Editie 6, december 2017

Kinderen helpen herstellen

Mishandeling, verwaarlozing en seksueel misbruik kunnen ernstige gevolgen hebben voor kinderen. Zij hebben hulp en steun van verschillende professionals nodig om te kunnen herstellen van hun ervaringen. In dit nummer lees je hoe je dit herstel kunt bevorderen.

Psychiater Bessel van der Kolk: ‘Als het lichaam kalmeert, gaat het taalgebruik vooruit’

Traumabehandeling: ‘Kinderen moeten het gevoel hebben dat ze gesteund worden’

Voorwoord

Edith Geurts

Inhoudsdeskundige bij Augeo,

Hoofdredacteur Augeo magazine

‘Zie je mij echt?’

De emoties liepen hoog op tijdens de laatste vergadering van de redactieraad. We maakten ons zorgen over kinderen die thuis onveilig zijn, maar in de hulpverlening tussen wal en schip belanden. Kinderen die op diverse gebieden problemen ervaren, waar verschillende professionals bij betrokken zijn, maar die desondanks uit beeld raken: iedereen is druk met het gezin, maar wie ziet het kind?


De voorbeelden van moeizame samenwerking, gebrekkige communicatie en hulp die niet aanslaat of passend is, kennen we allemaal. In inspectierapporten is zonder uitzondering sprake van fatale gevolgen voor een kind. En media rapporteren veelvuldig over schrijnende incidenten, gemeentelijke tekorten voor jeugdzorg, patiëntenstoppen bij jeugdhulpinstellingen en instellingen die hun werk niet goed zouden doen. Berichten doorspekt van een hoop bijvoeglijke naamwoorden die de ernst van de situatie onderstrepen. Maar ook daarin draait het zelden om het kind.

‘Alleen met de focus op het kind kan er echt iets veranderen’

John Doe

Kritische berichtgeving is prima – het is goed aandacht te vragen voor wat er mis is en op te roepen tot verbetering, op het gebied van beleid, financiën, deskundigheid en prioriteit. Maar als je niet oppast, word je er moedeloos van en slaat alle inspiratie en hoop dood. Waarmee de kinderen om wie het gaat nóg verder buiten beeld raken.

Daarom kiest Augeo Magazine voor een positieve insteek. Niet om de problemen te ontkennen, maar om de moraal hoog te houden. We willen vertellen over wat wél goed gaat, over professionals die hun stinkende best doen voor kinderen in de knel, die weten wat kinderen nodig hebben, die elkaar weten te vinden en aanvullen. Om te inspireren, te leren en het kind in beeld te houden, zodat het de hulp en steun krijgt die het verdient en nodig heeft. Of, zoals de Augeo Jongerentaskforce zich in een blog tot de medewerkers van de wijkteams en Veilig Thuis richtte: ‘Weet jij nog wie ik ben, en of ik nu wel veilig(er) ben? Zie jij mij echt?’ Alleen met de focus op het kind kan er écht iets veranderen. En dat is toch waarvoor we het allemaal doen.

Praktijkverhaal

Bang voor moeder

Twee jongens durven niet alleen met hun moeder in huis te zijn. Zij heeft een psychische stoornis en neemt haar medicijnen niet in, waardoor ze zich agressief en onvoorspelbaar gedraagt. Hoe werken professionals samen om te zorgen dat de jongens veilig thuis kunnen blijven wonen? 

Auteur: Annemarie van Dijk

Lees verder

Eind augustus

Een jongen uit haar klas is heel verdrietig, zegt een leerkracht van een basisschool tegen intern begeleider Henriëtte van Leeuwen. Als Van Leeuwen met de jongen (10) gaat praten, blijkt deze bang te zijn voor zijn moeder. Hij zegt dat mama boos op hem is, haar medicijnen niet inneemt en onvoorspelbaar reageert. Hij durft niet meer naar huis. Ook zijn broertje van acht, dat een paar klassen lager zit, is bang. Bij Van Leeuwen gaan meteen de alarmbellen rinkelen. ‘Wij zien deze kinderen elke dag, kennen ze goed. Dit leek me niet oké. Ik wist dat hun moeder een psychische stoornis heeft, de vader is daar open over. Het was al eerder misgegaan in dat gezin. Daarom schakelde ik meteen het crisisteam in.’


Nicole Janssen, van het crisisinterventieteam (CIT) van Jeugdbescherming West, pakt de zaak op. Samen met Van Leeuwen gaat ze bij de moeder op huisbezoek. Janssen constateert dat de situatie daar niet veilig is voor de kinderen. ‘De moeder leek in een psychose te zitten, was heel achterdochtig. Bovendien nam ze haar antipsychotica niet in, waardoor ze agressief en onvoorspelbaar reageerde. Het was niet verstandig om de jongens naar huis te laten gaan.’


De vader, die is ingeseind, regelt dat de jongens met een juf mee naar huis gaan om daar te slapen.

Een dag later

De vader werkt goed mee, maar is heel druk met zijn werk en kan niet steeds op de jongens letten als ze met hun moeder zijn. Daarom schakelt Janssen de crisisdienst van de volwassenenpsychiatrie in, die een inbewaringstelling (ibs) voor de moeder uitschrijft: een spoedmaatregel voor een gedwongen opname van drie weken in een ggz-instelling. De jongens kunnen weer terug naar huis. 


Jansen praat op school met de broertjes en hun vader. 'Ik vertelde dat het heel goed was dat ze op school hadden verteld wat er thuis was gebeurd. En dat zij er niets aan konden doen dat hun mama ziek was. Vooral de oudste zoon was heel bezorgd. We legden uit dat anderen goed voor mama zorgden om haar beter te maken en dat hij en zijn broertje gewoon thuis in hun eigen bed mochten slapen.' De vader vertelt dat de kinderen na schooltijd met de moeder van een vriendje mee naar huis mogen, waar hij ze rond etenstijd weer ophaalt. Op andere dagen kunnen ze bij oma of een nicht terecht.

Een week later

Ook het Centrum Jeugd en Gezin (CJG), dat de eindverantwoordelijkheid na vier weken CIT gaat overnemen, is inmiddels betrokken. Janssen en gezinscoach Anita Suir van het CJG praten met de vader: kan hij wel voor zijn zoons zorgen met zijn drukke baan? De vader besluit zijn werktijden aan te passen, zodat hij er vaker kan zijn voor de jongens. Suir maakt zich zorgen over de broertjes: ‘Vooral de oudste was heel bang voor zijn moeder. Voor hem was dat mogelijk een traumatische ervaring. Ik besloot daarover een orthopedagoog vanuit het CJG te consulteren.’ Aan de andere kant missen de kinderen hun moeder ook, maar ze willen nog niet bij haar op bezoek. De grootste zorg is nu dat de ibs binnenkort afloopt, terwijl de moeder nog niet naar huis kan. Er moet dus een plan komen.

Een paar dagen later

De betrokken partijen hebben multidisciplinair overleg bij de ggz-instelling waar de moeder verblijft. Aanwezig zijn: Nicole Janssen van het CIT, gezinscoach Anita Suir van het Centrum Jeugd en Gezin, intern begeleider Henriëtte van Leeuwen en psychiater Bart van den Aakster, die de moeder behandelt. Van Leeuwen vertelt dat de moeder de vader eens op het balkon heeft opgesloten. Een vriendje van een van de zoons had haar dat verteld. ‘Het gaf voor mij heel duidelijk aan dat de vader de kinderen niet kon beschermen en dat de moeder dus niet naar huis kon.’ Suir geeft aan dat de jongens mama willen zien, maar dat er bij een ontmoeting absoluut een derde persoon aanwezig moet zijn.

Van den Aakster meldt dat hij de moeder van de twee jongens observeert, maar dat daar weinig uitkomt. Ze geeft nauwelijks antwoord op vragen, laat weinig van zichzelf zien. Haar medicatie weigert ze. 


Van den Aakster: ‘Jammer, want de vorige keren dat deze vrouw hier was opgenomen, sloeg het antipsychoticum goed bij haar aan.’ Hij laat weten dat hij de vrouw niet kan dwingen om haar medicatie in te nemen, maar dat hij het blijft proberen. ‘Mijn eerste verantwoordelijkheid was natuurlijk de vrouw en haar ziekte, maar ik was me ook zeer bewust van de veiligheid van de jongens.’

Een week later

Er is opnieuw een multidisciplinair overleg bij de ggz-instelling, nu ook met de ouders van de twee jongens erbij. Als Van Leeuwen vertelt dat ze de jongens ziet opknappen nu de moeder niet thuis is, moet de moeder huilen. ‘Dat vond ik ergens zielig’, zegt Van Leeuwen, ‘maar ze moest het ook horen, vond ik.’ Tijdens het overleg wordt de moeder boos op de vader en gooit hem een glas water in zijn gezicht. Van den Aakster vertelt dat de vrouw sinds drie dagen haar medicatie inneemt, maar dat hij het onverantwoord vindt om de vrouw naar haar gezin te laten terugkeren zolang de medicatie nog niet werkt. Hij gaat een onafhankelijke psychiater inschakelen die moet aangeven of hij het met deze beslissing eens is. Zo ja, dan wordt er een geneeskundige verklaring opgestuurd naar de rechtbank. De rechter moet dan beslissen of de gedwongen opname verlengd kan worden.


Janssen en Suir zijn positief verrast. Janssen: ‘De volwassenenpsychiatrie kan soms moeilijk doen, maar was het nu volledig met ons eens dat het belang van de jongens vooropstond. Het was een goed overleg, we zaten echt op één lijn.’

Na het overleg

Het crisisteam draagt de eindverantwoordelijkheid van de zaak over aan het Centrum Jeugd en Gezin. Janssen: ‘Soms is het moeilijk om een zaak los te laten. Maar in dit geval had ik het gevoel: het komt goed. Het gezin wordt nu in de gaten gehouden.’


De rechter komt naar de ggz-instelling en besluit dat de gedwongen opname wordt verlengd tot maximaal zes maanden. In die tijd moet er een plan komen om de moeder weer veilig naar huis te laten gaan. Het weer opbouwen van goed contact tussen moeder en kinderen staat hierin voorop.

Twee weken later

Suir bezoekt de broertjes op school en vraagt hoe het gaat. Ze geven aan dat ze niet alleen naar mama durven. ‘Ik beloofde hen dat er voorlopig altijd iemand bij is, van het CJG of een verpleegkundige van de ggz-instelling.’


Bij de moeder treedt een voorzichtig herstel in. De moeder neemt haar medicatie nog steeds in en wil haar kinderen graag weer zien. De jongens gaan bij haar op bezoek, met een verpleegkundige erbij voor de veiligheid. Het bezoek verloopt prima. De moeder stemt niet in met maandelijkse injecties van haar medicijn. ‘Jammer’, zegt Van den Aakster, ‘want dan zou je steeds zeker weten dat de jongens weer een maand veilig zijn. Misschien gaat het lukken om elke dag iemand bij haar thuis langs te laten komen die checkt of ze haar medicijn inneemt. Daar moeten we eerst zeker van zijn, anders kan ze niet naar huis.’

Nu

Alle betrokkenen zijn het eens: de samenwerking tussen de partijen is vlot verlopen. Het belang van de jongens is continu in het oog gehouden en alles kon onderling goed worden afgestemd. Suir: ‘Met de jongens gaat het nu redelijk goed. Ze snappen dat mama nog niet thuiskomt, maar wel goede hulp en medicijnen krijgt. Ze zijn minder bang en vinden het fijn om af en toe bij hun moeder op bezoek te gaan. Ik vertrouw erop dat we een oplossing vinden, fijn dat we daarvoor nog even de tijd hebben. Heel goed dat de school zo op tijd aan de bel trok. Een school heeft echt een grote rol in de signalering.’

Van Leeuwen houdt de jongens goed in de gaten. Ze heeft veel contact met de gezinscoach, die haar vertelt wanneer de jongens naar hun moeder zijn geweest. 'Ik vraag ze altijd hoe het bezoek bij mama was en hoe het thuis gaat. Ze zijn rustiger en niet meer bang, maar wel blij dat er iemand bij is als ze hun moeder bezoeken. Verder houd ik de leerkrachten op de hoogte, zij letten extra op de jongens. Als er iets is, dan laten we het meteen aan elkaar weten.’

Traumatische ervaringen

Niet alle kinderen die ingrijpende gebeurtenissen meemaken, hebben professionele behandeling nodig. Een betrouwbare, steunende volwassene kan de impact van een traumatische ervaring zoals een verkeersongeluk of misdrijf minder groot maken. Anders is het wanneer ingrijpende gebeurtenissen zich herhalen en langdurige onveiligheid veroorzaken, zoals bij mishandeling, verwaarlozing of misbruik. Een deel van deze kinderen ontwikkelt traumatische stressklachten. Zij hebben professionele traumabehandeling nodig om te kunnen herstellen.

Wat is trauma?

Wat is trauma?

Trauma betekent letterlijk ‘wond’. Een trauma kan verwijzen naar lichamelijke of emotionele verwonding als gevolg van een gebeurtenis. In het geval van emotionele verwonding wordt gesproken van psychotrauma. Dit verwijst naar de interne toestand die is ontstaan als gevolg van het meemaken van een ingrijpende gebeurtenis.


Een trauma kan het gevolg zijn van een eenmalige ingrijpende gebeurtenis, zoals een verkeersongeluk of natuurramp. In een gezonde situatie herstelt naar schatting 80 procent van de kinderen hier vanzelf van, met steun van een betrouwbare volwassene. Is er sprake van een herhaalde blootstelling aan ingrijpende gebeurtenissen, dan spreken we van een chronisch trauma. Bij vroegkinderlijke traumatisering gaat het om traumatisering als gevolg van vroege verwaarlozing, misbruik en mishandeling in het leven van een kind. Vroegkinderlijke trauma’s hebben doorgaans een diepgaande impact op de ontwikkeling van kinderen en jongeren en liggen vaak ten grondslag aan persoonlijkheidsstoornissen in de volwassenheid.

‘Hoe jonger kinderen zijn, hoe vaker de mishandeling thuis plaatsvindt’, aldus Margreet Visser, klinisch psycholoog bij het Kinder- en Jeugdtraumacentrum van Kenter Jeugdhulp en gepromoveerd binnen de Academische Werkplaats aanpak Kindermishandeling. ‘De impact is dan extra groot. Er gebeurt niet alleen iets ingrijpends, maar ook nog in een relatie die een voorbeeld is voor alle relaties in de toekomst. Het kind is getraumatiseerd doordat iemand hem iets aandoet, die ook nog eens iemand is die hij juist zou moeten kunnen vertrouwen en nodig heeft om een gezond mens- en wereldbeeld te ontwikkelen.’

‘Chronische onveiligheid leidt tot een ongezonde leefstijl’
John Doe

Een onveilige thuissituatie kan tot posttraumatische stressklachten leiden: negatieve gedachten en gevoelens, herbelevingen (nachtmerries, filmpjes die zich afspelen in het hoofd), stress in het lijf (alertheid, snel schrikken, slechte concentratie, slecht slapen) en vermijding (situaties of gevoelens uit de weg gaan). Deze klachten zijn niet alleen naar op het moment zelf, maar zorgen ook dat de ontwikkeling stagneert. Daarnaast heeft chronische onveiligheid grote gevolgen op de lange termijn. Visser: ‘Deze kinderen nemen als volwassenen een ongezonde leefstijl aan. Dat uit zich in drank, drugs, depressie, overgewicht en zelfmoord. Ze hebben ook relatief vaak een lager opleidingsniveau en vinden moeilijk werk.’

Traumabehandeling

Een deel van de kinderen die opgroeien in langdurig onveilige omstandigheden, heeft professionele hulp nodig. In de praktijk krijgen ze die lang niet altijd. Visser: ‘Bij verschillende psychotraumacentra voor jeugd in Nederland komen aanmeldingen binnen van kinderen die al langere tijd zorg krijgen, maar ondanks traumatische ervaringen geen traumabehandeling hebben gehad. Vaak wordt er alleen gewerkt aan de acute veiligheid van het kind, terwijl er veel meer nodig is.’

Diagnose

Een belangrijke oorzaak van het uitblijven van traumabehandeling komt volgens Visser voort uit de opvatting ‘geen diagnose, geen behandeling’ binnen de ggz. 'Kindermishandeling of chronische stress zijn geen officiële diagnoses. Het is hoog tijd dat ze dat wel worden, of dat we mogen behandelen zonder diagnose.’

‘Niet ieder mishandeld kind laat traumaklachten zien’
John Doe

Traumabehandeling wordt wel ingezet wanneer een kind gediagnosticeerd is met een Posttraumatische Stressstoornis (PTSS). Maar niet ieder mishandeld kind laat typische traumaklachten zien. Visser: ‘Vaak is het geweld of de verwaarlozing al zo onderdeel van het gewone leven, dat een kind hier niet meer op reageert als op een ingrijpende gebeurtenis. En dus wordt het niet als een trauma herkend.’


Vooral bij jonge kinderen is sprake van onzorgvuldige diagnostiek, meent Visser. ‘Dat komt doordat zij atypische symptomen hebben. Kinderen onder de zeven jaar reageren vaak op een trauma met een terugval in de ontwikkeling. Omdat zo’n terugval van alles kan betekenen, wordt er niet snel aan trauma gedacht. Tegelijk zien we bij jonge kinderen vaak een fysieke reactie: veel bewegingsonrust, snel boos worden en slecht kunnen luisteren. Dit wordt makkelijk verward met ADHD. Andere kinderen hebben juist een vermijdingsreactie: ze trekken zich terug en maken moeilijk contact. En dat kan leiden tot de diagnose autisme. Deze diagnoses zijn vaak onterecht. Dat blijkt als de klachten verdwijnen op het moment dat we het trauma behandelen.’


Goede hulp

Beter nieuws is dat er wel degelijk goede hulp is voor kinderen bij wie posttraumatische stressklachten zijn vastgesteld. Bij de diagnose PTSS of bij PTSS-klachten zonder volledige diagnose zijn er twee bewezen effectieve behandelingen: EMDR en Exposure.

Traumabehandeling bij kinderen

Traumabehandeling bij kinderen

Er zijn twee bewezen effectieve behandelingen voor kinderen met PTSS:

  1. EMDR: het kind roept beelden op van de gebeurtenis, waarbij een afleidende stimulus wordt aangeboden die het werkgeheugen belast. Hierdoor verliest de herinnering aan kracht en lading.
  2. Exposure (of traumagerichte cognitieve gedragstherapie): het kind wordt geholpen nauwkeurig te tekenen, vertellen of schrijven over wat er is gebeurd. Door de confrontatie met de gebeurtenissen aan te gaan, zwakken de emoties af en kan de ervaring worden verwerkt.

EMDR of Exposure is vaak onderdeel van een uitgebreidere behandeling. Zo doorloopt het Kinder- en Jeugdtraumacentrum van Kenter Jeugdhulp bij traumabehandeling standaard de volgende fasen: 1. psycho-educatie (uitleg en voorlichting over de mishandeling of chronische stress); 2. gevoelsregulatie (leren omgaan met gevoelens); 3. EMDR of Exposure; 4. bijstellen van eventueel onjuiste gedachten van een kind over zichzelf en/of anderen (het was mijn schuld, alle mannen zijn slecht) en 5. integratie in het dagelijks leven.


Parallel aan de behandeling van het kind werkt de behandelaar altijd met ouders, pleegouders of verzorgers met als doel hen meer beschikbaar te maken voor het kind en de veiligheid binnen de gezinsrelaties te herstellen/vergroten.

Visser werkt met beide behandelingen. ‘De PTSS-klachten zijn heel goed te verhelpen. Wat betreft de effecten op de lange termijn is nog niet zoveel bekend, maar wat we weten is veelbelovend.’ Parallel aan het proces met het kind werkt zij altijd ook met ouders, om te kijken wat zij nodig hebben en hoe zij het kind kunnen ondersteunen.


Visser vindt dat traumahulp ook beschikbaar zou moeten zijn voor kinderen die niet gediagnosticeerd zijn met PTSS, maar wel te maken hebben (gehad) met mishandeling, verwaarlozing of misbruik. Daarbij doelt ze niet specifiek op EMDR of Exposure, maar op traumahulp in het algemeen. ‘Juist omdat niet alle kinderen op een trauma reageren met specifieke PTSS-klachten, is het belangrijk om verder te kijken. Een kind dat langdurig geweld in het gezin meemaakt, kan bijvoorbeeld geen herbelevingen hebben, maar wel problemen ontwikkelen op het gebied van emotieregulatie. Dus is het belangrijk dat ieder kind in langdurige onveilige omstandigheden hulp krijgt om na te gaan of er behandeling nodig is, en zo ja welke.’


Break to next page after this element (Switch to PDF view)

Stabiel

Wat een kind minimaal nodig heeft in een situatie van chronische stress, is veiligheid en herstel. In welke volgorde is onderwerp van discussie. Moet de situatie eerst veilig en stabiel zijn voor behandeling kan worden ingezet? Of is traumabehandeling ook effectief als kinderen nog in een instabiele of onzekere opvoedsituatie zitten?


Rik Knipschild, Psychotraumatherapeut bij Karakter en promovendus op het gebied van traumabehandeling bij kinderen, pleit voor een tweesporenbeleid: behandelen en tegelijk werken aan de veiligheid. Knipschild legt uit: ‘Het ‘stabiliseren’ van de gezinssituatie kan soms jaren duren. Intussen heeft een kind het nodig om de posttraumatische stress te verwerken, zodat hij weer toekomt aan zijn ontwikkeling.’


Knipschild verwijst naar de beroepscode en de rechten van het kind: ‘Als een kind lijdt onder psychische of medische klachten, heeft hij simpelweg recht op de best beschikbare behandeling. Wanneer er sprake is van een ‘instabiele’ leefsituatie, heeft een kind er tevens recht op dat er gewerkt wordt aan het vergroten van de veiligheid.’ Knipschild vindt dus dat je de kindbehandeling niet uit moet stellen, mits er afspraken te maken zijn met ouders en er gewerkt wordt aan verbetering van de situatie. ‘Het verminderen van klachten vergroot de stabiliteit en draagkracht van de omgeving. Wanneer een kind bijvoorbeeld minder last heeft van prikkelbaarheid en herbelevingen, zal de moeder zich minder machteloos voelen en meer in staat zijn rust, structuur en voorspelbaarheid te bieden. Dit zorgt er vervolgens weer voor dat het kind meer ruimte heeft voor ontwikkeling.’


Ook Visser is voorstander van een tweesporenbeleid: ‘We hebben lang gedacht dat de situatie eerst helemaal veilig moet zijn, maar tegelijk zagen we dat door de heftige klachten kinderen in een negatieve situatie blijven. Door hun moeilijke gedrag kunnen ze bijvoorbeeld niet functioneren in een pleeggezin en gaan ze van plek naar plek. Uit een recent onderzoek van de Vrije Universiteit blijkt dat je bij vroegkinderlijk trauma het beste zo snel mogelijk kunt beginnen met de behandeling, zodat in ieder geval de klachten kunnen afnemen. Hoe langer je wacht, hoe groter de schade. Temeer omdat een kind steeds verder achterop raakt in zijn ontwikkeling.’

Psycho-educatie

Voor alle kinderen die het slachtoffer zijn van mishandeling, verwaarlozing of geweld is psycho-educatie belangrijk: informatie aan kinderen en ouders over wat mishandeling of chronische stress is en wat het met je doet. Onder psycho-educatie verstaan we verschillende vormen van voorlichting en begeleiding voor kinderen en ouders, met als doel kennis en begrip te vergroten en daardoor te leren omgaan met de mishandeling. Visser: ‘Het helpt om de mishandeling in het juiste perspectief te plaatsen. Als je met je hoofd kunt begrijpen wat er aan de hand is, geeft dat houvast en structuur. Daarnaast is je verstand een belangrijk middel om je gevoel te reguleren.’ Als voorbeeld noemt ze een kind dat op school vaak ruzie heeft. ‘Hij leert dat zijn heftige reacties het gevolg zijn van wat hij heeft meegemaakt. In plaats van te denken “Ik ben een rotkind”, kan hij denken: “Ik ben een leuk kind, en ik heb nare dingen meegemaakt. Daardoor word ik snel boos”. Daarnaast voelen kinderen die mishandeld zijn, zich vaak onterecht schuldig. Psycho-educatie helpt hen in te zien dat zij niks kunnen doen aan wat er gebeurd is. En dat ze niet de enige zijn.’

Controle

De Gezondheidsraad adviseerde in 2011 om alle mishandelde kinderen en hun ouders psycho-educatie te geven. Knipschild en Visser staan hier volledig achter. In Nederland bestaat er vrijwel geen specifieke psycho-educatie na kindermishandeling, maar het komt wel aan bod in reguliere hulpverleningscontacten. Iedere professional die met kinderen in aanraking komt, kan hier iets in betekenen.

‘Een kind leert dat zijn boosheid een gevolg is van wat hij heeft meegemaakt’

John Doe

Hoeveel van de mishandelde kinderen in Nederland daadwerkelijk psycho-educatie krijgen, is Visser en Knipschild onbekend, maar het is in elk geval onderdeel van iedere traumagerichte interventie. Visser: ‘In de traumabehandeling die wij bieden, is psycho-educatie de eerste fase, zodat kinderen weten wat we gaan doen en waarom. Trauma overkomt je en is onverwachts. Met psycho-educatie geven we kinderen controle, een beter zelfbeeld en motivatie voor de behandeling.’ Ouders maakt Visser bewust van de gevolgen van mishandeling voor het kind. Ze biedt ook kennis over opvoedkundige zaken en de ontwikkeling van kinderen in het algemeen.

Sociale steun

Naast traumahulp en psycho-educatie speelt sociale steun een belangrijke rol in de zorg voor kinderen met een chronisch trauma. Bram Tuk, senior adviseur bij expertisecentrum gezondheidsverschillen Pharos en ontwikkelaar van methoden om vluchtelingenkinderen te ondersteunen: ‘Allesbepalend voor het omgaan met onveiligheid of langdurige stress is de mate waarin kinderen het gevoel hebben dat ze gesteund worden. Ouders kunnen die steun het beste bieden. Maar als zij juist de oorzaak van de onveiligheid zijn, kunnen ook andere volwassenen een belangrijke ondersteunde rol spelen, zoals een betrokken buurvrouw, oppas of leerkracht.’


Weegschaal

Sociale steun kan op drie niveaus worden gegeven: praktische, informatieve en emotionele steun. Voor alle drie geldt dat het een kind het onmisbare gevoel geeft dat er iemand om hem geeft en naar hem omkijkt. Tuk illustreert het effect van sociale steun met een weegschaal: ‘Aan de ene kant van de weegschaal is er het nare dat een kind overkomt. Aan de andere kant is er de oprechte belangstelling en het gevoel dat hij gezien wordt. Bij ieder mens is de sociale omgeving heel bepalend voor het welzijn. Voor beschadigde kinderen geldt dat des te meer. Zich gehoord en gezien voelen is essentieel voor behoud van hun eigenwaarde en veerkracht.’

‘Kinderen moeten het gevoel hebben dat ze gesteund worden’

John Doe

Visser onderstreept het belang van sociale steun. ‘Bij een traumabehandeling letten we er altijd op dat er iemand is die met een kind meeloopt. Het draagt bij aan de effectiviteit van de behandeling als een kind een vertrouwensfiguur heeft, waar hij terecht kan en die weet heeft van de behandeling en de mogelijk confronterende gevolgen daarvan. Mijn ervaring is dat kinderen vooral veel ontlenen aan een juf of meester die aandacht voor hen heeft.’

Break to next page after this element (Switch to PDF view)

Meer onderzoek

Volgens Visser en Knipschild is het hoog tijd om meer te gaan investeren in effectieve traumabehandeling voor kinderen. ‘De laatste jaren is er veel aandacht geweest voor signalering van kindermishandeling’, aldus Visser. ‘Daar zijn we blij mee. Daarnaast moet er meer bekendheid komen over mogelijkheden voor behandeling.’

‘Er moet meer onderzoek komen naar de effectiviteit van behandelingen’

John Doe

Veronderstellingen

Knipschild pleit voor meer onderzoek. Zelf coördineert hij diverse wetenschappelijke onderzoeken naar de effectiviteit van diagnostiek en behandeling van PTSS bij kinderen en adolescenten. ‘Er circuleren veronderstellingen over hoe we deze doelgroep het beste kunnen begeleiden en behandelen, maar deze zijn vaak nog te weinig getoetst.’


Ook Visser blijft onderzoek doen naar de effectiviteit van behandeling. ‘De uitdaging is vervolgens de verbinding tussen wetenschap en praktijk te leggen, zodat meer kinderen de behandeling krijgen die ze zo nodig hebben.’ Dat is ongelofelijk belangrijk, vindt ook Knipschild. ‘Kinderen hebben er simpelweg recht op! Door het inzetten van effectieve behandeling kunnen we onnodig langer lijden voorkomen én leggen we een basis voor gezonde leefpatronen waar kinderen hun leven lang mee verder kunnen.’

Praktische tips 

  • Advies voor leerkrachten en wijkteams: geef opvallend gedrag beschrijvend en objectief door aan hulpverleners, zonder ‘diagnostische’ conclusies te trekken. Het risico is anders het ontstaan van een kokervisie, waardoor onderliggende traumagerelateerde problemen over het hoofd kunnen worden gezien.


  • Wees als volwassene in het leven van een kind niet bang om een steunfiguur te zijn. Je kunt al een groot verschil maken door er ‘gewoon’ voor een kind te zijn. Zet je antennes open, straal geduld uit en stel je beschikbaar op.


  • Geef sociale steun niet al te publiekelijk. Kinderen willen het liefst zo gewoon mogelijk meedoen zonder het ‘zielige kind van de klas’ te zijn.


Achtergrondverhaal 

Traumabehandeling heeft levenslang effect

Langdurige onveiligheid of chronische stress kan tot traumatische stressklachten leiden, met grote gevolgen voor de ontwikkeling van kinderen. Traumabehandeling, psycho-educatie en sociale steun helpen hen om te herstellen, te kunnen functioneren en op te groeien tot stabiele volwassenen. 

Auteur: Carolien Drijfhout / Fotografie: Rebke Klokke

Interview

‘Trauma’s laten in het lichaam diepe sporen na’

Praten met getraumatiseerde kinderen? ‘Ja, maar leer ze eerst hoe ze hun lichaam kunnen kalmeren’, zegt de Nederlands-Amerikaanse psychiater Bessel van der Kolk. Hij vindt het onbegrijpelijk dat aanraking, beweging en verbeeldingskracht uit de meeste therapieën zijn verbannen. ‘Het zijn precies die elementen die getraumatiseerde kinderen helpen om zich weer veilig te voelen.’

Tekst: Ditty Eimers

Hij is al meer dan veertig jaar bezig met onderzoek naar trauma’s en wordt wereldwijd beschouwd als een van de belangrijkste experts op dat gebied. In het Trauma Centre in Brookline, Massachusetts, dat hij dertig jaar geleden oprichtte, ziet hij ook nog elke week patiënten. Volwassenen én kinderen. ‘Als een behandeling bij mijn patiënten onvoldoende werkt, ga ik verder zoeken. Ik heb altijd nieuwe dingen willen uitproberen.’

Als jonge psychiater geloofde Bessel van der Kolk (73) in de werking van medicijnen. Maar al snel kwam hij erachter dat zijn patiënten daar meestal niet genoeg van opknapten. Ook het effect van praten bleek beperkt. Dus ging hij op zoek naar nieuwe methodes: EMDR (herbeleving van het trauma met behulp van afleidende stimulansen zoals handbewegingen), neurofeedback (het brein belonen als de hersengolven het gewenste patroon laten zien), mindfulness, yoga, bewegingstherapie, theater.


In zijn boek ‘The body keeps the score’ – in het Nederlands vertaald als ‘Traumasporen’ − doet hij verslag van zijn decennialange zoektocht. Na al die jaren weet hij dat er niet één beste manier is om getraumatiseerde kinderen en volwassenen te helpen. Zijn wetenschappelijke onderzoek en praktijkervaring hebben hem er wel van overtuigd dat trauma’s vooral in het lichaam diepe sporen nalaten. Daar ligt volgens hem ook de sleutel om kinderen met trauma’s te behandelen. ‘Leer ze eerst om zich weer veilig te voelen in hun lichaam.’

U schrijft dat trauma’s de structuur en de bedrading van de hersenen kunnen veranderen. Kunt u dat uitleggen?

‘Uit hersenonderzoek weten we dat trauma’s kunnen leiden tot veranderingen in de hersenen. Als we schokkende gebeurtenissen meemaken of ons bedreigd voelen, zenden we instinctief signalen uit naar anderen om ons te hulp te schieten. Maar als niemand te hulp schiet of gevaar blijft dreigen, treden oudere hersengebieden in werking: de emotionele hersenen, die uit de zoogdierhersenen en de reptielenhersenen bestaan. Dan blokkeert het talige deel van het brein en schakelen we over op primitievere manieren van overleven: vechten, vluchten of verstijven. Stresshormonen zijn de motor van die reacties. Bij getraumatiseerde kinderen en volwassenen is de stressreactie chronisch geworden. Daardoor raakt het alarmsysteem in de hersenen verkeerd afgesteld.’

Break to next page after this element (Switch to PDF view)

Wat heeft dat voor effect op getraumatiseerde kinderen? 

‘Zij kunnen geen onderscheid maken tussen reëel en denkbeeldig gevaar en leven dus in een staat van constante waakzaamheid. Ze zijn bijvoorbeeld hypergevoelig voor de kleinste aanwijzingen van boosheid en reageren heel sterk op agressie van leeftijdgenoten. Een van de moeilijkste dingen is dat ze dingen hebben meegemaakt waarover ze niet kunnen praten. Omdat ze geen woorden hebben voor wat hen is overkomen, leeft het trauma zich uit in hun lichaam. Hun emotionele hersenen geven steeds signalen af dat de wereld onveilig is.’

Hoe merk je dat? 

‘Het verbale deel van hun hersenen is als het ware afgeknepen. In tegensteling tot het rationele brein, dat zich uit via gedachtes, drukken de emotionele hersenen zich uit in lichamelijke reacties. Je krijgt plotseling hevige buikpijn, wordt misselijk, of krijgt een paniekaanval. Het lijf van getraumatiseerde kinderen is net een pingpongbal, waarover ze geen controle hebbenZe hebben vaak geen idee waar hun heftige emoties en de spanning die ze voelen vandaan komenVaak weten ze ook helemaal niet wat ze voelen. Op een heel elementair niveau is hun gevoel van veiligheid geschaad.’

Is dat permanente gevoel van onveiligheid en gevaar nog wel te herstellen? 

‘Het brein is een plastisch orgaan, de hersenen kunnen veranderen door nieuwe ervaringen op te doen, zeker als je jong bent. Dat is hoopvol. Het belangrijkste is om eerst het evenwicht op het diepste niveau te herstellen: door het lichaam te kalmeren. In ons traumacentrum laten we kinderen op een trampoline springen, schommelen, en balanceren op een evenwichtsbalk. We raken ze voorzichtig aan of slaan een deken om hen heen. Wat je dan ziet is wonderbaarlijk. Ze raken vertrouwd met hun lichaam. En als hun lichaam kalmeert, gaat ook hun taalgebruik vooruit. Lichamelijk contact, het elementairste hulpmiddel om te troosten en te kalmeren, is uit de meeste therapieën verbannen. Terwijl juist dat enorm kan helpen om je weer veilig te voelen in je lichaam, om te ervaren dat het gevaar geweken is. Als dat gebeurt, en het stresssysteem van de emotionele hersenen kalmeert, kunnen andere delen van het brein ook weer gezonder functioneren.’

‘Als het lichaam kalmeert, gaat het taalgebruik vooruit’

John Doe

Kunnen medicijnen ook helpen om traumaklachten van kinderen te verminderen? 

‘Op dit moment slikken ongeveer een half miljoen kinderen in de Verenigde Staten antipsychotica. Die geneesmiddelen worden vaak gebruikt om mishandelde en verwaarloosde kinderen handelbaarder te maken. Daarover maak ik me grote zorgen. Met pillen kunnen ze zich beter beheersen en worden ze minder agressief. Maar die middelen belemmeren ook hun lust tot spelen en hun nieuwsgierigheid. Juist die drives hebben ze nodig om zich te ontwikkelen tot goed functionerende volwassenen.’

Break to next page after this element (Switch to PDF view)

En praten over traumatische ervaringen, helpt dat volgens u? 

‘Ja en nee. Het is heel belangrijk om te weten wat je voelt. Veel therapeuten proberen met kinderen en jongeren te praten over de vreselijke dingen die hen zijn overkomen. Het is fijn als iemand je verhaal aanhoort, maar dat neemt doorgaans de inprenting van angst en onveiligheid niet weg. Die heeft zich vastgezet in niet-talige delen van het brein en uit zich via het lichaam. Daarom moet de aandacht vooral gericht zijn op wat er in het lichaam gebeurt. Weet je wat je voelt? En waardoor worden die nare gevoelens getriggerd? Voor getraumatiseerde kinderen is het heel moeilijk om dat te benoemen. Wat ze voelen is zo angstwekkend, dat ze liever proberen om niet te voelen.’

Hoe kun je kinderen leren om die gevoelens te hanteren? 

‘Vechtsporten als karate en judo leren kinderen dat ze controle kunnen hebben over hun lijf en zichzelf kunnen verdedigen. Daar worden ze minder angstig van. Yoga, mindfulness en sensomotorische therapie (waarbij de zintuigen door allerlei spelletjes en beweging worden geactiveerd, DE) zijn andere manieren om in een veilige omgeving te voelen wat er gebeurt in hun lijf. Ook tekenen helpt kinderen om het verlammende effect van traumatische ervaringen tegen te gaan. Ik werkte met kinderen die de aanslag op de Twin Towers van dichtbij meemaakten. Ik vroeg ze om een tekening te maken van die dag. Er waren kinderen die alleen naargeestige beelden op papier kregen, van rook, vuur, pijn en doden. Maar er was ook een jongetje dat een trampoline onder de torens tekende, voor een zachte landing van de mensen die moesten springen. Zijn verbeelding had de vreselijke waarheid een andere draai gegeven. Kinderen die hun verbeelding op zo’n manier kunnen laten spreken, hebben minder last van traumatische gebeurtenissen.’

Maar dat is dus niet elk kind gegeven. 

‘Nee, maar je kunt kinderen wel leren zich op een veilige manier te uiten. In projecten die we op scholen doen, leren we leerkrachten om ervaringen van getraumatiseerde kinderen te benoemen. In plaats van driftbuien, dagdromen of agressief gedrag te bestraffen, moedigen we ze aan contact te maken. “Ik zie dat je van streek bent. Wil je misschien dit dekentje om je heen slaan, zodat je wat kalmer wordt? Wil je even bij mij op schoot zitten of zullen we samen heel diep ademhalen?” Als het kind gekalmeerd is, helpt de leerkracht om zijn gevoelens te beschrijven. “Wat maakte je zo verdrietig of boos?’ ‘Wat denk je dat er gebeurt als je na school thuiskomt?” Op die manier kunnen scholen functioneren als veilige eilandjes in een chaotische wereld. Beweging, spel, gymnastiek, samen muziek maken of zingen: ook dat helpt getraumatiseerde kinderen om uit hun vlucht- of vechtmodus te komen, positieve emoties te ervaren en op een plezierige manier met anderen om te gaan. Ik vind het onbegrijpelijk dat er steeds meer beknibbeld wordt op dat soort activiteiten.’

‘Scholen kunnen veilige eilandjes zijn in een chaotische wereld’
John Doe
Break to next page after this element (Switch to PDF view)

Sommige vakgenoten vinden dat er te weinig wetenschappelijk bewijs is voor de nadruk die u legt op traumabehandeling via het lichaam. 

‘Voor mij is het belangrijkste dat mijn patiënten opknappen. Ik was een van de eersten die vanaf het begin van deze eeuw onderzoek deed naar EMDR. Dat is nu een geaccepteerde traumabehandeling, maar was in die tijd nog zeer omstreden. Nu denken sommigen dat ik een yoga-fanaticus ben, omdat ik daar veel onderzoek naar heb gedaan. Maar ik zie yoga vooral als een techniek die andere deuren kan openen bij getraumatiseerde mensen. Net als theater. Daar heb ik me afgelopen jaren in verdiept. Ik vind het jammer dat daar nog zo weinig wetenschappelijk onderzoek naar wordt gedaan.’

Hoe kwam u daarmee in aanraking? 

‘Via mijn zoon. Die bracht de eerste twee jaar van de middelbare school grotendeels door in bed, ernstig vermoeid en opgezwollen door allergieën. Mijn vrouw en ik waren wanhopig op zoek naar iets dat hem kon helpen. Gesprekstherapie haalde weinig uit, maar toen hij ging meespelen in een theatergroep, zagen we hem opknappen. Hij ervoer hoe het is om iemand anders te zijn en een bijdrage te leveren aan een groep. Dat gaf hem een gevoel van controle, bekwaamheid en eigenwaarde. Zo raakte ik geïnteresseerd in het therapeutische potentieel van theater. 

‘Mijn zoon knapte op van deelname aan een theatergroep’
John Doe

Inmiddels ben ik ervan overtuigd dat theater getraumatiseerde jongeren een unieke manier biedt om toegang te krijgen tot hun emoties en lichamelijke gewaarwordingen. Ze leren verschillende rollen aan te nemen en te zoeken naar manieren om diepe emoties over te brengen aan het publiek. Liefde en haat, agressie en overgave, loyaliteit en verraad: dat is waar het bij zowel trauma’s als theater om draait. Spelenderwijs verkennen en onderzoeken jongeren zo hun eigen ervaringen, zonder het woord trauma ooit uit te spreken.’

Bessel van der Kolk

Prof. dr. Bessel van der Kolk (1943, Den Haag) vertrok na zijn eindexamen naar de Verenigde Staten om medicijnen te studeren. Hij specialiseerde zich als psychiater en is oprichter en directeur van het Trauma Center in Brookline, Massachussets. Daarnaast is hij hoogleraar in de psychiatrie aan de universiteit van Boston. Hij wordt beschouwd als een van ’s werelds meest vooraanstaande deskundigen op het gebied van traumabehandeling en posttraumatische stressstoornis (PTSS).

Foto: Licia Sky

Brief aan...

In deze rubriek vertelt een jongere over een lastige situatie in zijn of haar jeugd – en hoe professionals daar op reageerden.

Auteur: Annemarie van Dijk

Lees de brief van Christine aan de mentor van haar leefgroep

Beste Erik,

Als mentor van onze leefgroep zag je mij als een moeilijk geval. En dat was ik denk ik ook wel. Maar hé, we hadden ook een pittig verleden. Allemaal wilden we meer vrijheid. Logisch toch, als je zestien bent? Goed, ik spijbelde weleens en kwam te laat thuis, maar dat was soms maar vijf minuten. Waarom pakte je dan meteen mijn vrijheid af? Dan mocht ik een week lang maar een halfuurtje naar buiten of mijn telefoon werd afgepakt. Op zulke straffen reageerde ik averechts. Ik wil het nú, dat was mijn regel in die tijd. Bij een ‘nee’ ging ik drammen en huilen. Jij vond dat ik verkeerd reageerde en dat maakte je woedend. Het ergste vond ik dat je altijd zo tegen me schreeuwde. Zelfs als ik gewoon met je wilde praten. Het herinnerde me aan mijn moeder, die ook altijd zo tegen me tekeerging. Als er iemand tegen mij schreeuwt, is dat voor mij een enorme trigger om ook te ontploffen. Dus schreeuwde ik net zo hard terug, zodat we net twee briesende bavianen waren.


Je weet vast nog wel hoe het is afgelopen. Uit protest ben ik drie keer weggelopen en moest ik uiteindelijk de leefgroep verlaten. Dat was het begin van het moeilijkste jaar uit mijn leven. En ik had al het nodige meegemaakt. Ik kom uit een probleemgezin. Mijn vader, alcoholist en gokverslaafd, wilde mijn moeder uit de prostitutie redden. Als baby ben ik al verwaarloosd. Toen ik twee was, zijn mijn ouders gescheiden. Mijn moeder kon me niet aan, mijn vaders nieuwe vrouw wilde me niet hebben. Op mijn vierde zat ik al in mijn eerste leefgroep, vanaf mijn zevende tot mijn vijftiende in pleeggezinnen. Met zestien jaar kwam ik in de leefgroep waar jij mentor was. Daar krijg ik vast meer verantwoordelijkheden, dacht ik, en meer zelfstandigheid. Niet dus: zelfs als we boodschappen deden voor het koken, ging er een begeleider mee. Toen ik daarna bij mijn moeder ging wonen, was het na twee weken alweer oorlog tussen ons. Om het huis te ontvluchten, zat ik hele nachten in de kroeg. Daar kwam ik in contact met harddrugs. Ik ben acht maanden verslaafd geweest. Een verschrikkelijke tijd.


Beste Erik, ergens vond ik je best een aardige man. Je bent zelf opgegroeid in een internaat, vertelde je eens, en hebt daar het nodige meegemaakt. Daarom had ik meer begrip van je verwacht. Met meer vrijheid had ik niet zo de grenzen opgezocht. Ik drong een paar keer aan op een gesprek om rustig te overleggen, maar daar ging je niet op in. Jammer, want ik weet zeker dat we dan een oplossing hadden gevonden, zonder te schreeuwen. Ik snap dat het soms moeilijk is om rustig te blijven als hulpverlener. Maar het is belangrijk dat je je emoties in de hand houdt — juist als je met probleemjongeren werkt.


Misschien wil je weten hoe het nu met me gaat. Je had het waarschijnlijk niet gedacht, maar ik ben nog best goed terechtgekomen. Op een gegeven moment besefte ik: het wordt óf ten onder gaan aan drugs óf een toekomst opbouwen. Anderhalf jaar geleden meldde ik mezelf aan bij het RIBW. Hun hulp heb ik met beide handen aangepakt. Daardoor woon ik weer op een leefgroep, maar nu gaat het heel goed: we krijgen meer vrijheid dan ik gewend was. Ik werk als ervaringsdeskundige om andere jongeren te helpen. Ik ben op eigen kracht van de drugs afgekomen. Straks wil ik een diploma psychologie en maatschappelijk werk halen om uiteindelijk in de jeugdzorg te kunnen werken. Als je het zelf graag wilt en er hard aan werkt, kun je uit de shit komen. Dat wil ik laten zien.


Groet,


Christine




Christine is nu negentien jaar.

Drie Tips van Leony Coppens, klinisch psycholoog en expert op het gebied van chronisch trauma bij kinderen

Drie Tips van Leony Coppens

klinisch psycholoog en expert op het gebied van chronisch trauma bij kinderen

1.

Geef een jongere zoveel mogelijk zelf de controle

Verwaarloosde of getraumatiseerde jongeren hebben zich vaak machteloos gevoeld. Gebrek aan controle kan dat oude gevoel van machteloosheid triggeren, met een stressreactie tot gevolg. Door een jongere de controle te geven waar dat mogelijk is, verminder je zijn stress. Zo kan hij beter nadenken over wat hij doet en leren van de situatie en de reactie van de begeleider.

2.

Help de jongere bij het reguleren van zijn emoties 

Een kind heeft vanaf zijn babytijd zijn ouders nodig voor het reguleren van zijn emoties. Als zij hem hierbij helpen, krijgt hij zelf steeds meer grip op zijn emoties. Christine groeide op bij ouders die veel stress veroorzaakten en er niet waren om haar te helpen emoties en stress te (leren) reguleren. Hierdoor had ze, toen ze ouder was, sneller last van heftige emoties die ze niet goed zelf kon reguleren. Ze had een volwassene nodig die haar hierbij kon helpen. Om als hulpverlener zo’n ‘co-regulator’ te kunnen zijn, is het belangrijk dat je zelf voldoende grip hebt op je emoties. Door rustig te reageren, kun je de ander helpen ook weer rustig te worden. Pas als een jongere zich weer wat rustiger voelt, is hij in staat zijn gedrag bij te sturen.

3.

Vind uit wat triggers zijn

Als Christine iemand hoort schreeuwen, denkt ze onmiddellijk aan haar moeder die tegen haar schreeuwde. Geschreeuw is voor haar een trigger: een oorspronkelijke neutrale prikkel of situatie die in de hersenen is geassocieerd met negatieve emoties. Verdiep je als hulpverlener in wat een jongere aan traumatische ervaringen heeft meegemaakt. Als je weet wat de triggers zijn, kun je die zoveel mogelijk verlagen of erop anticiperen. Dat is vooral belangrijk in nieuwe situaties, die hoe dan ook al veel stress opleveren — zeker voor getraumatiseerde jongeren.

Interview 

‘Schade aan DNA is te herstellen’

Mishandeling, misbruik en verwaarlozing op jonge leeftijd veranderen iemands DNA. Schokkend, maar er is hoop, stelt hoogleraar Marcel Mannens, hoofd van het laboratorium voor Genoomdiagnostiek van het AMC in Amsterdam. Met zijn team doet hij al jaren epigenetisch onderzoek, gesteund door onder andere Augeo Foundation.

Auteur: Louël de Jong/Fotografie: Hans Gillissen

Hoogleraar Marcel Mannens: ‘Schade aan DNA is te herstellen

Hoogleraar Marcel Mannens: ‘Schade aan DNA is te herstellen

Wat maakt uw onderzoek zo boeiend?

Epigenetica is een relatief jong onderzoeksgebied dat hard groeit. Nature en nurture komen er in samen. We zien dat de omgeving een sterk effect heeft op de activiteit van onze genen, en dus op onze gezondheid, ons gedrag, wie we zijn. Dat is behoorlijk nieuw. Dit onderzoeksgebied biedt ook veel mogelijkheden voor nieuwe diagnostiek, behandeling en inzicht in het ontstaan van belangrijke grootschalige volksziekten zoals kanker, hart- en vaatziekten, mentale ziekten en allergieën.’

U doet onder meer onderzoek naar het effect van kindermishandeling op de genen. Hoe?

‘We onderzoeken welk type gen is aangetast. Deze epigenetische verandering kan psychische klachten en andere ziekten veroorzaken. Weet je om welk gen het gaat, dan kan de farmaceutische industrie daarvoor een medicijn ontwikkelen. De farmaceutische industrie investeert al miljarden in dit type onderzoek. Naast medicatie kan bijvoorbeeld een cognitieve therapie het epigenoom veranderen, net als een veilige omgeving, steunfiguur, mindfulness of yoga.’

Schade die is aangebracht is dus te herstellen, ondanks dat het is doorgedrongen in ons DNA?

‘Ja. Dat is hoopvol. Er zijn nog maar weinig onderzoeksgroepen die dit thema naar het laboratorium hebben gebracht. Kindermishandeling is lang een thema geweest dat in de ziekenhuiswereld maar matig werd opgepakt. Dat verandert snel, en terecht, want het is een belangrijke factor voor veel gezondheidsproblemen op latere leeftijd.’

Zoals het posttraumatisch stresssyndroom?

‘Bijvoorbeeld. Bovendien willen wij weten waarom sommige mishandelde kinderen wel PTSS hebben en andere niet. Uit eerder onderzoek bleek dat dit waarschijnlijk een genetische oorzaak heeft. Als je bepaalde varianten van stressgerelateerde genen hebt, lijkt de kans op PTSS veel groter. Deze kinderen worden ook behandeld. Wij kijken in het laboratorium of het epigenoom dan herstelt. Op deze manier krijgen we inzicht in de epigenetische veranderingen. Veerkracht is ook genetisch bepaald. Ook al zijn sommige kinderen door erfelijke belasting meer vatbaar voor gezondheidsproblemen door stress, ook voor hen geldt dat dat omkeerbaar is.’

We kunnen genen dus ‘programmeren’ en ook ‘deprogrammeren’?

‘Het epigenoom is dynamisch onder invloed van lichaamseigen eiwitten, enzymen. De tools die nodig zijn om het epigenoom te veranderen, of weer terug te brengen in de originele staat, zijn dus al aanwezig in de cel. Ze moeten alleen aangezet worden tot actie. In medicatie kunnen we dat nabootsen. Er is iets kapot of verkeerd aangelegd, maar dat is te repareren. Dat is zeer hoopvol. Er komen nu veel data binnen bij ons op het lab. Computers zijn hard aan het rekenen. Komend voorjaar hopen we veel vragen beantwoord te hebben.’

Wat is epigenetica?

Wat is epigenetica?

De Britse hoogleraar Moshe Szyf is pionier op het gebied van de epigenetica, en hield hierover een interessante TED-talk. Daarin legt hij uit dat ons DNA geen vastliggend script is. Het is dynamisch. Omgevingsfactoren en ervaringen kunnen onze genetische code beïnvloeden. Dat is revolutionair.

Lang dachten we dat ons DNA al onze overerfbare informatie in zich droeg. Verandering in de genen zou alleen komen doordat elk kind genetisch materiaal krijgt van zowel de vader als de moeder. Niets wat we in ons leven doen of ervaren, zou overgaan op onze kinderen via het DNA.


Dat blijkt dus anders in elkaar te zitten. Waren omgevingsfactoren negatief tijdens je jonge kinderjaren, of zelfs in de baarmoeder – door bijvoorbeeld misbruik, armoede, honger of alcoholgebruik – dan veranderen deze je DNA zichtbaar. Zo richten kindermishandeling en verwaarlozing zichtbare en blijvende schade aan op het DNA, blijkt uit onderzoek.


DNA bestaat uit twee lagen informatie: de zeer oude, evolutionaire laag met oude informatie die er tijden over doet te veranderen, en de epigenetische laag die ‘open’ en dynamisch is, binnen één generatie te veranderen. Deze tweede laag (epigenoom) kleeft als het ware over het DNA. Epigenomen zijn een soort poortwachters: ze bepalen welke genen in het DNA actief zijn en hoe vaak, en welke niet. Daardoor is het mogelijk ons DNA te veranderen.

BN’er langs de meetlat

‘Ik zorgde al jong voor mezelf’

Acteur, schrijver en trouwambtenaar Dirk Zeelenberg (48) werd mishandeld door zijn vader en kreeg weinig aandacht van zijn beide ouders. ‘Ik had nooit het gevoel dat ik er mocht zijn.’

Auteur: Deborah Ligtenberg /Fotografie: William Rutten

BN’er langs de meetlat

In deze rubriek vertelt een bekende Nederlander over zijn of haar jeugd. Mariëlle Dekker, directeur van Augeo, bepaalt op basis van de ernst van zijn ervaringen zijn ACE-score (Adverse Childhood Events). De beroemde ACE-vragenlijst van dr. Vincent Felitti meet tien vormen van kindermishandeling. Lees de ACE-score van Dirk Zeelenberg onderaan het artikel.

Dirk Zeelenberg (1969) 

is vooral bekend als acteur, onder meer van All Stars, Divorce, Zwartboek, Simon en Gooische Vrouwen. Daarnaast organiseert hij evenementen en is hij trouwambtenaar. Ook schreef hij twee boeken: Niet bepaald een succesverhaal en Ode aan de liefde. www.dirkzeelenberg.nl

‘De harde hand van mijn vader kon uit onverwachte hoek komen. Zoals die zondagochtend op mijn negende toen ik van de tennisbaan naar huis was gefietst, omdat ik mijn tennisballen was vergeten. Ik belde aan en keek in het woedende gezicht van mijn vader. Hij had hélemaal uit bad moeten komen, schreeuwde hij. Hij trok me naar binnen en liet me alle hoeken van de keuken zien. Ik werd finaal in elkaar geslagen. Dóódsbang was ik. Ik plaste in mijn broek en daarna vluchtte ik in paniek naar buiten. Net voordat ik de voordeur uit sprintte, hoorde ik mijn vader in de keuken in snikken uitbarsten. Toen ik later die dag thuiskwam, deed hij alsof er niets was gebeurd.’


‘Dit is één van de vele voorbeelden van onveilige situaties in mijn jeugd. Mijn kinderlijke onbevangenheid werd eruit geramd. Tot ongeveer mijn zestiende werd ik geregeld geslagen. Daar praatten we nooit over thuis. Mijn zussen, die vier en zes jaar ouder zijn, werden met rust gelaten. Dacht ik. Pas toen ik volwassen was, hoorde ik van mijn oudste zus dat ook zij mishandeld is. Ik heb nooit het gevoel gehad dat mijn vader van mij hield. Ik denk dat hij nooit een derde kind heeft gewild, en al helemaal niet zo’n druk jochie als ik. “Malloot”, zo noemde hij mij standaard.’

Schreeuwen

‘Mijn moeder probeerde te verbergen dat ze ook werd geslagen, maar mijn zussen en ik wisten het. We hoorden het. Ik liet buiten ons gezin nooit iets los over wat er thuis gebeurde. Daar schaamde ik me voor en ik wilde niet opvallen. Ik wilde dat mensen me kenden als die leuke en spontane jongen, niet als het kind dat thuis werd geslagen. ’s Avonds in bed lag ik er altijd over na te denken. Als ik mijn ouders hoorde schreeuwen, kroop ik diep onder de dekens om maar niets meer te horen. Dan was het er even niet. Op een gegeven moment hóópte ik gewoon dat ze uit elkaar zouden gaan.’

‘Dat gebeurde op mijn negende. Mijn moeder vroeg een scheiding aan. Hoewel mijn vader heel goed verdiende, betaalde hij nauwelijks alimentatie en was mijn moeder dus genoodzaakt om op een kleine studentenkamer te gaan wonen. Mijn zussen wilden bij mijn vader blijven – geen idee waarom, waarschijnlijk vanwege die kleine woonruimte van mijn moeder – en ik wilde bij hen blijven. Mijn middelste zus was een steunpilaar voor me. Zij troostte me, of zei dat het allemaal kut was. Zo gaf ze me het gevoel dat ik daar niet alleen in stond.’


‘Toen mijn vader op mijn twaalfde een baan kreeg in een stad zestig kilometer verderop, wilde hij verhuizen. Ik snapte er niets van: begreep hij dan niet wat dat voor zijn kinderen betekende? Mijn oudste zus ging op kamers, de middelste werd bij een vriendin ondergebracht en ik moest dan maar mee. Ik zat net op de middelbare school. Ik wilde niet verhuizen en al helemáál niet alleen met mijn vader in één huis wonen. Met een koffertje vol kleren en wat andere spullen vertrok ik naar mijn moeder. Zij wist dat ik kwam, maar ze ontving me niet met open armen. Ze stuurde me naar een andere kamer in het flatje waar ze inmiddels woonde, omdat ze bezoek had.’

Geen kind

‘Het duurde lang voordat ik me welkom voelde bij mijn moeder. Ik vond het ingewikkeld om bij haar te wonen. We hadden veel lol, maar ze leunde ontzettend op me. Ze deelde haar problemen met mij, waardoor ik in plaats van een puber de man in huis was. Ik kon geen kind zijn. Als ze verdrietig was, probeerde ik haar op te vrolijken. Als er iets kapot was, repareerde ik het. Elke dag vertelde ze me wat een lul mijn vader was. Dat was hij ook, maar zoiets deel je niet met een kind. Mijn moeder was sowieso geen optimistisch type. Op de vele dagen dat ze zich niet goed voelde, kreeg ik te horen dat dat er van alles aan mij mankeerde.’

‘In die tijd ging ik eens per maand naar mijn vader. Ook dan sloeg hij me. Rond mijn zestiende was de maat opeens vol. Ik zag dat hij naar me wilde uithalen en werd zó boos, dat hij inbond. Ik denk dat hij voelde dat ik hem een enorme hengst wilde geven. Daarna heb ik hem jaren niet gezien, totdat mijn vrouw me stimuleerde om met hem te gaan praten. Nu was hij er nog. In de hotellobby waar we hadden afgesproken, vertelde ik mijn vader heel rustig en zonder verwijten hoe ik mijn jeugd had beleefd. Wat zijn gedrag voor mij had betekend. “Ik heb je kaltgestellt”, reageerde hij. Dat kwam keihard binnen. Ik was dus niet belangrijk voor hem. Sterker nog, hij vond dat ik me aanstelde. Hij werd vroeger ook weleens geslagen.’

‘Met zo’n jeugd is het niet gek als je onder een brug eindigt’

John Doe

Heft in eigen hand

‘Dat mijn ouders nooit erkend hebben dat er nare dingen zijn gebeurd en me nooit het gevoel hebben gegeven dat ik er mag zijn, laat staan dat ze trots op me waren, heeft ertoe geleid dat ik geen contact meer met ze heb. En echt, het is goed. Door met ze te breken, heb ik het heft in eigen hand genomen. Dat heb ik al heel jong gedaan, door niets meer te verwachten en al jong voor mezelf te zorgen. Ik verdiende bijvoorbeeld mijn eigen zakgeld omdat ik dat van mijn ouders niet kreeg. Het had twee kanten kunnen opgaan met mij. Met zo’n jeugd is het niet gek als je onder een brug eindigt, maar dat is gelukkig niet gebeurd. Ik geloof er heilig in dat je alles kunt bereiken wat je wilt − en dat is me gelukt. Ik heb werk dat ik heel leuk vind en vooral: een fantastische vrouw en drie geweldige kinderen. Er is liefde in mijn leven, veel liefde. En humor, dat is ook belangrijk voor me. Ik heb geleerd dat uit ellende mooie dingen kunnen groeien, godzijdank.’

Dirks tip voor hulpverleners

‘Ik had nooit een blauw oog of blauwe plekken, waardoor de mishandeling niet zichtbaar was. Ik praatte er met niemand over. Dat maakte me eenzaam. Toch denk ik dat anderen het hadden kunnen zien. Ik was ontzettend druk, altijd de pias aan het uithangen. Als een hulpverlener goed in mijn ogen had gekeken, had hij de pijn gezien. Daarnaast moeten bij een vechtscheiding altijd alle alarmbellen afgaan. Als strijd tussen ouders over de ruggen van de kinderen wordt uitgevochten, moet je als hulpverlener ingrijpen. Altijd.’

Dirk's ACE-score: 7

Toelichting Augeo-directeur Mariëlle Dekker: 

‘Zeven soorten adverse childhood experiences tel ik maar liefst in het verhaal van Dirk: partnergeweld, kindermishandeling, vechtscheiding en emotionele verwaarlozing rijgen zich aaneen in Dirks jeugd. Daar word ik stil van.


Polyvictimisatie noemen we zoiets, oftewel: als slachtoffer van een bepaalde vorm van (gezins)geweld ben je kwetsbaarder voor het meemaken van allerlei andere vormen van geweld, binnen en buiten het gezin. En hoe meer van dit soort gebeurtenissen je meemaakt, hoe groter de kans op gezondheidsschade. Tot zover de statistieken.


Dirk ontworstelt zich aan deze statistieken. Betekenisvol werk, een goede relatie, humor en ouderschap zijn de ingrediënten die hem daarbij helpen. Het heft in eigen handen nemen en breken met zijn ouders noemt hij ook. In de vele verhalen die ik inmiddels van commentaar heb mogen voorzien, valt me dat vaker op: ergens ver in de puberteit dient zich bij sommigen opeens het moment aan waarop zij zich succesvol verzetten tegen mishandeling of misbruik. Ze hebben het geweld zelf en in hun eentje moeten stoppen, klinkt hierin door. Ook iets anders valt me al vaker op: veel kinderen denken dat hun broertjes en zusjes niet meemaken wat zij meemaken. Opnieuw klinkt hierin eenzaamheid door, zelfs als ze steun ervaren van broers of zussen. Dirk besluit zijn verhaal aan ons dan ook met de tip om een kind in de ogen te kijken, om te zien wat er echt speelt en een einde te maken aan zijn eenzaamheid.’

Uitgelicht

Kinderen kunnen getraumatiseerd raken door ingrijpende gebeurtenissen en langdurige onveiligheid. Professionals spelen een belangrijke rol in het signaleren hiervan en het op tijd doorverwijzen voor de juiste behandeling. Maar hoe herken je traumaklachten, wanneer verwijs je door en naar wie? Hier vind je meer informatie.

Boek ‘Niets is voor altijd’ vraagt aandacht voor kinderen in de opvang
Break to next page after this element (Switch to PDF view)

Boek vraagt aandacht voor kinderen in opvang

Jaarlijks verblijven 7.000 tot 8.000 kinderen in de vrouwenopvang en maatschappelijke opvang in Nederland. Zeven van hen vertellen hun verhaal in ‘Niets is voor altijd’, dat in november verscheen.

Het boek is een initiatief van Stichting Kinderpostzegels, in samenwerking met Augeo, Defence for Children en Het Vergeten Kind. De organisaties willen met deze gratis publicatie aandacht vragen voor de situatie van kinderen in de opvang. Daar is vaak maar weinig geregeld voor kinderen. Er is nauwelijks begeleiding, en ook geen vrolijkheid en vertier.


Uit onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen blijkt hoe belangrijk het is om kinderen in de opvang meer aandacht te geven. Zij hebben gemiddeld zeven nare levensgebeurtenissen meegemaakt; één op de drie heeft een posttraumatische stressstoornis. Hun ouders zijn lang niet altijd in staat ze te helpen; zij hebben de handen vol aan zichzelf.


Eigen begeleider

‘Deze kinderen hebben iemand nodig die hen ziet en hoort’, schrijven de makers van het boekje. ‘Zij moeten, net als hun ouders, een eigen intakegesprek krijgen, een eigen begeleider en waar nodig, specialistische hulp.’ (AR)

Break to next page after this element (Switch to PDF view)

Kortdurende therapie helpt kinderen met PTSS

Kortdurende therapie helpt kinderen met PTSS

Kortdurende therapie is effectief bij kinderen met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Dat blijkt uit promotieonderzoek van klinisch psycholoog Carlijn de Roos aan de Universiteit van Amsterdam.

De Roos deed onderzoek onder 103 kinderen. Zij hadden allemaal een eenmalige traumatische gebeurtenis meegemaakt, waar ze gemiddeld anderhalf jaar mee rondliepen. Naast PTSS hadden ze klachten ontwikkeld zoals depressies, angst-, dwang- en eetstoornissen. Ze bood ze schrijftherapie aan of EMDR, waarbij het trauma wordt herbeleefd met behulp van afleidende stimulansen zoals handbewegingen. De meeste kinderen waren na vier (EMDR) of vijf (schrijftherapie) kortdurende sessies grotendeels van hun klachten af. 7 procent had nog volledige PTSS, ruim 20 procent slechts enkele kenmerken. Een jaar later waren deze percentages nog verder gedaald én bleek dat de resultaten blijvend waren. Carlijn de Roos: ‘Snel ingrijpen en behandelen vermindert het lijden van kind en gezin en levert bovendien een enorme kostenbesparing op in de zorg.’


Mede door dit onderzoek wordt EMDR vrijwel zeker binnenkort in de internationale richtlijnen opgenomen als voorkeursbehandeling bij kinderen met stressstoornissen. Voor schrijftherapie is nog meer onderzoek nodig.


Onzichtbaar

Ten onrechte worden kinderen in de jeugdzorg nog lang niet altijd onderzocht op PTSS, stelden wetenschappers en psychologen afgelopen zomer in de Volkskrant, naar aanleiding van het onderzoek van De Roos. De problemen van deze kinderen zijn vaak zo complex dat behandelaars het verband met mogelijke traumatisering niet leggen. Ook durven ze soms niet naar een trauma te vragen, omdat ze bang zijn dat de problemen daardoor erger worden. Of ze denken dat kinderen wel zullen vertellen dat er iets ergs is gebeurd, terwijl ze dat vrijwel nooit uit zichzelf doen. Het gezin krijg wél opvoedondersteuning, maar de bron van de problematiek blijft onzichtbaar en onbehandeld, waardoor kinderen (onnodig) dieper in de problemen raken. (AR)

Break to next page after this element (Switch to PDF view)

Rake Vragen behulpzaam bij herkenning PTSS

Rake Vragen behulpzaam bij herkenning PTSS

Hoe praat je met een kind over traumatische ervaringen? Wat zijn de symptomen van een posttraumatische stressstoornis (PTSS)? En wat moet je doen als je vermoedt dat een kind een PTSS heeft? De website Rake Vragen geeft kinder- en jeugdtherapeuten advies. 

De helft van de kinderen maakt voor het achttiende levensjaar één of meer schokkende gebeurtenissen mee, direct of als getuige. Je kunt daarbij denken aan geweld of misbruik, maar ook aan een verkeersongeluk of een verblijf in een oorlogsgebied. Kinderen die zoiets hebben meegemaakt, krijgen nagenoeg allemaal klachten, zoals slecht slapen of concentratieproblemen. Bij een deel van de kinderen houden die klachten lang aan. Als deze kinderen geen hulp krijgen, heeft dit grote gevolgen voor hun ontwikkeling.


Opgelucht

Veel kinderen vinden het lastig om over hun ervaringen te praten. Behandelaars moeten er dus naar informeren, maar dat vinden ze lastig. Ze zijn bang dat het kind hierdoor nog dieper in de problemen komt. Onderzoek wijst uit dat deze angst ongegrond is. Kinderen ervaren het spreken over hun ervaringen vrijwel altijd als een opluchting. In de internationale richtlijnen wordt dan ook aanbevolen om bij kinderen die worden aangemeld voor zorg altijd te vragen naar traumatische ervaringen. Oók als er sprake lijkt te zijn van andere problematiek.


De website Rake Vragen helpt hulpverleners om de juiste vragen te stellen en geeft tips wat te doen als het gesprek niet goed op gang komt. Ook helpt de website bij de diagnostisering van PTSS. Op de site vertellen jongeren zelf in ontroerende filmpjes waarom het zo belangrijk is om PTSS tijdig te herkennen en behandelen. (AR)

Break to next page after this element (Switch to PDF view)

Website ondersteunt regisseurs bij hulp aan kwetsbare gezinnen

Website ondersteunt regisseurs bij hulp aan kwetsbare gezinnen

De nieuwe website Regie Sociaal Domein geeft gemeenten, organisaties en instellingen die werken met kwetsbare gezinnen informatie die hen helpt bij de uitvoering van hun regierol. Deze informatie is het resultaat van diverse onderzoeken van Toezicht Sociaal Domein.

‘Kwetsbare gezinnen hebben vaak te maken met een heleboel vormen van zorg en ondersteuning’, aldus projectleider Hèlen Heskes. ‘Onderzoek wijst uit dat de betrokken partijen geregeld langs elkaar heen werken. De problemen van ouders worden bijvoorbeeld vaak te weinig in verband gebracht met de gevolgen hiervan voor kinderen. Zo’n gezin krijgt dan bijvoorbeeld opvoedondersteuning van een jeugdprofessional, maar de onderliggende problemen worden niet aangepakt. Hierdoor vallen de opvoedadviezen niet in vruchtbare bodem.’


Tijd

Op de website krijgen mensen die een regierol vervullen in kwetsbare gezinnen concrete handvatten. Wat moet een regisseur weten? Wat moet hij of zij kunnen? Maar ook: wat is ervoor nodig om deze functie goed te kunnen vervullen? Heskes: ‘Het verdient de voorkeur om de proces- en casusregie bij de kwetsbaarste gezinnen bij één persoon te leggen. Daar zitten uiteraard wel randvoorwaarden aan. Een heel belangrijke is: tijd. Als je de regierol goed wilt oppakken, moet je geen caseload van vijftig gezinnen hebben.’


De website is geen handboek, benadrukt Heskes. ‘Het is vooral een middel om met elkaar in gesprek te gaan. Veel gemeenten hebben ervoor gekozen om te werken met de methode “één gezin, één plan, één regisseur”. In de praktijk is dit vaak nog niet goed uitgewerkt. Met name professionals in sociale wijkteams vervullen de regisseursfunctie naast een heleboel andere rollen. De website geeft ze handvatten om met de opdrachtgever te bespreken hoe ze de regiefunctie goed kunnen vormgeven.’ (AR)

Break to next page after this element (Switch to PDF view)

Schadefonds Geweldsmisdrijven helpt slachtoffers bouwen aan toekomst

Schadefonds Geweldsmisdrijven helpt slachtoffers bouwen aan toekomst

Het Schadefonds Geweldsmisdrijven geeft een financiële tegemoetkoming aan mensen die slachtoffer zijn geworden van een geweldsmisdrijf, met ernstig psychisch of fysiek letsel tot gevolg. Zo draagt het fonds bij aan het herstel van hun vertrouwen in de samenleving.

Jaarlijks zijn duizenden Nederlanders het slachtoffer van een geweldsmisdrijf, onder wie kinderen die te lijden hebben onder seksueel misbruik, incest of huiselijk geweld. Ook als er geen dader is aangehouden of veroordeeld, kan het Schadefonds een financiële tegemoetkoming geven. Belangrijk is dan wel dat het slachtoffer kan aantonen wat er is gebeurd met behulp van bijvoorbeeld rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming of documenten van Bureau Jeugdzorg. Met de tegemoetkoming in de geleden schade erkent het Schadefonds – vanuit de overheid en namens de samenleving – het onrecht dat slachtoffers is aangedaan.

‘Door de combinatie van de financiële tegemoetkoming en de persoonlijke wijze waarop wij met de aanvragers omgaan, kunnen slachtoffers de traumatische ervaring beter verwerken’, zegt Monique de Groot, directeur-secretaris van het Schadefonds. ‘Helaas weet slechts een op de drie slachtoffers de weg naar het Schadefonds te vinden, omdat veel mensen niet op de hoogte zijn van het bestaan van onze organisatie.’


Opleiding afronden

Professionals kunnen (jeugdige) slachtoffers wijzen op het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Met de financiële tegemoetkoming en de erkenning van het Schadefonds kunnen zij wellicht weer bouwen aan een nieuwe toekomst. Met het geld kunnen slachtoffers bijvoorbeeld therapie volgen die de verzekeringsmaatschappij niet (meer) volledig dekt of die onder het eigen risico valt, een huis opnieuw inrichten of een opleiding afronden.

Break to next page after this element (Switch to PDF view)

Trauma-experts: nieuw online platform voor traumabehandeling

Trauma-experts: nieuw online platform voor traumabehandeling

Professionals met vragen over traumagerelateerde problemen bij kinderen en doorverwijzing, kunnen terecht op de nieuwe website van Trauma-experts. De site biedt ook een overzicht van traumabehandelaars.

Trauma-experts is opgezet door experts van verschillende traumacentra in Nederland, die deel uitmaken van de Taskforce Effectieve Traumabehandeling Kind en Gezin. De Taskforce wil kennis over effectieve traumabehandeling overdragen aan collega-therapeuten, beleidmakers en politici.


De betrokken centra zijn het Landelijk Psychotraumacentrum voor Kinderen en Jongeren van het Universitair Medisch Centrum Utrecht, het Psychotraumacentrum van GGZ Kinderen en Jeugd Rivierduinen, het Traumacentrum van de Bascule, het Kinder- en Jeugdtraumacentrum in Haarlem, Fier Fryslân en Stichting Centrum ‘45/Stichting Arq. (EG)

Break to next page after this element (Switch to PDF view)

Project-PTSS beantwoordt vragen over posttraumatische stressstoornis

Project-PTSS beantwoordt vragen over posttraumatische stressstoornis

Hoe ervaren kinderen een traumatische gebeurtenis? Wat is een post-traumatische stressstoornis (PTSS)? Kan het overgaan? Deze en vele andere vragen worden beantwoord op het online platform Project-PTSS.

Op deze website zijn nieuws, informatie en ervaringsverhalen te vinden. Bovendien informeert Project-PTSS over ontwikkelingen, innovatie en onderzoek op het gebied van PTSS. Het platform is bedoeld voor ieder die persoonlijk of professioneel te maken heeft met kinderen met posttraumatische stressklachten. (EG)

Over Augeo

Augeo wil als particuliere stichting bevorderen dat kinderen veilig opgroeien. Zij helpt professionals en beleidsmakers hun kennis en kunde vergroten, zodat kinderen die met geweld, verwaarlozing of misbruik te maken krijgen gezien, gehoord en gesteund worden.

Zolang duizenden kinderen nog geweld, verwaarlozing of misbruik meemaken en er te weinig hulp is, draagt Augeo met haar programma’s ‘Meer kinderen in beeld’, ‘Meer kinderen gehoord’ en ‘Meer kinderen gesteund en geholpen’ bij aan concrete verbeteringen. Door deze programma’s, onze academy, dit magazine, onderzoek en lobbyactiviteiten helpen wij meer kinderen veilig te laten opgroeien.

Aan dit nummer werkten mee

  • Hoofdredacteur en coördinatie: Edith Geurts
  • Teksten: Mariëlle Dekker, Annemarie van Dijk, Carolien Drijfhout, Ditty Eimers, Louël de Jong, Edith Geurts, Deborah Ligtenberg, Annet Reusink
  • Advies: Mirjam Blaak, Marjon Donkers, Roely Drijfhout, Anneke Janssen-Kraima, Niko Persoon
  • Beeld: Hüsne Afsar, Rebke Klokke, Shutterstock, Licia Sky, William Rutten, Hans Gillissen
  • Eindredactie: Frieda Pruim
  • Ontwerp en opmaak: NR Grafisch Ontwerp
  • Uitgever: Augeo, Annelies Mulder


De kinderen op de foto’s zijn modellen, tenzij anders vermeld.


Augeo Magazine

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm