wees niet de volgende volwassene die zijn beloften niet waarmaakt.’

Auteur: Annemarie van Dijk, Mariëlle van Bussel / Fotografie: Rebke Klokke

Leestijd: 5 + 2,5 minuten

Interview met Peter Adriaenssens

Wat is belangrijk bij het praten met (mogelijk) mishandelde kinderen?

‘Allereerst dat het gesprek face to face gebeurt. Zo ziet het kind of hij de volwassene kan vertrouwen. Wie misbruikt is, heeft daar moeite mee – een ander heeft je immers de regie over je leven ontnomen. Subjectieve factoren, zoals vertrouwen op een gezicht, zie je niet zonder beeld. Ik ben dan ook geen voorstander van de meldlijn waarbij je uitsluitend telefonisch of digitaal iets meldt.

De Belgische kinder- en jeugdpsychiater Peter Adriaenssens was directeur van het Vertrouwenscentrum kindermishandeling Vlaams-Brabant en tot oktober 2019 hoofddocent kinder- en jeugdpsychiatrie aan de KU Leuven. Hij houdt zich vooral bezig met trauma, depressie en hechtingsstoornissen. Daarnaast schreef hij verschillende boeken over jongeren en opvoeding.

Daarnaast moet de hulpverlener in het gesprek kennis kunnen combineren met vaardigheden om goed het gesprek aan te gaan. Bij jonge kinderen gebruik je daarvoor gemakkelijke taal, terwijl je het kind laat spelen of tekenen wat er gebeurd is. Schoolgaande jeugd kan al meedenken over wat er goed en niet goed gaat thuis en wat anders zou moeten.

‘Geweld beïnvloedt het brein van een 8-jarige anders dan van een 14-jarige’
John Doe

Ook moet je weten wat het trauma voor het slachtoffer betekent op diens leeftijd. Dan pas snap je de betekenissen in de antwoorden van het kind. Gelukkig weten we steeds beter wat de impact van mishandeling is op de ontwikkeling van jongeren. Geweld beïnvloedt het brein qua gedrag, gedachten en gevoelens. Dat gaat bij een 8-jarige anders dan bij een 14-jarige.’

Waarom vinden veel hulpverleners zo’n gesprek moeilijk? 

‘Als je met een kind praat, draag je een rugzak vol verwachtingen van de samenleving. Volg je wel het juiste protocol, weet je hoever je kunt gaan, wanneer moet je er andere instanties bij halen? Die druk kan professionals minder spontaan maken in hun werk. Bespreek dat in je team, adviseer ik altijd, zodat je steun krijgt en beter kunt vertrouwen op je vaardigheden. Daar komt bij dat praten met een getraumatiseerd kind niet vanzelfsprekend is, het gaat immers niet om een doorsnee kind.

‘Kindermishandeling beslaat veel domeinen – je bent maar in één domein opgeleid’
John Doe

Bovendien beslaat kindermishandeling meerdere domeinen: het psychologische, juridische en maatschappelijke domein. Hulpverleners voelen zich daar niet altijd prettig bij, omdat ze maar in één domein zijn opgeleid. Ze vragen zich af: wat mag ik en hoor ik te doen?


Zo kan het gebeuren dat je dingen belooft die je niet kunt waarmaken. Als je aan het begin van het gesprek zegt dat je niet met een ander erover zult praten en je krijgt een verhaal te horen over ernstig seksueel misbruik, dan kun je die belofte niet nakomen. Dan ben je wéér een volwassene die het kind voor zijn gevoel niet kan vertrouwen. Terwijl je wilt dat hij niet alle volwassenen als onbetrouwbaar ziet en openstaat voor hulp.’

Waar moet je op letten tijdens het gesprek? 

‘Op jezelf. Zorg dat je niet te snel interpreteert en dingen invult. Luister goed en laat je verrassen door de inhoud. Zegt iemand dat het goed gaat, maar straalt hij het tegenovergestelde uit, dan moet er een belletje gaan rinkelen.


Als je je vermoeden uit, komt er een ingang tot een gesprek. Wanneer je zegt: “Jij hebt het moeilijk,” dan klapt een jongere dicht. Beter is: “Ik hoor dat het goed gaat, maar ik zie iets anders. Zou het zowel goed als slecht met je kunnen gaan?”’

Hoe pak je het aan bij een klein kind?

‘Bij een kleuter kun je naast het kind gaan zitten met een wit vel papier, zodat je samen kunt tekenen tijdens het praten. Zie je het kind in de klas of bij de opvang, dan speelt een kind soms gezinnetje in het poppenhuis. Als de papapop steeds de mamapop slaat, kan dat iets betekenen. We weten dat gekwetste kinderen op die manier bijvoorbeeld partnergeweld uiten als ze er nog niet de goede woorden aan kunnen geven. Die signalen moet je aanvoelen.

‘Ik zegt tegen een kind: “Jij bent de baas, doe de deur maar dicht wanneer je wilt”’
John Doe

Benoem en geef op je eigen manier terug wat je hoort, ziet en ervaart – als je maar niet invult wat je zelf denkt. En tast af hoe veilig de jongere zich bij je voelt. Kan het helpen om met twee mensen het gesprek te voeren of wil het kind liever praten met iemand van het andere geslacht? Het belangrijkste is dat het kind zelf wensen mag inbrengen in het gesprek. Wij beginnen gesprekken ook vaak met de deur open. Dan zeg ik: “Jij bent de baas, doe de deur maar dicht wanneer je wilt.”’

Hoe vertel je een kind dat het gebeurde niet zijn schuld is? 

‘Ontschuldigen is belangrijk, maar het werkt niet altijd omdat de pleger de verantwoordelijkheid voor wat er is gebeurt vaak bij het kind legt. Om een kind te laten inzien dat hij onschuldig is, moet hij zich eerst veilig voelen tijdens de gesprekken. Zorg dat je elkaar leert kennen en dat hij je gaat vertrouwen. Praat bijvoorbeeld over hoe hij kan ontspannen en wat hem blij maakt. Vervolgens kun je samen aan het werk om het traumaverhaal boven water te krijgen. Zeg bijvoorbeeld: “Veel kinderen denken dat het hun eigen schuld is. Denk jij dat ook?”


Daarna pas is er ruimte om het kind eventueel te behandelen. Een professionele hulpverlener kan samen met het kind kijken welke behandeling helpt. Bijvoorbeeld door een gestandaardiseerde methode toe te passen, zoals EMDR.’

Wat kan er met mishandelde kinderen gebeuren als er niet met ze wordt gepraat?

‘Ik sprak een incestslachtoffer, nu moeder van drie kinderen. Ze heeft altijd gezwegen over wat er met haar is gebeurd. “Heb ik het verkeerd gedaan?”, vroeg ze me na een lezing waarin ik vertelde over de impact van incest op de volgende generatie. Ze had het gebeurde een plek gegeven in haar leven en voelde zich gelukkig in haar gezin. Kortom, er zijn ook heel wat kinderen die ondanks misbruik of mishandeling later een goed leven krijgen. Uit onderzoek blijkt dat één op de vier ernstige gevolgen ondervindt. Over de groep die zelf het geweld weet te stoppen, weten we weinig.

‘We moeten niet denken dat mensen er alleen overheen komen als ze met ons praten’
John Doe

We moeten als hulpverleners niet denken dat mensen er alleen overheen komen als ze met ons praten. Verder vind ik het belangrijk dat we respecteren dat iemand soms liever zwijgt. Leg de regie dan bij het kind, laat merken dat je er bent en dat hij altijd bij je terechtkan als hij wil.’

Wat is je wens als het gaat om hulpverleners die praten met jongeren?

‘Veel van hen zouden baat hebben bij praktijkoefeningen waarbij we ervaringen delen en doorgeven. Bijvoorbeeld over hoe je dat spanningsveld tussen zorg, protocol en rechtspraak hanteert. Ik droom van een opleidingsmodule waarin iedereen die met kwetsbare jongeren werkt, leert om met hen te praten. Met een groep van twintig mensen oefenen, een camera erbij. En dan een gesprek laten zien met een jongere die niet wil praten, wat je ook probeert. Wat doe je dan?’

Wat was voor jou persoonlijk een grote eyeopener? 

‘Toen ik net als psychiater werkte, zei een moeder van een slachtoffertje van mishandeling: “Wat praat u formeel, ik begrijp u niet.” Ik begreep er niks van, ik wist toch wat ik deed? Tot ik tijdens een training in een rollenspel optrad en de trainer ook constateerde dat ik formeel sprak. Dat was de tweede keer dat ik dit hoorde. Toen wist ik dat ik moest leren van mijn cliënten. Veel kennis krijgen we via slachtoffers. Heel belangrijk. Want hoe wij als hulpverleners reageren, kan iemand ertoe aanzetten om te praten of juist te zwijgen. Het is en blijft mensenwerk.’

Reactie uit de praktijk:
‘We blijven niet hangen in het probleem’

Reactie uit de praktijk

‘We blijven niet hangen in het probleem’

Psycholoog Dominique Bekke werkt als vrijwilliger bij de Kindertelefoon, waar ze onder anderen spreekt met kinderen die mishandeld zijn. Dit doet ze al acht jaar naast haar werk bij een ggz-instelling.

Wat vond je inspirerend in het interview met Peter Adriaenssens?

‘Ik vind het verhelderend om te lezen dat de impact van kindermishandeling op elke leeftijd anders is. En dat je alleen met kennis daarover de antwoorden van een kind kunt plaatsen. Welke vragen kan ik stellen op welke leeftijd? Het is dus belangrijk voor mij om die kennis te hebben, zodat ik nog beter kan aansluiten bij een kind.


Bij de Kindertelefoon praten we met kinderen van alle leeftijden. Het is sowieso lastig om met jongere kinderen te praten over kindermishandeling. Ze kunnen hun ervaringen of gevoelens moeilijk onder woorden brengen. Ze ervaren een unheimisch gevoel, maar wat dat precies is? Ik vraag dan weleens: “Als je morgenochtend wakker wordt, hoe zou dat moeten zijn?” 

Deskundigheidsbevordering over dit soort situaties is wenselijk, zodat ik me beter kan inleven in een kind en zo ook gerichtere vragen kan stellen.’

Hoe verloopt een gesprek met een kind meestal? 

‘We werken oplossingsgericht. Dat betekent dat we niet blijven hangen in het probleem zelf, maar snel gaan kijken hoe we de situatie kunnen verbeteren. In kleine stapjes, en als het kind eraan toe is natuurlijk. De regie ligt altijd bij het kind.


De belangrijkste vraag is dan: “Wat kan ik voor je doen?” Het gaat erom dat een kind zich na een gesprek veiliger voelt en minder bang is. Voor mij is het een kwestie van goed luisteren en de last erkennen.


We gebruiken tijdens een gesprek het 5-fasenmodel dat de Kindertelefoon zelf heeft ontwikkeld. Na het welkom verkennen we wat het kind wil, om daarna het probleem zo helder mogelijk te krijgen door een gewenste situatie te formuleren. Vervolgens werken we die wens uit en kijken we wat we nú al kunnen doen. Daarna ronden we af.’ 

Sluit jullie aanpak aan bij de inzichten van Peter Adriaenssens? 

‘Ja, ik zie ik een paar dingen terug die wij ook toepassen. Beloof niets wat je niet kunt waarmaken, is er zo een. Een gesprek beëindigen is soms erg lastig. Bij de Kindertelefoon hebben we geen mogelijkheid om een vervolgafspraak te maken. Dus ik kan niet beloven dat het kind mij weer spreekt als het terugbelt. Gelukkig merken we dat dat kinderen niet tegenhoudt om nogmaals te bellen.


En ontschuldigen is ook voor ons erg belangrijk. We willen een kind ergens tijdens het gesprek meegeven dat wat er gebeurd is, niet zijn schuld is. Ook al heeft de pleger gezegd dat dat wel zo is.’

Welke effecten heeft jouw gespreksvoering op kinderen?

‘Onze werkwijze is motiverend. Het gesprek biedt ruimte voor de last, maar tegelijkertijd zet het kinderen aan tot nadenken over hoe een verandering eruit zou moeten zien. We zetten het kind centraal en vullen zelf niets in. Bij wijze van spreken kan ik achteroverleunen met de benen op tafel. Samen met het kind fantaseren we hoe de gewenste situatie kan zijn.


“Maak er in je hoofd een filmpje van”, zeg ik weleens. Als het filmpje nog niet helder is, moet ik meer vragen stellen. Het uiteindelijke resultaat? Een kind dat zegt: “Nu ik het zo voor me zie, wil ik inderdaad dat de situatie verandert.” Op deze manier wakker je de veerkracht in het kind aan.’

Gesprekstips van Dominique Bekke

  • Wees nieuwsgierig, laat je verrassen.

  • Laat de regie bij het kind. Het weet meer dan je denkt. En ook meer dan het zelf denkt.

  • Vertrouw op de creativiteit van kinderen. Ze komen zelf met de meest vindingrijke ideeën.

  • Blijf oefenen met het voeren van gesprekken.

Martin Finkel:

‘Seksueel misbruikte kinderen moeten hun verhaal bij je kwijt kunnen’

Kinderen die seksueel misbruikt zijn, moeten een manier zien te vinden om te leven met wat zij hebben meegemaakt. ‘Erover praten geeft kinderen de controle terug,’ zegt de Amerikaanse professor kindergeneeskunde Martin Finkel.

Auteurs: Marga Haagmans, Jolanda van den Braak

Leestijd: 5,5 minuten

Martin A. Finkel is als professor kindergeneeskunde verbonden aan de Amerikaanse Child Abuse Research Education & Service (CARES). Dit instituut is internationaal toonaangevend in de ontwikkeling van diagnostische en behandelingsdiensten op het gebied van medische en geestelijke gezondheid voor kinderen die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld of andere vormen van mishandeling. Finkel schreef diverse boeken over het onderwerp, zoals Medical Evaluation of Child Sexual Abuse, A Practical Guide. 

Verschillende professionals behandelen kinderen die seksueel misbruikt zijn. Wat is de specifieke rol van artsen? 

‘Kinderen die misbruikt zijn, verdienen de expertise van professionals uit de rechtspraak, de geestelijke gezondheidszorg, het onderwijs en niet in de laatste plaats de geneeskunde. De problematiek van misbruikte kinderen is als het ware een puzzel die we samen moeten leggen. Het totale plaatje moeten we zo duidelijk mogelijk krijgen om deze kinderen zo goed mogelijk te beschermen en te behandelen.


Als je als arts een kind onderzoekt, heb je de belangrijke taak om niet alleen aandacht te hebben voor wat het kind lichamelijk is overkomen, maar vooral om met het kind te praten over hoe het zich voelt.’

Je spreekt over de idiosyncratische natuur van seksueel misbruik. Wat bedoel je daarmee?

‘Iedere dokter heeft geleerd te luisteren naar patiënten. De symptomen waar een patiënt je over vertelt, geven veel informatie over het ziektebeeld. Ga ook zo om met kinderen die misbruikt zijn. Luister naar ze. Luister naar wat ze je te vertellen hebben.

‘Als een arts de juiste vragen stelt, kan een kind veel informatie geven’
John Doe

Kinderen hebben vaak verstoorde gedachten over een seksuele ervaring. Maar als zij daartoe door een goed getrainde arts worden uitgenodigd – open, medelevend en niet dwingend of veroordelend – blijken ze goed te kunnen beschrijven wat ze hebben meegemaakt.


Een 5-jarige vertelde me: “Hij spuugde en plaste in mijn mond en toen moest ik het opdrinken.” Een kind van die leeftijd heeft geen weet van dergelijke handelingen, tenzij het zoiets heeft meegemaakt. Als een arts de juiste vragen stelt, kan een kind veel informatie geven over wat er precies gebeurd is, zonder die handelingen bij naam te noemen.’

Wat moet een arts hiervoor kunnen?

‘Elke eerstelijnsbehandelaar moet een aantal basisvragen kunnen stellen en weten hoe het spectrum “normaal gedrag” eruitziet. Seksualiteit is lastig om te bespreken en helemaal met kinderen. Als je niet met een kind durft te praten over seksualiteit, bijvoorbeeld hoe je thuis je piemel noemt, is dat moeilijk. Je moet over seksualiteit kunnen praten zonder dat je dat op een sturende manier doet.


 Twee 5-jarigen die elkaar hun geslachtsdeel laten zien, kun je tot het spectrum “normaal” rekenen. Maar wat als een 5-jarige de genitaliën van een ander kind in de mond neemt? Dan kun je niet zeggen: “Zo zijn ze nu eenmaal, kinderen zijn nieuwsgierig”.’

Hoe verlaag je de drempel om over seksualiteit te praten?

‘Om te beginnen door seksueel misbruik te benaderen zoals je een ziekte benadert, zoals een hartkwaal of nierziekte. Je begint met het opmaken van de anamnese. Hoe is het kind in de misbruiksituatie terechtgekomen? Hoe is het misbruik aan het kind opgelegd? Hoe hebben de seksuele handelingen zich in de tijd ontwikkeld? Met welke problemen en vragen loopt het kind rond? Zo leer je de problematiek herkennen en begrijpen.

‘Kinderen moeten hun stigmatiserende, traumatiserende, schaamtevolle verhaal kwijt kunnen’
John Doe

Vraag ik een kind: “Wiens fout is het?”, dan zegt het vertwijfeld: “Mijn fout?”. “Waarom denk je dat?”, vraag ik dan. Een gesprekje van niets, maar let op: wie alle beetjes informatie aan elkaar naait, ziet een verhaal ontstaan. Het is aan jou een veilige omgeving te creëren waarin kinderen hun meest stigmatiserende, traumatiserende, schaamtevolle verhaal kwijt kunnen. Stoppen zij dat weg, dan kunnen ze het nooit achter zich laten.’

Hoe leg je aan de kinderen uit waarom je ze gaat onderzoeken?

‘Als een kind de eerste keer bij mij komt, leg ik eerst uit wat we gaan doen: “Vandaag gaan we bekijken of je lichaam in orde is. Ik ga je een aantal vragen stellen over wat er gebeurd is. Niet om het je moeilijk te maken, maar om het te kunnen begrijpen. De volgende keer ben ik weer praatdokter, of beter nog: luisterdokter.”

‘Een 9-jarige vroeg “of dat spul nog in haar zat” en of ze daarvan zwanger kon raken’
John Doe

Daarna kom je toe aan vragen over hun lichaam en of ze zich zorgen maken over hun lichaam. “Ik denk dat mensen aan de manier waarop ik loop kunnen zien welke afschuwelijke dingen ik heb moeten doen,” vertelde een pubermeisje. Een 10-jarige wilde weten of ze borstkanker zou krijgen omdat iemand met zijn mond aan haar borst had gezeten.


 En een 9-jarige vroeg zich af “of dat spul nog in haar zat” en of ze daarvan zwanger kon raken. Stuk voor stuk zorgen die een arts objectief kan vaststellen door het verrichten van onderzoek en daarover te praten. Het is belangrijk deze kinderen te laten weten dat ze lichamelijk gezond zijn.’

Waarin zit de therapeutische waarde voor de kinderen? 

‘Vanaf het moment dat een kind binnenkomt, moet je je realiseren dat alles wat jij doet, zou moeten bijdragen aan het herstel van het kind. Alles wat je zegt en beslist moet op zo’n manier gebeuren dat het therapeutisch werkt. 

‘Het is belangrijk dat je de kinderen vraagt wat zij vinden, wat zij willen’
John Doe

Bijna elk kind denkt dat het de enige is die zoiets meemaakt. Doordat ik ernaar vraag, begrijpen ze dat ze tegenover iemand zitten die er meer van weet, waardoor er een proces op gang kan komen. Ik vertel dat veel kinderen het moeilijk vinden erover te praten. “Vind jij dat ook?” vraag ik. “En waarom vind je dat?”. “Ik dacht dat ik het niet mocht zeggen,” vertellen ze dan. Of: “Ik was bang. Ik dacht dat mensen me niet zouden geloven en dat ik in de problemen zou raken.”


Het is belangrijk dat je de kinderen vraagt wat zij vinden, wat zij willen. Je lost er hun probleem niet mee op, maar geeft ze zo wel een gevoel van controle, waarmee zij aan zichzelf kunnen laten zien dat ze niet langer bang zijn voor de persoon die hun dit heeft aangedaan.’

Praten is één, maar wat levert fysiek onderzoek en forensisch materiaal aan bewijs op?

‘Seksueel misbruik gaat meestal niet gepaard met geweld. De meeste daders willen de kinderen geen letsel toebrengen, maar ze vleien, chanteren, manipuleren en intimideren hun slachtoffers om hun activiteiten te kunnen blijven voortzetten.


Loopt een kind toch verwondingen op, dan zijn die vaak oppervlakkig. En ze helen. Forensisch bewijs en de uitkomsten van fysiek onderzoek dragen voor slechts 1 tot 5 procent bij aan de bewijslast. Zo’n 95 procent van de diagnoses “seksueel misbruik” wordt gesteld op basis van wat kinderen vertellen.

‘Een normale uitslag van lichamelijk onderzoek betekent niet per se dat er niets gebeurd is’
John Doe

Een arts moet dus weten dat een normale uitslag van lichamelijk onderzoek niet per se betekent dat er niets gebeurd is. Wat we moeten doen, is luisteren. En zoals een arts die hartruis hoort zijn patiënt naar de cardioloog doorverwijst, zo moet een veronderstelling van kindermisbruik voldoende aanleiding vormen om een expert in te schakelen om dat vermoeden te bevestigen of uit te sluiten.’

Worden artsen voldoende getraind om met kinderen te praten?

‘Nee. Artsen zijn drukbezet en zijn gewend om snel een serie vragen af te vuren. Maar praten met kinderen over dit soort moeilijke onderwerpen vergt andere vaardigheden. Elke keer als ik een kind zie, vraag ik mezelf af: is er een minder dwingende manier om deze vraag te stellen?


Hoe vraag je een kind bijvoorbeeld naar geheimhouding zonder het woord geheim te gebruiken? Ik doe dat als volgt: “Wilde de persoon die dit bij je deed dat je hierover zou vertellen?” “Nee!” zegt het kind. “Hoe weet je dat?”, vraag ik. “Als ik het zou vertellen, zou hij het ook bij mijn zusje doen.” Of: “Hij zei dat niemand me zou geloven.” Of: “Niemand zou nog van me houden.”


Deze vaardigheden heb ik niet van mijn vakgenoten geleerd. Nee, ik heb ze geleerd van de kinderen. Door naar ze te luisteren en met ze te praten. In de loop der jaren heb ik veel overeenkomsten ontdekt in de verhalen van de kinderen; er is me een structuur zichtbaar geworden. Dus als ik nu een onderzoek afneem, werk ik – uiteraard met de nodige flexibiliteit – een gestructureerde vragenlijst af. En met het oog op de wettelijke aspecten en de forensische waarde van het onderzoek schrijf ik elk antwoord woord voor woord op.’

Wat is jouw wijze les aan elke arts?

‘Om te beginnen moeten artsen kinderen uitleg geven over hun persoonlijke ruimte en privacy en het recht daarop. Juist kinderen die misbruikt zijn, moeten het gevoel weer terugkrijgen dat hun lijf van hen is. Ze moeten leren over verzorging en welke aanrakingen acceptabel zijn en welke niet.


Artsen moeten vaardigheden opdoen om een gesprek over misbruik te kunnen voeren. En een arts mag ook best zeggen: ik weet het niet zeker, ik vraag een meer ervaren collega om zijn mening. Kinderen verdienen dat.’

Meer informatie

Elisabeth en David Carney-Haworth:

‘Kinderen die thuis geweld meemaken verdienen steun op school’

Waarom wordt de school niet op de hoogte gesteld als een leerling huiselijk geweld heeft meegemaakt? Het Engelse echtpaar Elisabeth en David Carney-Haworth bedacht negen jaar geleden Operation Encompass, een samenwerkingsvorm tussen school en de politie. Het werd een groot succes, in Nederland onder de naam Handle with Care.

Waarom zou je dit interview lezen?

Aanbeveling van Mariëlle Bahlmann, jurist bij Defence for Children

Ieder kind heeft op basis van het VN-Kinderrechtenverdrag het recht om beschermd te worden tegen elke vorm van geweld (artikel 19). Als een kind toch slachtoffer is van geweld, heeft het kind recht op passende zorg zodat het zich veilig en gezond verder kan ontwikkelen (artikel 39). Het project Handle with Care biedt vroegtijdige hulp door samenwerking tussen de politie en scholen en er wordt gekeken naar de behoefte van het kind. Het is interessant om te lezen hoe binnen deze aanpak vorm wordt gegeven aan het recht van kinderen op bescherming en steun nadat zij geweld hebben meegemaakt.

Auteur: Somajeh Gheaminia, Mariëlle van Bussel, Annemarie van Dijk

Leestijd: 6 + 2,5 + 2

Interview Elisabeth en David Carney-Harworth

Na een heftige ruzie tussen zijn ouders kwam de 4-jarige kleuter de volgende dag met zijn moeder de klas binnen, zijn teddybeer in de hand. Normaal gesproken zou zijn juf vragen de knuffel weg te leggen, of aan mama mee te geven. Nu ze wist wat er aan de hand was, besefte ze dat de beer niet voor niets was meegekomen. Ze liet het jongetje de hele dag knuffelen met zijn beer. Hij nam hem overal mee naar toe. Beer was zijn steun voor vandaag, na de trauma’s van gisteren.


In stilte steunde zijn leerkracht hem gedurende de dag, door aan zijn zijde te staan en zonder woorden te laten weten er voor het kind te zijn. 

Maar het belangrijkste was dat het jongetje zonder enig commentaar zijn beer bij zich mocht hebben. Voor de juf was het geen moeite, maar voor het kleine jongetje was het alles.

David en Elizabeth Carney-Haworth, respectievelijk voormalig teamchef bij de politie en directeur van een basisschool, startten in 2011 in Plymouth de samenwerkingsvorm Operation Encompass. Inmiddels is die over vrijwel heel Engeland uitgerold. Nationaal ontvangt het echtpaar veel lof van kinderbeschermers en politici.

De volgende dag meteen hulp

Bovenstaande casus komt uit een rapport over Operation Encompass, een succesvolle samenwerking tussen scholen en politie in de Zuid-Engelse stad Plymouth. Iedere melding van huiselijk geweld waar ook een kind bij betrokken is geweest, geeft de politie direct door aan de school. Op deze manier krijgt het kind de volgende dag meteen de goede steun.


Het was Elisabeth Carney-Haworth die het jongetje met de teddybeer in haar school opving. Als head teacher van Torpoint nursery and infant school  ̶  een school voor 2- tot 7-jarigen  ̶  had zij na drie maanden ontdekt dat een van haar leerlingen getuige was geweest van huiselijk geweld, zonder dat zij het wist. Nu pas kon ze het veranderende gedrag van het kind verklaren.

Politie kent de kind-details

Ze besprak het met haar man David, die bij de politie werkte. ‘Na dat gesprek met mijn echtgenote ben ik in alle informatiesystemen gedoken,’ vertelt de inmiddels gepensioneerde politieofficier.

‘Ik zag dat wij beschikten over alle informatie over de kinderen die betrokken zijn geweest bij huiselijk geweld. Sterker nog: de politie is verplicht die details te rapporteren. Waren er kinderen in huis? Hoe oud zijn ze? Hoe heten ze? Wie is hun dokter? En: waar zitten ze op school? Maar die details bleven bij ons, daar werd niets mee gedaan.’

‘Er is aangetoond dat getuige zijn van huiselijk geweld een vorm van kindermishandeling is’
John Doe

Na verder speurwerk ontdekte de politieofficier dat er geen wettelijke beperkingen zijn om die informatie met de school van het kind te delen. ‘En toch laten we de stille getuigen van huiselijk geweld aan hun lot over: onze kinderen. Terwijl er voldoende wetenschappelijk bewijs is dat aantoont dat getuige zijn van huiselijk geweld een vorm van kindermishandeling is. Het heeft in elk geval net zulke schadelijke effecten op kinderen als het zélf slachtoffer zijn van het geweld.’


Om iets te kunnen doen voor deze stille getuigen zetten David en Elisabeth een proefproject op: Operation Encompass. Elke ochtend in alle vroegte werden de politiedata gecontroleerd op meldingen en incidenten van huiselijk geweld in gezinnen met kinderen.

Key Adults

Is er sprake van een kind als getuige (of als slachtoffer), dan neemt de politie contact op met de speciaal hiervoor benoemde Key Adult binnen de school, een getraind vertrouwenspersoon die ervoor zorgt dat het kind op de juiste manier zal worden opgevangen.

De politie geeft de naam van het kind door en vertelt wat er de avond ervoor heeft plaatsgevonden. Dit gebeurt ruim voordat de school opent, zodat de Key Adult ook de leraar van het kind kan informeren.

‘Als het kind niet thuis heeft kunnen slapen en eten, regelen we een ontbijt’
John Doe

De leraar zorgt er dan bijvoorbeeld voor dat er een extra schooluniform is, zodat het kind zich niet anders hoeft te voelen als het zijn uniform niet aanheeft, legt Elisabeth Carney-Haworth uit. ‘Of we regelen een ontbijt, als het kind niet thuis heeft kunnen slapen en niet heeft kunnen eten.’


In de proefperiode die startte in februari 2011 ontvingen binnen 322 dagen 352 kinderen de dag na de melding van huiselijk geweld steun via Operation Encompass. Key Adults en leerkrachten werden getraind en ouders zijn geïnformeerd over de samenwerking met de politie.

School als veilige haven

De leraar, die doorgaans geen verdere details te horen krijgt, zorgt dat het kind goed wordt opgevangen. Dat kan door in stilte te steunen, een belangrijke toets later te laten maken of het kind zijn verhaal te laten doen, zonder extra druk op hem te leggen. De behoefte van het kind is hierin leidend. ‘Meestal zijn het praktische dingen die het verschil maken, zoals dat knuffeltje. Of enkel de opmerking: “Ik weet dat je niet een heel fijn weekend hebt gehad.” Soms is een warme glimlach genoeg.’


Een enkele keer gaat de school verder, is te lezen in een van de vele reacties van scholen over dit project die zijn verzameld in de afgelopen jaren. ‘Toen een moeder belde om te zeggen dat haar kind niet naar school zou komen vanwege een hoofdwond, wisten we al van het huiselijk geweld. We haalden het kind op, brachten het naar school en steunden zowel moeder als kind. Dat is fantastisch.’

Heldere communicatie met ouders

Dat laatste heeft een onverwacht positief effect, vertelt Elisabeth Carney: ‘Op onze website, in de schoolgids en op een bordje bij het schoolhek staat vermeld dat wij werken met Operation Encompass. Ouders wéten dus dat wij informatie ontvangen van de politie.


Door de heldere communicatie zijn ouders en kinderen bewust van het feit dat we het gevoelige thema huiselijk geweld en kindermishandeling niet onder stoelen of banken vegen. We tolereren het niet, maar we bespreken het.’

‘Ouders komen nu soms uit zichzelf naar ons toe om te praten over de thuissituatie’
John Doe

Dit zorgt voor bewustwording. ‘Ouders en kinderen komen nu soms uit zichzelf naar ons toe om te praten over hun thuissituatie, zonder dat er een politiemelding is gedaan. Dan hoor ik bijvoorbeeld een moeder zeggen: “Hij heeft me nooit geslagen, daarom wist ik niet dat zijn vernederingen ook onder huiselijk geweld worden verstaan.”


Wat ze vervolgens met de informatie van ouders of kinderen doet, is een professionele afweging, vertelt Elisabeth. ‘Ik veroordeel de ouders nooit. Ik luister en overleg vervolgens met de andere twee Key Adults binnen onze school.


Soms moedigen we ouders aan om maatschappelijk werk of jeugdzorg in te schakelen, soms doen we dat zelf, na overleg met de ouders. Behalve als de veiligheid van het kind in gevaar is, dan kan het zijn dat we het buiten de ouders om doen. Maar je moet heel voorzichtig opereren, zodat niemand onnodig in gevaar komt.’

Niet alles wordt gedeeld

Het is weleens voorgekomen dat een melding via Operation Encompass tot een uithuisplaatsing leidde, vertelt Richard Marsh. Deze head teacher van de Stoke Damerel Primary School in Plymouth was een van de eerste Key Adults.


Sinds de start van het project heeft hij vele meldingen ontvangen. ‘Dat kunnen uiteenlopende gebeurtenissen zijn. Van een verbale ruzie tussen de ouders tot een kind dat met haren van de trap is getrokken.’


Als Key Adult vertelt hij niet zomaar alle details aan de leerkracht van het kind. ‘Die kan misschien schrikken en overdreven reageren. Het gaat om de kleine steunbetuigingen die het verschil maken voor de kinderen. Maar in het geval van het kind dat aan de haren is getrokken, is het zinvol dat door te geven: let tijdens het sporten en spelen extra op zijn hoofd en meld het als het niet goed gaat. Voor de rest proberen we de details zo vertrouwelijk mogelijk te houden.’

Alleen relevante details

Uitdagingen zijn er ook, erkent David. ‘Maar dat zit hem in de praktische uitvoering. Niet alle politieregio’s werken met dezelfde computersystemen. Voor een effectieve informatie-uitwisseling met scholen is in sommige regio’s meer nodig.’


Niemand in Engeland heeft ooit de privacybescherming erbij gehaald in dit project, vertelt David, die enigszins verbaasd is over de vraag of de privacy van ouders wel voldoende gewaarborgd is. ‘De politie geeft alleen details aan de school wanneer die iets te maken hebben met het welzijn van het kind. Dus niet alles wordt zomaar doorgegeven.

‘Dit is geen privacy-issue. Het gaat om de veiligheid van de kinderen’
John Doe

In zijn denkwijze staan de kinderen voorop. ‘Dit is geen privacy-issue. Het gaat om de veiligheid van de kinderen. Het welzijn van het kind is ieders verantwoordelijkheid, zeker van de school en ook van de politie. Ieder kind heeft recht op vroegtijdige hulp.’

Meer informatie

  • In Nederland heeft Augeo Foundation het Operation Encompass-concept overgenomen en omgedoopt tot Handle with Care. Bekijk de voorlichtingsanimatie.
  • Meer informatie over hoe Handle with Care in Nederland werkt en hoe je kunt meedoen lees je op de website van Augeo.

Hoe gaat het nu?

Hoe gaat het nu?

In Engeland en Wales zijn inmiddels 40 van de 43 politiekorpsen aangesloten bij Operation Encompass. Schotland en Ierland zullen waarschijnlijk snel volgen. Journalist Mariëlle van Brussel vroeg initiatiefnemers Elisabeth en David Carney-Haworth hoe het nu, bijna tien jaar na de start, gaat.

Elisabeth en David Carney-Haworth: ‘Operation Encompass is nog altijd een groot succes. Er is eindelijk erkenning voor kinderen die het slachtoffer zijn van vervelende situaties thuis. We zijn dan ook enorm verheugd dat het parlement op dit moment een nieuwe wet in behandeling heeft waarin erkenning van deze kinderen is opgenomen.’

Jullie hebben onderzoek gedaan naar de werkwijze en effecten van Operation Encompass. Wat kwam daaruit? 

‘Het gaat om een klein onderzoek in het district Hampshire. Het programma wordt enorm gewaardeerd door zowel de politie als de scholen en de hulpverlening. Het heeft niet alleen gezorgd voor ondersteuning aan een groot aantal kinderen, maar ook zijn scholen begonnen hun curriculum te wijzigen. Zo is er nu veel vaker aandacht voor bijvoorbeeld het verschil tussen gezonde en ongezonde relaties.


De deelnemers aan dit onderzoek vroegen zich wel af wat Operation Encompass doet met kinderen die uitgesloten zijn van onderwijs, door bijvoorbeeld een schorsing of “homeschooling”. Huiselijk geweld in deze gezinnen wordt ook op school gemeld. De school moet dan contact zoeken met de hulpverlening om te wijzen op een mogelijk gevaar voor het kind.

‘We mogen in geen enkel geval een kind schorsen dat thuis in gevaar is’
John Doe

Op de lange termijn kun je je afvragen of uitsluiten de beste optie is voor een kind. Dat moet de school onderzoeken. We mogen in geen enkel geval een kind schorsen dat thuis in gevaar is. En wie weet is het gedrag waarom het kind geschorst is wel het gevolg van de moeilijke situatie thuis?


In een tweede, ook kleinschalig onderzoek is gekeken naar de effecten van een kortdurende traumatherapie – het ging om twaalf sessies – op school. In dit onderzoek werd benadrukt dat het hele proces valt of staat met dat ene telefoontje van de politie naar school. Ook hier blijkt dat Operation Encompass zijn werk doet.’ 

In het Verenigd Koninkrijk is Operation Encompass inmiddels wijdverbreid. Hoe staat het met de internationale aandacht?

‘De volgende stap is inderdaad het zoeken naar contacten in het buitenland. We hebben de World Class Policing Awards 2019 gewonnen, dat helpt enorm om andere landen enthousiast te krijgen. Een hele tijd geleden hebben enkele staten in de Verenigde Staten het programma opgestart, maar helaas hebben we geen contact met hen. Er is hoe dan ook veel interesse. We zijn nu in gesprek met Australië en Canada en hopen ook contacten te leggen in Nieuw-Zeeland, Noorwegen en Portugal. En natuurlijk is Nederland al erg actief met Handle with Care.


We hopen en zijn ook van mening dat een internationaal gesprek over dit onderwerp ontzettend belangrijk is. We kunnen allemaal van elkaar leren, niemand heeft hét antwoord op dit probleem.’

Aan jullie team een onderwijspsycholoog toegevoegd. Wat is zijn rol? 

‘Omdat afgelopen maanden scholen in lockdown zijn geweest, hebben we een hulplijn opgezet voor leerkrachten. Een onderwijspsycholoog geeft advies over hoe zij kinderen het best kunnen ondersteunen in deze periode. Niet alleen tijdens de lockdown, maar ook bij de terugkeer naar school.


Het mooie is dat leerkrachten er niets voor hoeven te doen, behalve de telefoon te pakken. Voorheen duurde het, als gevolg van bureaucratie, misschien een jaar voordat iemand een psycholoog te pakken kreeg. De hulplijn, inmiddels nationaal, is van acht uur ’s ochtends tot elf uur ’s avonds bereikbaar. We hopen dat de overheid het project ook na maart 2021 blijft financieren. Het is een extra service voor leerkrachten en een van de manieren om deze kinderen te kunnen ondersteunen.’

Meer informatie

Het onderzoek naar de werkwijze en effecten van Operation Encompass in het district Hampshire is uitgevoerd door de University of Winchester en hier te lezen.

Reactie uit de praktijk:
‘Kinderen vertellen het meestal niet zelf’

Reactie uit de praktijk

‘Kinderen vertellen het meestal niet zelf’

Basisschool de Droomboom was een van de eerste scholen van Heerlen die deelnam aan Handle with Care. Oud-directeur Jo Budie: ‘We zien meestal dat het kind rustiger wordt.’

Hoe past de Droomboom Handle with Care toe?

‘Onze school staat in een achterstandswijk. Er speelt nogal wat problematiek. Zo komt het regelmatig voor dat de politie moet ingrijpen bij huiselijk geweld en dat de kinderen daarvan getuige zijn. Logisch dat deze leerlingen ’s ochtends iets anders aan hun hoofd hebben dan school.


Als de schoolleider via Handle with Care het signaal van de politie binnenkrijgt, deelt hij dat met de intern begeleider en alle leerkrachten die contact hebben met de betreffende leerling. Zij vangen het kind dan goed op.’

Wat hebben ouders en kinderen eraan? 

‘Ik hoop heel veel. We zien meestal wel dat het kind rustiger wordt. Helaas horen we er daarna niets meer over. De politie meldt het voorval bij Veilig Thuis, maar Veilig Thuis koppelt vanwege de privacy niets terug naar ons als school. Uiteraard hoeven we niet alle details te weten, maar we willen graag inspelen op de situatie als je ziet dat er bij een leerling thuis van alles aan de hand is.

‘Als we meer zouden weten, konden we het kind beter ondersteunen’
John Doe

Kinderen vertellen het meestal niet zelf, uit loyaliteit naar hun ouders toe. Als de privacy niet zo’n issue zou zijn, zouden we als school veel meer kunnen betekenen. Ouders zouden er ook zelf opener over moeten zijn. Ik zeg altijd: jullie kinderen zijn 26 uur per week ook onze kinderen. Daarom is het onze taak om ze veilig te laten zijn. En het is niet alleen onze taak, ook die van de ketenpartners, zoals maatschappelijk werk en de peuterspeelzaal. Als we meer zouden weten, konden we het kind beter ondersteunen.’

Heb je adviezen voor collega’s?

‘Kijk en luister goed naar je leerlingen. Denk je iets te zien of horen, koppel dat dan terug aan de IB’er, schoolleider of een andere leerkracht. Zeker als je het lastig vindt om te bepalen hoe ermee om te gaan. Je kunt anderen vragen hoe zij dat doen, gespreksvaardigheden met elkaar oefenen en dan feedback geven. Of vraag of een gedragsspecialist uit het team wil praten met het kind, die kan dat goed.


Als een leerling vertelt dat hij wordt geslagen door zijn vader, check dan of het echt zo is. Nodig de ouders uit en laat ze reageren. Vertel dat je als school verplicht bent om een melding bij Veilig Thuis te doen. En houd je deur altijd open voor ouders: “Als je wilt praten, kom dan even binnen voor een kop koffie.”’

Wat sprak je in het interview met Elisabeth en David Carney-Haworth het meest aan?

‘Dat David zegt: “Dit is geen privacy-issue. Het gaat om de veiligheid van de kinderen. Het welzijn van het kind is ieders verantwoordelijkheid, zeker van de school en ook van de politie.” Hier sta ik voor honderd procent achter. Handle with Care is een goede zaak. Ons team heeft de methode helemaal omarmd. Alleen die privacy, hè? Als die niet als zo belangrijk werd gezien, zouden we als school veel meer kunnen.’

Traumasensitief onderwijs

Kinderen die huiselijk geweld meemaken, zijn gebaat bij een traumasensitieve school: een school die zich bewust is van de impact van ingrijpende ervaringen zoals huiselijk geweld en weet hoe je kinderen een veilige plek kunt bieden en ze helpt om weer aan leren toe te komen. Project Traumasensitief Onderwijs (TSO) zet zich in om deze werkwijze te bevorderen. Het handboek Traumasensitief Onderwijs biedt informatie en handvatten om een traumasensitief onderwijsklimaat te implementeren.

Bas van Hout:

‘We waren gewend aan bedorven voedsel’

‘Ongelooflijk’ vindt journalist Bas van Hout (61) het dat niemand op de Amsterdamse Wallen iets deed aan de vreselijke situatie waarin hij opgroeide. Pas toen de Amsterdamse penoze-koning ‘Zwarte Joop’ zich over hem ontfermde, kon hij bij zijn moeder weg en kwam er een einde aan de armoede, verwaarlozing en mishandeling.

Waarom zou je dit interview lezen?

Aanbeveling van Maryse Nijhof-Broek, beleidsmedewerker Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang

In het verhaal van Bas van Hout raakt met name de rol die Zwarte Joop in zijn leven heeft gespeeld mij enorm. Zelf ben ik geboren en getogen op Curaçao, waar heel veel kinderen in extreme armoede opgroeien. Ik heb daar veel leerkrachten ontmoet die het heel normaal vinden om eten mee te nemen voor de kinderen in hun klas, om kinderen op te nemen in hun eigen gezin en om er altijd voor deze kinderen te zijn. Ik denk dat we dit soort mensen nodig hebben om kinderen zoals Bas het gevoel te geven dat zij gezien en gehoord worden en dat ook zij op een voetstuk mogen staan.

Auteur: Deborah Ligtenberg, Mariëlle Dekker / Fotografie: Rebke Klokke

Leestijd: 4,5 + 2 minuten

Interview met Bas van Hout 

‘“Hee jongen!’ Ik was 9 en stond met een hoop vriendjes op een brug. Het was Zwarte Joop die mij riep. “Hee jongen, ga je mee een stukje rijden?” Uit al die jongetjes koos hij mij! Ik vond het geweldig. Natuurlijk ging ik mee! In die grote auto toerden we over het Rokin, de Dam, dwars door Amsterdam. En daarna zette Joop koers richting Zandvoort. We reden over het strand, door het water, het was een geweldige middag. Een keerpunt in mijn leven.


Ik had Zwarte Joop, zoals ze Maurits de Vries noemden, een half jaar eerder leren kennen in een kroeg waar ik barjongen was. Toen hij daar binnenstapte, vulde hij meteen de hele ruimte. Die grote man met zwarte baard, als een soort oermens stond hij daar. Hij kwam voor twee penoze-mannen die overduidelijk doodsbang voor hem waren. Kerels die ongetwijfeld wapens bij zich hadden, maar die niet durfden te gebruiken. 

Bas van Hout is misdaad- en onderzoeksjournalist. Hij schreef onder meer voor De TelegraafPanoramaNieuwe Revu en de Nederlandse edities van Penthouse en Playboy. Ook publiceerde Bas boeken over Steve Brown (1995) en Klaas Bruinsma (2000) en werkte hij mee aan diverse tv-programma’s. Bas heeft een relatie en twee volwassen kinderen.

Toen Joop riep dat hij met ze in de zandbak achter het café wilde vechten, sidderden ze van angst. Ik observeerde het allemaal en mijn kinderbrein vond het bijzonder grappig. Ik lachte en Joop wees naar mij. “Daar,” bulderde hij, “staat de enige echte kerel.” Het was een monumentaal moment. Voor het eerst in mijn leven zette iemand mij op een voetstuk. Ik voelde, ik wíst dat wij nog veel voor elkaar gingen betekenen. Dat bleek na die middag in zijn auto. Hij ging voor mij zorgen. Dankzij hem kon ik voorgoed weg bij mij moeder.

‘Mijn moeder is het enige mens voor wie ik ooit bang ben geweest’
John Doe

Mijn moeder was een slechte vrouw. Totaal gestoord. De enige mens voor wie ik ooit bang ben geweest. Vergeleken met mijn tijd bij haar, is de rest van mijn leven a walk in the park. Mijn ouders scheidden toen ik 1 was. Daarvoor waren we geloof ik een redelijk normaal gezin, maar daarna ging alles mis. Mijn moeder was agressief, alcoholist en mishandelde en verwaarloosde mijn drie jaar oudere zus en mij.


We woonden op de bovenste twee verdiepingen van een pand aan de Oudezijds Achterburgwal. Mijn moeder op de onderste, mijn zus en ik op zolder. Mijn kamer was volgestouwd met de troep die mijn moeder verzamelde. Geregeld deed ze de deur op slot, zodat wij niet naar de wc op haar verdieping konden.

‘Onze behoefte deden we in een kast’
John Doe

Onze behoefte deden we in een kast, of in een oude krant die we uit het raam in de gracht gooiden. Mijn moeder ging soms twee weken op vakantie en liet ons dan achter met een grote teil hutspot die buiten op het platje stond. Als de zon scheen werd die zuur, als het regende werd het soep. We aten het, want we hadden niets anders. Ze mishandelde ons en speelde mijn zus en mij voortdurend tegen elkaar uit, zodat we elkaar niet konden steunen.’

Vrijstaat

‘Het is ongelooflijk dat niemand ingreep. De Wallen waren een soort vrijstaat, vol wapens en criminaliteit, waar de Kinderbescherming niet kwam en wij totaal aan ons lot en aan de grillen van onze gekke moeder waren overgelaten. Er waren een paar lichtpuntjes, zoals de hoeren die de politie belden toen ze ons geschreeuw hoorden omdat we werden afgeranseld. Toen de politie kwam, zat ik opgesloten in de kast. Die ene waar ik mijn behoefte ook in deed en het verschrikkelijk stonk. Mijn moeder zei dat ik verstoppertje speelde en de politie droop af.


Als mijn zus of ik jarig was, hing mijn moeder de leuke vrouw uit. Vreselijk vond ik dat. We kregen cadeautjes die we daarna weer moesten inleveren. Het was alsof je levenslang hebt gekregen en één dag op proefverlof mag. Daar kun je niet van genieten, want de volgende dag moet je de cel weer in.’

Geen ballen

‘Tot mijn 6de kwam mijn vader eens in de twee weken een half uur op bezoek, onder strikt toezicht van mijn moeder. We durfden niets verkeerds te zeggen, niet om hulp te vragen. Als hij nieuwe kleren voor ons kocht, vroeg ze om het bonnetje, voor als het bij nader inzien toch te klein was. Die kleren gingen altijd terug en zij hield het geld.


Na mijn 6de verdween mijn vader uit beeld. Was hij maar naar school gekomen om me een gulden te geven voor wat eten en een briefje met zijn telefoonnummer. Dan had ik me misschien wat minder eenzaam gevoeld. Mijn vader had geen ballen.’

Op hoge poten

‘Mijn zus en ik leefden in diepe armoede. We liepen in oude kleren en werden naar school gestuurd zonder ontbijt en lunch. Nee, ook op school trok niemand aan de bel. Ik herinner me dat mijn zus en ik twintig cent hadden. Daarmee gingen we naar de bakker, eindelijk konden we iets lekkers kopen! We konden kiezen uit twee verse krentenbollen of vijf oude. Natuurlijk kozen we het laatste, dat was meer. Dat ze groen uitgeslagen waren, zagen we niet eens. Bovendien waren we bedorven voedsel gewend.

‘Ik onderging het allemaal en vond er helemaal niets van’
John Doe

Een juf die ons die beschimmelde krentenbollen zag eten, ging op hoge poten met ons naar de bakker. Geweldig vond ik dat. Er kwam iemand voor ons op! We kregen verse en dat was het.


Best raar eigenlijk dat de juf er verder geen werk van maakte. Op dat moment vond ik dat niet erg. Misschien was ik er zelfs blij om. Ik was bang voor de straf van mijn moeder als iemand zou ontdekken wat er bij ons thuis gebeurde. Ik onderging het allemaal en vond er helemaal niets van. Echt niet. Door deze copingstrategie heb ik het gered. Mijn zus niet. Haar jeugd heeft haar geknakt. Op haar 11de ging ze bij de buren wonen, maar ze is nooit gelukkig geworden. Inmiddels is ze overleden.’

Zelfkanter

‘Zwarte Joop was mijn redding. Hij had een woonboot in de Prinsengracht, waar ik op mijn 12de alleen ging wonen. Ik wist niet wat ik meemaakte. Een bed met schone lakens, voldoende te eten en een telefoon… We hadden een deal, Joop en ik. Hij gaf me 25 gulden per dag, maar dan moest ik boodschappen voor hem doen, voor de honden en de auto’s zorgen, elke dag naar school gaan en sporten. Als ik ooit iets illegaals deed, zou hij al mijn botten breken.


Ook al was Joop penoze – ‘zelfkanter’, zo noemde hij zich – en groeide ik op in die rare wereld op de Wallen, wat Joop voor mij deed was cruciaal. Ik ben nooit meer iemand tegengekomen die zo ongelooflijk altruïstisch was. Ik weet niet wat hem bezielde om mij te helpen. Die vraag heb ik hem nooit gesteld en inmiddels leeft hij niet meer. Ik ben hem ongelooflijk dankbaar. Door Joop ben ik gekomen waar ik nu ben. Door mijn eigen karakter maar ook zeker dankzij hem heb ik het gered. Ik ben geen slachtoffer.’

Reactie uit de praktijk: 
‘Een penoze als steunfiguur’

Reactie uit de praktijk

‘Een penoze als steunfiguur’

Wat inspireerde Mariëlle Dekker, directeur van Augeo, aan het interview met Bas van Hout?

‘Zo, dat was nog eens een mentor, deze “Zwarte Joop”. Eentje die zichzelf aan een kind in nood aanbood en het vervolgens jarenlang waarmaakte. Die Bas in zijn woonboot nam en hem dagelijks 25 gulden gaf, in ruil waarvoor Bas boodschappen moest doen, voor de honden en de auto’s zorgen, elke dag naar school gaan en sporten. En hij mocht niets illegaals doen, want dan “zou hij al mijn botten breken”, aldus Bas. Een reddingsboei voor de jonge Bas. Maar natuurlijk ook een man die in deze tijd van mentorprojecten waarschijnlijk nooit de proeve van een Verklaring Omtrent Gedrag had doorstaan…


Tientallen keren heb ik de film Geheim geweld… en nu? van Hameeda Lakho gezien, waarin Bas teruggaat naar het huis van zijn moeder. De beelden van de kast waarin hij opgesloten zat en van de dakgoot waar de pan met hutspot stond, staan op m’n netvlies gebrand. Bas en zijn zus spreken in deze film over hun jeugd. De last die Bas’ zus dan nog steeds met zich meedraagt, is tussen de regels door hoorbaar. In dit interview lees ik dat ze nooit gelukkig is geworden en inmiddels is overleden.’

Sociale vaardigheden

‘Het verhaal van Zwarte Joop kende ik nog niet. Het bevestigt voor mij wat zoveel vakliteratuur vertelt: sociale steun, maar ook de eigenschappen van een kind zelf, bepalen voor een groot deel diens veerkracht. Bas vraagt zich af waarom Zwarte Joop hem koos. Ik denk vanwege diezelfde eigenschappen die Bas veerkrachtig maken: hij beschikte als kind wellicht precies over de sociale vaardigheden die ervoor zorgden dat hij de steun en de mensen die hij nodig had, ook kon aantrekken. Zoals Bas het zegt: “Door Joop ben ik gekomen waar ik nu ben. Door mijn eigen karakter, maar ook zeker dankzij hem heb ik het gered. Ik ben geen slachtoffer.”’

Onverwachte steunfiguur

‘In Amerika hoorde ik ooit van een project dat lijkt op wat we hier JIM noemen, jouw ingebrachte mentor. Mishandelde kinderen “nomineerden” iemand die hun steunfiguur mocht worden. Twee voorbeelden herinner ik me nog. Een kind koos zijn kapper; dat had niemand bedacht. Een ander kind koos een leerkracht; deze leerkracht viel steil achterover want zij dacht uit diens afwerende  gedrag in de klas vooral op te maken dat het kind haar niet mocht. Aan deze voorbeelden moest ik denken bij Zwarte Joop: een penoze als steunfiguur. Je bedenkt het niet als hulpverlener en ik zal er op deze plek ook niet voor pleiten. Maar hoe dan ook, we kunnen leren van welke steunfiguren kinderen zelf aantrekken of uitkiezen, dat illustreert dit verhaal van Bas voor mij.’

Over Augeo

Augeo Foundation wil dat kinderen met liefde en in veiligheid opgroeien. Daarom versterken we professionals, beleidsmakers en vrijwilligers om kindermishandeling en huiselijk geweld zo snel en doeltreffend mogelijk aan te pakken.


Met online scholing en ervaringen van de Jongerentaskforce versterken we professionals. We organiseren steun voor kinderen, en doen samen met gemeenten onderzoek naar de aanpak van kindermishandeling. 


Samen geven we kindermishandeling geen toekomst.

Aan dit nummer werkten mee:

  • Hoofdredacteur en coördinatie: Edith Geurts
  • Teksten: Jolanda van den Braak, Mariëlle van Bussel, Mariëlle Dekker, Annemarie van Dijk, Ditty Eimers, Edith Geurts, Somajeh Gheaminia, Marga Haagmans, Deborah Ligtenberg, Annette Wiesman
  • Advies: Mariëlle Bahlmann, Ingrid ten Berge, Lidy Boone, Marjon Donkers, Roely Drijfhout, Daphne Drost, Anneke Janssen, Marjolijn van de Merwe, Maryse Nijhof, Elle Struijf
  • Beeld: Hüsne Afsar, AdobeStock, Rick Huisinga, Rebke Klokke, Viduals, Elizabeth Wattimena
  • Eindredactie: Hanneke Karssen
  • Ontwerp en opmaak: NR Grafisch Ontwerp
  • Uitgever: Augeo Foundation


De kinderen op de foto’s zijn modellen, tenzij anders vermeld.

Augeo Magazine

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm