Editie 5, november 2017

Seksueel misbruik van kinderen te voorkomen? 

Betrokken buitenstaanders kunnen misbruik opmerken, helpen stoppen en het kind geloven. En dat is hard nodig, denk maar aan de recente media-aandacht en #metoo. In dit nummer verhalen, interviews en informatie. Met reacties van mevr. Corinne Dettmeijer, die na elf jaar afscheid neemt als Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen.

Anita Staps: ‘Toen had hij de regie over mijn leven, nu heb ik die weer zelf’

Corinne Dettmeijer: ‘Een maatschappij-brede en integrale benadering is hard nodig’

Voorwoord

Edith Geurts

Inhoudsdeskundige bij Augeo,

Hoofdredacteur Augeo magazine

Kortsluiting

Volwassenen die kinderen misbruiken voor hun eigen seksuele genot. We kunnen en willen het eigenlijk niet geloven. Terwijl we wéten dat het voorkomt: sinds het representatieve onderzoek van Nel Drayer naar seksueel misbruik van meisjes door verwanten in de jaren tachtig verschijnen regelmatig rapporten waarin de aard en omvang ons schokkend duidelijk worden gemaakt. Of het nou binnen het gezin of de familie is, in de sport, de kerk, in pleeggezinnen: kinderen worden seksueel misbruikt, meestal door bekenden en vaker dan we ons kunnen voorstellen. De vele onthullingen die ons via #metoo bereiken, bevestigen dat beeld eens te meer.

‘Geen enkele ervaring schendt de integriteit zo indringend als seksueel misbruik’

John Doe

En toch... Als iemand, kind of volwassene, vertelt recent of in het verleden seksueel te zijn misbruikt, ontstaat een soort kortsluiting in ons hoofd. We willen en kunnen niet geloven dat een ander met zijn handen aan ons kind, onze leerling of pupil, aan onze vriend(in) heeft gezeten. Gevoelens als verontwaardiging, boosheid, ongeloof, frustratie, angst en schuld wisselen elkaar in een rottempo af. Diep vanbinnen weten we dat misbruik voorkomt, maar toch niet in onze omgeving? Of, zoals de reacties op #metoo illustreren, we zetten onze vraagtekens erbij: is het wel echt gebeurd, had je het niet kunnen voorkomen en waarom vertel je er nu pas over? Hoe anders, rustiger, reageren we als iemand ons vertelt over een andere ingrijpende ervaring, zoals dat hij of zij recent een dierbare heeft verloren, of een ernstig ongeluk heeft gehad of vroeger door zijn dronken vader geslagen werd…

Als het voor ons al zo ingewikkeld en zwaar is om aan te horen, hoe ondraaglijk moet het dan voor het kind zelf zijn om het mee te maken? En hoe moeilijk moet het zijn erover te vertellen? Geen enkele andere ingrijpende ervaring schendt de lichamelijke en geestelijke integriteit zo indringend als seksueel misbruik. Met allerlei ingewikkelde gedachten en gevoelens tot gevolg. Vaak zo hevig en overweldigend, dat kinderen ervoor kiezen hun ervaringen weg te stoppen: ‘als ik net doe alsof het niet is gebeurd, het er niet over heb, misschien vergeet ik het dan wel...’ Omdat ze zich schamen, omdat ze zich afvragen of ze het hadden kunnen voorkomen, omdat ze zich vies voelen. Omdat ze bang zijn voor de reactie van anderen, bang om niet geloofd te worden, bang dat anderen hen een aansteller vinden, bang de ander te belasten, dat hun pijn te groot is voor de ander om te dragen.

‘Diep vanbinnen weten we dat seksueel misbruik voorkomt – maar toch niet in onze omgeving?’

John Doe

Een emotionele reactie helpt een kind niet. Het kan ervoor zorgen dat het zich weer terugtrekt in zijn schulp. Als iemand probeert te vertellen over zijn ervaringen, parkeer dan je eigen emoties en gedachten. Ja, het is makkelijker je boos te maken over die smerige ‘$#@’, het geeft je even een gevoel van controle, maar dat is niet wat het kind, het slachtoffer, op dat moment nodig heeft. Of dat nou een volwassene die in het kader van #metoo onthult seksueel misbruikt te zijn of een kind dat een tipje van de sluier over zijn ervaringen oplicht… Wat wel helpt: oprechte aandacht, geloofd worden, een luisterend oor en acceptatie dat het is zoals het is, hoe rot ook. Alleen dan kan een kind de eenzaamheid, het verdriet en de pijn achter zich laten en herstellen van zijn ervaringen.

Seksueel misbruik in organisaties:

hoe werkt de doofpot?

Recent kwam seksueel misbruik in de sportwereld in het nieuws, eerder zagen we het al in de kerk, de jeugd- en pleegzorg, de gehandicaptenzorg, bij de Jehova’s Getuigen, boeddhisten… Wat gaat er mis in deze organisaties? En wat kan de jeugdzorg van de ervaringen van andere organisaties leren?

Auteur: Annette Wiesman / Fotografie: Rebke Klokke

Verontrustende onderzoeksresultaten

Verontrustende onderzoeksresultaten

In 2010 bracht de commissie Deetman haar rapport uit over seksueel misbruik in rooms-katholieke instellingen tussen 1945 en 2010. De conclusie luidde dat toen tussen de 10.000 en 20.000 kinderen zijn misbruikt door medewerkers van de kerkelijke organisatie. De commissie stelde de doofpotcultuur aan de kaak: het feit dat er wel signalen van misbruik waren, maar dat die zelden leidden tot nader onderzoek. ‘Van onwetendheid van kerkelijke bestuurders was geen sprake.’ Behalve de rooms-katholieke bleek ook de gereformeerde kerk kindermisbruikzaken in de doofpot te hebben gestopt. In de hoop dat de commotie door die te negeren, zou overwaaien. En uit angst voor reputatieschade.


De commissie Samson onderzocht seksueel misbruik van kinderen die door de staat in instellingen waren geplaatst. De commissie toonde zich in haar eindrapport geschokt door de aard, duur en frequentie van de gevallen. ‘Het personeel mist signalen van seksueel misbruik’, concludeerde de commissie in 2012. Ook hier deden de eindverantwoo­­­­­rdelijken – niet alleen de jeugdzorgorganisatie in kwestie, maar ook de overheid – te weinig om inzicht te krijgen in de aard en omvang van het probleem, blijkt uit het eindrapport.

Macht in een gesloten wereld

Macht in een gesloten wereld

Hoe komt het dat seksueel misbruik in besloten organisaties zo vaak lang binnenskamers blijft? ‘Wat zij met elkaar gemeen hebben is de afhankelijkheidsrelatie tussen slachtoffers en degenen die er werken’, zegt Victor Jammers, bestuurder van Slachtofferhulp Nederland. Zijn organisatie verleent momenteel hulp aan slachtoffers van seksueel misbruik in sportclubs. Eerder deden ze dat voor slachtoffers van misbruik in de rooms-katholieke kerk en de jeugdzorg. ‘De plegers hebben vaak een vorm van macht of autoriteit. Hun slachtoffers zijn in zekere zin aan ze overgeleverd. Natuurlijk zijn er gradaties: de wereld van de rooms-katholieke kerk, bijvoorbeeld, is meer gesloten dan die van de sport. In een instelling voor jeugdzorg is die beslotenheid nog sterker omdat kinderen daar wonen, waardoor er meer mogelijkheden zijn om het misbruik lang te verbergen.’


In een gesloten organisatiecultuur is sprake van een sterke dwang om zich te conformeren aan de groepsnorm, waarbij bemoeienis van buitenaf wordt geweerd. Illustratief is een recent rapport over defensie, naar aanleiding van een misbruikzaak bij militairen. Er wordt gesproken van een ‘assimilatiecultuur’ die de veiligheid van de werknemers ondergeschikt maakt aan het grotere belang.

Dwingende groep

Hoe meer besloten de gemeenschap, hoe makkelijker het is om misbruik te plegen. Neem bijvoorbeeld de Jehova’s Getuigen, een christelijk genootschap met zo’n 30.000 Nederlandse leden. ‘Seksueel misbruik is onlosmakelijk verbonden met sektes’, vertelt coach en hulpverlener Frances Peters. Zij groeide zelf op tussen de Jehova’s Getuigen en begeleidt mensen die zijn opgegroeid in dwingende groepsculturen, zoals Scientology, de Noorse Broeders of extremere groepen binnen meer gangbare religies, zoals de Pinkstergemeente. ‘De structuur van de sekte bevordert het misbruik. Seksueel misbruik wordt vergemakkelijkt door de groepscultuur en de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Het is een systeem waarin mensen zich onderwerpen aan de zorg die de leiding zou moeten geven. Je maakt deel uit van een systeem, en wie daarvan afwijkt, wordt gecorrigeerd.’


Wat doet het met mensen om deel uit te maken van zo’n gesloten setting? ‘Je wilt te allen tijde de goedkeuring van de groep’, zegt Peters. ‘Je bent niet bestand tegen het overschrijden van je grenzen. Daar kan een pleger makkelijk gebruik van maken.’


Intern afgehandeld

Als er sprake is van misbruik, wordt dat intern afgehandeld: mannelijke ouderlingen treden op als rechter. Aangifte doen Jehova’s Getuigen zelden: het eigen rechtssysteem weegt zwaarder dan het gewone, ‘wereldse’ strafrecht. De laatste jaren lijkt dat wat te verschuiven, maar, zegt Peters, ‘vaak weten ze zich er toch onderuit te wiebelen.’

Waarom slachtoffers lang zwijgen

Waarom slachtoffers lang zwijgen

Vaak komen slachtoffers pas jaren na dato met hun verhaal naar buiten. Schaamte, schuldgevoel en angst voor de consequenties zijn daarbij de belangrijkste motieven.


Dat merkte ook onderzoeker Katinka Lünnemann van het Verwey-Jonker Instituut, die voor de commissie Samson het toezicht in de jeugdzorg onderzocht. ‘Uit onze gesprekken met klachtencommissies bleek dat kinderen het lastig vinden om over seksueel misbruik of seksuele intimidatie te praten. Misbruik begint vaak sluimerend: aanvankelijk kan al die aandacht gezellig zijn, maar na een tijdje is het niet meer fijn. Daar schamen slachtoffers zich na afloop voor. Bovendien hebben ze vaak bij anderen gezien wat de consequenties zijn in dit soort gevallen: er is paniekvoetbal, je wordt niet geloofd – vooral als de pleger een charismatische directeur of groepsleider is, is die angst groot – of je wordt naar een andere groep overgeplaatst. Dus waarom zou je als slachtoffer over je ervaringen vertellen?’


Psychologische en emotionele chantage 

Ook framing speelt een rol bij het zwijgen. ‘Plegers willen de ander graag laten denken dat ze het misbruik hebben uitgelokt of eraan hebben meegewerkt’, zegt Jammers van Slachtofferhulp Nederland. ‘Slachtoffers kunnen daardoor soms tientallen jaren na het misbruik nog kampen met schuldgevoel.’ Plegers schrikken niet terug voor manipulatie en chantage, waarmee ze inspelen op angsten van hun slachtoffers. In pleeggezinnen wordt bijvoorbeeld gedreigd: “Als je erover praat, moet je naar een tehuis.”


Plegers weten hun autoriteit vaak goed uit te spelen. Dat is zeker het geval in geloofsgemeenschappen zoals de Jehova’s Getuigen, vertelt Peters. ‘Plegers zijn vaak mensen die de regels kennen en weten hoe ze die naar hun hand kunnen zetten. Dat varieert van psychologische en emotionele chantage tot puur dreigen.’

De angst van het slachtoffer voor ongeloof bij de buitenwereld is helaas reëel. ‘Met name bij de commissies Samson en Deetman hoorden wij voorbeelden van slachtoffers die hun verhaal destijds aan hun ouders vertelden maar niet geloofd werden’, zegt Jammers. ‘Dan wordt het gevoel van eenzaamheid alleen maar groter. En je laat het slachtoffer definitief in de steek.’


Ongeloof is een reactie die overal voorkomt waar seksueel misbruik van minderjarigen aan de kaak wordt gesteld. Volgens Peters is het een kwestie van cognitieve dissonantie, die nodig is voor het afschermen van de groepsidentiteit. ‘Je ontkent het verwarrende feit dat het misbruik vlak voor je neus gebeurt: dit kan ik niet rijmen met mijn beeld van mijn organisatie, dus moet het liggen aan de slachtoffers.’

Misbruik binnen de jeugdzorg

Misbruik binnen de jeugdzorg

Hoogleraar orthopedagogiek Hans Grietens van de Rijksuniversiteit Groningen deed voor de commissie Samson onderzoek naar seksueel misbruik in de pleegzorg. De plegers waren vaak pleegvaders, soms in combinatie met andere gezinsleden. ‘Net als in gewone gezinnen wordt er in pleeggezinnen vaak over seksueel misbruik gezwegen, ook als andere gezinsleden ervan weten. Vergeleken met jeugdzorginstellingen is het misbruik binnen pleeggezinnen nog minder zichtbaar, omdat het zich binnen de beslotenheid van het gezin afspeelt, waardoor het misbruik lang kan voortduren. Slachtoffers vertellen achteraf hoe de schijn werd opgehouden. Dan kwam de voogd op bezoek en was het kind er maar heel kort bij. Ze zeiden achteraf: “We leken wel een modelgezinnetje.” En áls er dan een zaak bekend werd, is er een parallel met het misbruik in de kerk: kinderen werden vaak niet geloofd. Ze kregen te horen dat ze dankbaar moesten zijn, of het misbruik werd gebagatelliseerd.’


Voor pleegkinderen was het tot in de jaren tachtig bijna onmogelijk om te rapporteren over seksueel misbruik. Toen dat eenmaal makkelijker was, betekende dat lang niet altijd dat er actie op werd ondernomen, vertelt Grietens. ‘Na signalen van misbruik werden kinderen soms overgeplaatst, maar er was weinig aandacht voor hun trauma. Of er daarna maatregelen volgden tegen het pleeggezin, konden we niet achterhalen.’


De reactie van de omgeving op verhalen van misbruik is belangrijk, benadrukt Lünnemann van het Verwey-Jonker Instituut. En die laat vaak te wensen over. ‘Mensen willen misschien één keer horen wat er gebeurd is, maar daarna niet meer, omdat het zo vreselijk is. Je ziet bij het publiek daarom eerder woede jegens de dader, dan compassie met het slachtoffer.’

Oppassen met dader-slachtofferbeelden

In een aantal opzichten nemen jeugd- en pleegzorg een aparte positie in, als het gaat om seksueel misbruik van minderjarigen. ‘In de jeugdzorg is misbruik misschien wel nog indringender dan als het bijvoorbeeld in de kerk plaatsvindt’, zegt Jammers van Slachtofferhulp Nederland. ‘Je zit in een pleeggezin of een jeugdzorginstelling omdat je thuissituatie onveilig is, dus je mag verwachten dat het daar veiliger is. Het is schrijnend als dat niet zo is.’

‘Pleegkinderen kregen te horen dat ze dankbaar moesten zijn’

John Doe

Makkelijke prooi

Soms zijn de slachtoffers al eerder seksueel misbruikt. Hoogleraar Grietens: ‘Die kinderen hebben een groot risico op herhaling. Soms zijn ze door hun gedrag een makkelijke prooi. Wij onderzoeken momenteel hoe we de zorg voor pleegkinderen met een verleden van seksueel misbruik kunnen verbeteren. Van veel kinderen die in pleegzorg komen en veel hebben meegemaakt, is de voorgeschiedenis onbekend. Sommigen vertonen seksualiserend gedrag, zoals bij pleegvader op schoot gaan zitten en zich daarbij seksueel uitdagend gedragen. Zij denken dat affectie gelijkstaat aan seks. Ook grensoverschrijdend gedrag van de ander zien ze niet.’


In jeugdzorginstellingen is de helft van de plegers een groepsgenoot van het slachtoffer. ‘Er zijn verschillende soorten plegers’, zegt Lünnemann van het Verwey-Jonker Instituut. ‘Je moet onderscheid maken tussen een kleine groep die geobsedeerd is door seks en bewust op zoek is naar mogelijkheden om toe te slaan. Daarnaast zijn er slachtoffers van seksueel misbruik, die afwijkend seksueel gedrag vertonen. Zij worden soms als een hete aardappel doorgeschoven van instelling naar instelling, terwijl ze gewoon goede hulp nodig hebben. We moeten daarom oppassen met die dader-slachtofferbeelden.’

Wat kan de jeugdzorg doen?

Wat kan de jeugdzorg doen?

‘Het taboe op seksualiteit en de grote handelingsverlegenheid van medewerkers als het erop aankomt seksualiteit en seksueel grensoverschrijdend gedrag bespreekbaar te maken, zijn verbazend’, concludeerde de commissie Samson in 2012. Om seksueel misbruik te voorkomen in de jeugdzorg is een sfeer van vertrouwen, respect en openheid belangrijk, zegt Lünnemann. ‘In een zwijg- en afrekencultuur vindt er eerder seksueel misbruik plaats. Een open dialoog daarover draagt bij aan het voorkomen van seksueel misbruik. Dat is iets wat de leiding moet uitdragen.’


De commissie Samson signaleerde dat personeelsverloop een ongunstig effect heeft op de vertrouwensrelatie tussen kinderen en groepsleiders. Dat betekent dat er geïnvesteerd moet worden in een goed en hecht team. ‘Dat luistert nauw, want het is een bekende valkuil dat collega’s zo loyaal aan elkaar zijn dat ze niet kunnen geloven dat die goede collega een pupil zou kunnen misbruiken’, zegt de onderzoeker. ‘Dus zorg ook altijd voor de instroom van nieuwe collega’s, voor de frisse blik.’


Om signalen goed te kunnen plaatsen, moeten groepsleiders opgeleid zijn in het herkennen van seksueel misbruik. ‘Dat hangt samen met vakmanschap’, zegt Lünnemann. ‘Kennis van de doelgroep waarmee je werkt en hun seksuele ontwikkeling. Die deskundigheid is er vaak niet.’


Tenslotte is een vertrouwenspersoon belangrijk, en goede contacten met de politie. ‘Dat laatste is nodig om bewijs rond te krijgen en kinderen die een melding doen, goed op te vangen.’

 

Professionaliseren 

In de pleegzorg zijn kinderen gebaat bij een betere relatie met hun voogd, meer informatie over hun rechten en een nabije vertrouwenspersoon. ‘Uit ons onderzoek blijkt dat slachtoffers van seksueel misbruik het nog te veel zelf moeten uitzoeken’, zegt Grietens. En pas sinds enkele jaren leren pleegouders tijdens een voorbereidingscursus over seksuele trauma’s en het herkennen van grensoverschrijdend gedrag, maar volgens de hoogleraar zou dat nog veel uitgebreider moeten. ‘Professionaliseren kan ook hier een preventief effect hebben. En meer kennis van de vaak complexe voorgeschiedenis van een kind.’


De hoogleraar werkt met zijn team aan een boek over de zorg voor kinderen met seksueel trauma die opgroeien in pleeggezinnen, dat in de zomer van 2018 moet verschijnen. Het zal waarschijnlijk voorzien in een behoefte: ‘Omdat de residentiële jeugdzorg steeds verder wordt afgebouwd komen de kinderen met ernstige gedrags- en emotionele problemen steeds vaker in pleeggezinnen terecht. Dat is goed, maar dan moet je wel in pleeggezinnen investeren.’

Universele maatregelen

Universele maatregelen

Victor Jammers, bestuurder van Slachtofferhulp Nederland: ‘Slachtoffers moeten hun verhaal kwijt kunnen bij iemand die ze vertrouwen, of dat nu binnen de organisatie is, of bij ons, of bij de politie. Want het allerslechtste wat ze kunnen doen is het verhaal bij zich houden. De tweede belangrijke oproep die wij doen is: sta als organisatie open voor dit soort signalen en ga er op een verstandige manier mee om. Neem maatregelen om het te voorkomen, en als het desondanks toch gebeurt, zorg dan dat het slachtoffer bij iemand terecht kan. Dat geldt ook voor werknemers die misbruik door collega’s signaleren. Een vertrouwenspersoon moet wel kunnen handelen: als het verhaal daar stopt, heb je er niks aan. Tegelijkertijd moeten organisaties seksueel misbruik vanaf het hoogste niveau expliciet benoemen als ontoelaatbaar. Nooit denken: bij ons komt dat niet voor.’

Reactie Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen

Reactie Corinne Dettmeijer, Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen: 

‘De onderzoeken naar seksueel misbruik in de jeugdzorg (Samson), de kinderopvang (Gunning) en in de katholieke kerk (Deetman) en nu naar seksueel misbruik in de sport (De Vries) geven reeds aan dat seksueel geweld tegen kinderen overal kan voorkomen en van alle tijden is. Al die commissies wijzen ons op het bestaan van seksueel geweld als maatschappelijk fenomeen. De erkenning die deze onderzoeken geven moeten bijdragen aan hérkenning en daarmee aan een effectievere aanpak. Want we moeten niet alleen iets met seksueel misbruik in het verleden en heden, maar vooral ook in de toekomst. Wegkijken is geen optie meer.

‘Een maatschappij-brede en integrale benadering is hard nodig’

John Doe

Seksueel geweld is niet alleen van alle tijden, het kan ook overal voorkomen: in zorg- en jeugdzorginstellingen, in de kinderopvang, in religieuze instellingen en op sportverenigingen en eigenlijk: overal waar kinderen zijn. En ook online. Juist daarom is een maatschappij-brede en integrale benadering hard nodig om kinderen beter te beschermen. Seksueel geweld moet herkenbaar en bespreekbaar worden gemaakt, zodat slachtoffers naar buiten durven te treden en de drempel tot het herkennen van slachtoffers lager wordt. Maar we moeten onze aandacht zeker niet alleen richten op slachtoffers en daders nádat het geweld heeft plaatsgevonden: we moeten vooral ook kijken hoe we dit leed kunnen voorkomen.

Een belangrijk preventiemiddel is seksuele en relationele vorming op scholen, zoals ik heb onderstreept in mijn rapport ‘Effectief Preventief’. Het ondersteunt en beschermt kinderen en jongeren in hun seksuele ontwikkeling en leert hen waar ze zich goed bij voelen en wat ze kunnen doen als iets niet goed voelt. Hiermee kan zowel slachtoffer- als daderschap van seksueel geweld worden voorkomen.’

Wanneer kan buikpijn wijzen op seksueel misbruik?

Buikpijn is een veelvoorkomende klacht bij kinderen die seksueel misbruikt worden. Tegelijkertijd is het óók een containerbegrip en kan buikpijn allerlei andere oorzaken hebben. Wanneer moeten er alarmbellen afgaan?

Auteur: Louël de Jong / Fotografie: Rebke Klokke

Lees verder

Van huisarts tot kinderarts, van schooljuf tot ouder: iedereen krijgt weleens te maken met een kind met onverklaarbare buikpijn. Ingrid Russel, kinderarts sociale pediatrie in het UMC Utrecht: ‘Vage buikklachten komen ongelooflijk vaak voor. Kinderen noemen iets ook al snel ‘buikpijn’. Bij ongeveer 90 procent van deze kinderen wordt geen organische oorzaak gevonden.’

Als ze bij haar binnenkomen stelt Russel eerst vragen als: hoe vaak heb je last? Wat lokt de pijn uit? Wat kun je er zelf aan doen? ‘Ik praat altijd met het kind, uiteraard pas ik mijn taalgebruik aan op de leeftijd. Dat is les 1 van de studie kindergeneeskunde: het kind is je patiënt, niet de ouders. Dus probeer je contact te maken, het kind in de ogen te kijken.’


Een kind met specifieke klachten – zoals pijn door een blaasontsteking of blindedarmontsteking – filtert ze er meteen uit. Daarnaast is er de groep kinderen bij wie de klachten verdwijnen nadat Russel serieus onderzoek heeft gedaan en kind en ouder gerustgesteld heeft. Zat het dan tussen de oren? Russel benadrukt voorzichtig te zijn in het onderscheid psychische en fysieke klachten, omdat alles met elkaar samenhangt. Heeft een kind een belangrijke toets, dan kan het bijvoorbeeld buikpijn en diarree krijgen van de spanning.

Puzzelstukjes

Resteert de derde groep: kinderen met buikpijn waarvoor geen lichamelijke oorzaak te vinden is, maar bij wie de klachten niet vanzelf verdwijnen. Russel: ‘Deze kinderen wil ik altijd alleen spreken. Zelden geven ze een spontane onthulling van iets vervelends dat hen is overkomen, een disclosure, dus ga ik verder in gesprek. Laagdrempelig en open. Ik vraag of er onlangs nog iets leuks is gebeurd, of iets naars? Of ze zelf misschien weten waarom de buikpijn er is?

Als ik seksueel misbruik vermoed, is dat altijd een optelsom van klachten en signalen. En, én, én. Het kind is bijvoorbeeld ook al vaker bij de huisarts geweest met slapeloosheid, zondert zich af of vertoont juist agressief gedrag of heeft opvallende blauwe plekken. Dan vallen puzzelstukjes soms op hun plek. Seksueel misbruik komt regelmatig voor in combinatie met lichamelijke mishandeling.’

Andere signalen dan buikpijn 

Naast buikpijn zijn veelvoorkomende lichamelijke klachten: onregelmatige ontlasting, obstipatie, eetproblemen, plotselinge onzindelijkheid, slapeloosheid, bedplassen, jeuk aan de geslachtsdelen, hyperventilatie en braakneigingen.


Neem ze serieus, zeker als ook sprake is van opmerkelijk, al dan niet seksueel getint, gedrag. Denk aan: hyperactief of hyperalert gedrag, woede-uitbarstingen, concentratieproblemen, regressie in de ontwikkeling, nachtmerries of somberheid.


Ook als een kind een voor de leeftijd abnormaal grote kennis van seksualiteit heeft, is dat een teken aan de wand. Uit literatuuronderzoek blijkt dat een grote kennis over seksualiteit een van de duidelijkste signalen is voor misbruik.

Totaalbeeld 

Gemiddeld worden in het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ), onderdeel van het UMC Utrecht, drie kinderen per week gezien die mogelijk seksueel misbruikt worden. Russel: ‘Bij een vermoeden is de volgende stap helder: ik volg de Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld. Afhankelijk van de leeftijd van het kind overleg ik met de consultatiebureauarts of schoolarts, de huisarts en mijn collega’s hier in het WKZ. Deze samenwerking tussen artsen is ontzettend belangrijk. Zo ontstaat een totaalbeeld. Is mijn vermoeden hierna nog steeds sterk, dan vraag ik, over het algemeen met medeweten van de ouders, advies bij Veilig Thuis en worden volgende stappen gezet.’

Open naar de ouders 

Het is altijd goed om, als een kind buikklachten blijft houden waar geen verklaring voor gevonden is, met de ouders te bespreken dat die klachten kunnen wijzen op seksueel misbruik. Maar hoe bespreek je zoiets?


Kinderarts Russel: ‘Ik ben voorzichtig, maar draai er zeker niet omheen. Sommige ouders wuiven de mogelijkheid weg, anderen zeggen er zelf ook aan gedacht te hebben. Volwassenen weten immers dat stress buikpijn veroorzaakt.’


Stel aan de ouders een vraag als: is het mogelijk dat je kind dit heeft meegemaakt? En laat tegenover het kind merken dat het met jou over eventueel misbruik kan praten, dat jij niet zo snel zult schrikken. Dat maakt het voor ouders én kind makkelijker om open te zijn.

‘Seksueel misbruik vermoed je vaak bij een optelsom van klachten en signalen. Én, én, én’

John Doe

Vertrouwensarts

Judith Bosman is vertrouwensarts bij Veilig Thuis Kennemerland en het Multidisciplinair Centrum Kindermishandeling Kennemerland (MDCK). Als vertrouwensarts brengt ze advies uit bij vermoedens van seksueel misbruik. Niet alleen een kinderarts, ook een basisschooljuf kan contact met haar zoeken als een leerling signalen afgeeft die daarop kunnen duiden. Soms zijn die heel duidelijk. Bijvoorbeeld als een kind vaak piemels tekent, of zegt een geheimpje te hebben, namelijk dat papa elke zaterdag in bed komt liggen en rare dingen doet. Bosman: ‘In zo’n geval heb je een disclosure en lijkt het een vrij duidelijke zaak. Ik vraag zo’n leerkracht om een officiële melding te maken en vervolgens pakken we het op en gaan ermee aan het werk. Het onderzoek richt zich op bevestigen of ontkrachten van vermoedens van kindermishandeling en het creëren van veiligheid.’ Afhankelijk van de conclusie wordt actie ondernomen, eventueel in samenwerking met de Raad voor de Kinderbescherming of de politie.

Top-teen onderzoek

Wanneer daar aanleiding voor is, laat Veilig Thuis het kind lichamelijk onderzoeken door het MDCK. Bij dat zogenaamde Top-Teen onderzoek wordt het onderzocht op sporen van misbruik en mishandeling. Bosman: ‘Uiteraard bereiden we het kind daar goed op voor. We vertellen dat we beginnen bij het topje van het hoofd en eindigen bij het puntje van de tenen, en dat de billen dus óók aan de beurt komen.’


Maar zo’n onderzoek geeft lang niet altijd uitsluitsel. Bosman: ‘Als we niks opmerkelijks zien, zoals blauwe plekken op de bovenbenen of rode uitslag bij de genitaliën, wil dat níet zeggen dat er niks aan de hand is. Een kind laten meekijken naar porno, likken of betasten – dat laat geen lichamelijke sporen achter.’ Bovendien: bij minder dan 5 procent van de misbruikte kinderen zijn fysieke verschijnselen aan de genitaliën zichtbaar, en áls ze er al zijn, verdwijnen ze vaak binnen 24 tot 48 uur na het seksuele contact.


Uitgebreid literatuuronderzoek van het AMC heeft ook aangetoond dat geen enkel lichamelijk signaal een zekere factor is voor seksueel misbruik. Zulke signalen kunnen ook ontstaan door stress als gevolg van een verhuizing, pesterijen of een echtscheiding.

Sterk vermoeden

Het kan dus heel erg lastig zijn om zekerheid te krijgen over seksueel misbruik bij een kind. Onverklaarbare buikpijn is maar een van de mogelijke signalen. Het gaat altijd om een optelsom van klachten en je moet ook kijken naar de context van het gezinssysteem. Maar: de mogelijkheid van seksueel misbruik moet altijd in overweging worden genomen, benadrukt zowel Russel als Bosman.

Wat te doen bij een vermoeden?

Door bevindingen intern te delen met collega’s en eventueel raad te vragen, bijvoorbeeld bij Veilig Thuis, kunnen signalen van seksueel misbruik objectiever worden geduid. Ook kan advies worden ingewonnen bij Centrum Seksueel Geweld, de Raad voor de Kinderbescherming, jeugdzorg en de politie.


De Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) heeft de Richtlijn Diagnostiek bij (een vermoeden van) seksueel misbruik bij kinderen' opgesteld. Ook de Vereniging Vertrouwensartsen inzake Kindermishandeling (VVAK) heeft een landelijke Richtlijn: ‘Onderzoek bij Vermoeden van Seksueel Misbruik van kinderen’.

Meer informatie

Lees ook het interview met professor kindergeneeskunde Martin Finkel over praten met kinderen die mogelijke seksueel misbruikt zijn.

Reactie Corinne Dettmeijer, Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen:

‘Volgens mijn onderzoek ‘Op goede grond’ wordt 1 op de 3 kinderen voor zijn of haar achttiende jaar slachtoffer van een vorm van strafbaar seksueel misbruik. Gezien die aantallen zouden we eigenlijk veel alerter moeten zijn op signalen van seksueel misbruik. Zeker mensen die met een professionele blik naar kinderen kijken, zoals artsen en juffen en meesters, hebben hierin een verantwoordelijkheid.

Gelukkig wordt de alertheid steeds meer gefaciliteerd en ingebed, onder andere door het gebruik van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Soms kan het voor professionals voelen alsof ze meteen naar de politie moeten stappen, maar dat is gelukkig niet zo, er zijn verschillende mogelijkheden tot overleg en tot het verzamelen van meer signalen die de drempel verlagen om iets met het eerste signaal te doen. Met die ontwikkeling ben ik heel tevreden.’

Online kinderporno neemt schrikbarende vlucht

De hoeveelheid meldingen van kinderporno op internet neemt in hoog tempo toe. Nieuwe technologieën maken het bovendien steeds moeilijker om de bewijslast rond te krijgen. De politie en het Meldpunt Kinderporno kunnen het werk nauwelijks aan. ‘We moeten lastige keuzes maken.’

Auteur: Brechtje Keulen

Beeldmateriaal maken, bewaren en delen via internet wordt steeds eenvoudiger. Nieuwe smartphones hebben alweer veel meer opslagruimte dan telefoons van een paar jaar oud. Dit heeft niet alleen voordelen, maar ook nadelen: de hoeveelheid online kinderporno is de afgelopen jaren fors toegenomen. Vlak voor de zomer trok de Nationale Politie aan de bel. De teams Kinderporno en Kindersekstoerisme krijgen in 2017 waarschijnlijk meer dan 20.000 meldingen te verwerken. Dat is veel meer dan in 2016, toen er 12.000 meldingen waren. De politie spreekt van een ‘nationale dreiging’. Ook het Meldpunt Kinderporno van het Expertisecentrum voor Online Kindermisbruik (EOKM) kreeg vorig jaar meer meldingen dan ooit: ruim 100.000, en die gaan dan alleen nog maar over beeldmateriaal op het openbare internet.

Grote jongens 

Deze toename van de hoeveelheid meldingen heeft consequenties voor de aanpak van kinderporno. ‘We werken met 150 mensen aan deze zaken’, vertelt Ben van Mierlo, commissaris van politie bij het Landelijk Programma Zeden, Kinderporno en Kindersekstoerisme van de politie. ‘Zij bekijken alle meldingen, waarna ze de meest urgente selecteren en oppakken. Jaarlijks leidt dit tot 900 onderzoeken.’

‘Steeds meer mensen beheersen de technieken om materiaal goed af te schermen’

John Doe

De meeste kinderpornozaken beginnen met meldingen die binnenkomen bij de politie, bijvoorbeeld van bedrijven en hulpverleningsinstanties of via aangiftes. Daarnaast komen vooral de laatste jaren ook veel meldingen binnen uit Amerika van het National Center for Missing en Exploited Children (NCMEC). Van Mierlo: ‘Als bedrijven in Amerika kinderporno aantreffen op hun netwerken, zijn ze verplicht dit te melden bij het NCMEC. Bij het NCMEC zijn 1400 bedrijven aangesloten, waaronder grote jongens zoals Facebook, Google en Microsoft. Zij halen ieder beeld dat geüpload wordt eerst door een database. Als het mogelijk kinderpornografisch materiaal is, wordt het afgewezen.’ Bij een link met Nederland – bijvoorbeeld als het materiaal op een Nederlandse server staat – krijgt de Nationale Politie een melding.

Slachtoffers eerst

Vanwege de enorme hoeveelheid meldingen moet de politie selecteren welke zaken als eerste onderzocht worden. Twee soorten zaken hebben daarbij prioriteit: actueel misbruik, waarbij mogelijk op dit moment een kind in gevaar is, en “pedo-zaken”. Van Mierlo: ‘Ons belangrijkste doel is áltijd om het slachtoffer eerst uit de situatie te halen, te beschermen, en het misbruik te stoppen. Daarnaast zoeken we naar zaken die maatschappelijk gezien het grootste probleem vormen. Dat zijn de echte “pedo-zaken”, waarin onmogelijk van een vrije keuze kan worden gesproken en waarin sprake is van misbruik van een machtspositie. Dit kan betekenen dat we een zaak waarin een zestienjarige beeldmateriaal van een zeventienjarige heeft gemaakt juridisch niet oppakken.’

Niet alleen de grote hoeveelheid materiaal is een complicerende factor in de vervolging. Ook nieuwe technologieën zoals encryptie – het versleutelen van gegevens – hebben daarop veel invloed. ‘Steeds meer mensen beheersen de technieken om het materiaal heel goed af te schermen’, vertelt Van Mierlo. Veel nieuwe apparaten worden standaard uitgevoerd met encryptie-software, en ook apps als WhatsApp maken er gebruik van. Het maakt bewijsvoering tot een moeizaam en langdurig proces.

‘We hebben echt meer mensen nodig, anders blijven er meldingen liggen’

John Doe

Op het dark web, het gedeelte van het internet dat niet toegankelijk is via normale browsers en zoekmachines, is het lastig de identiteit van een verdachte te achterhalen. ‘De politie kan daar redelijk gericht zoeken, maar het is lastig om resultaten als een IP-adres vervolgens aan een persoon te koppelen.’

Identificatie slachtoffers 

De nieuwe technologieën worden natuurlijk ook door de opsporingsinstanties ingezet. Maar uiteindelijk blijft opsporen toch voor een groot deel mensenwerk. Bij het Meldpunt Kinderporno van het EOKM bekijkt een team van speciaal getrainde mensen alle meldingen die binnenkomen. ‘Het is zwaar werk’, vertelt EOKM-directeur Arda Gerkens. ‘Het team werkt maximaal vier uur per dag aan de meldingen. Iedereen werkt tegelijk, zodat ze er als dat nodig is meteen met elkaar over kunnen praten. Mensen die bij ons werken, mogen met een psycholoog praten. Het is verplicht om dat in elk geval een paar keer te doen.’

Waar de politie vooral gericht is op de opsporing van actuele zaken, slachtoffers en daders, onder andere op het dark web, ziet het Meldpunt het als haar taak om het openbare web ‘schoon’ te krijgen. Ieder beeld is van belang. In materiaal dat op het openbare internet staat, kunnen ook ‘missing links’ zitten waarmee de politie slachtoffers kan identificeren. Gerkens: ‘Soms hebben we wel foto’s van een slachtoffer, maar ontbreken de beelden waarmee we het kind kunnen identificeren, bijvoorbeeld van een huis, een rompertje of een melkpak. Het merk van zo’n melkpak kan iets zeggen over de plek waar het kind zich bevindt. We zetten al het materiaal in een database van ons internationale netwerk Inhope, die gematcht wordt met de database van Interpol, zodat onze informatie bij de politie terechtkomt. Dat werkt. Jaarlijks worden op deze manier honderden slachtoffers geïdentificeerd. Dat is serieus veel.’

Tekort aan capaciteit

Bij strafbare feiten die gepleegd worden op Nederlandse bodem kan het Meldpunt de politie inschakelen. Dat gebeurt bijvoorbeeld als duidelijk is dat een Nederlandse provider kinderpornografisch materiaal host en dat na een waarschuwing niet verwijdert. Vervolging door het OM werkt in zulke gevallen, maar ook dit is erg arbeidsintensief. Gerkens: ‘Voor ieder plaatje moet je een nieuwe procedure voeren. Het ontbreekt ons aan de capaciteit om dat te doen. We hebben echt meer mensen nodig, anders blijven er meldingen liggen en komen we op een punt waarop we moeten bedenken of het nog wel zinvol is wat we doen. Mensen moeten erop kunnen vertrouwen dat een meldpunt meldingen wegwerkt, en niet slechts een deel van de meldingen.’

‘We kunnen technisch nog zo handig zijn, uiteindelijk heb je mensen nodig om een onderzoek te doen’

John Doe

Ben van Mierlo van de Nationale Politie vreest dat de toename van het kinderpornografisch materiaal ertoe zal leiden dat de politie en het OM de lat voor vervolging steeds hoger gaan leggen en alleen nog bij de meest ernstige vormen van kinderporno in actie komen. ‘We moeten lastige keuzes maken. Welke zaak pakken we wel op en welke laten we noodgedwongen liggen? Het is niet anders. We hebben landelijk 150 mensen. Voor iedere zaak moet je een dossier aanmaken en een proces verbaal opmaken, je moet huisbezoeken afleggen, materiaal in beslag nemen, verdachten verhoren.’

Van dark web naar internet

Arda Gerkens benadrukt dat nieuwe technologische mogelijkheden het noodzakelijk maken opnieuw na te denken over hoe we de verspreiding van kinderporno kunnen stoppen. Wellicht zijn daar ook wetswijzigingen voor nodig die aansluiten op deze nieuwe mogelijkheden. Zo is ‘crawlen’ – geautomatiseerd het web doorzoeken met behulp van bestaand beeldmateriaal – in het geval van kinderporno ook voor het EOKM verboden. Wettelijk gezien is dat namelijk hetzelfde als handmatig zoeken naar kinderporno, en dus is het strafbaar. Gerkens: ‘Nu het beeldmateriaal in zo’n enorme bulk op ons afkomt, moeten we echt anders over opsporing gaan nadenken. Zowel in Nederland als internationaal gaan we de discussie aan. Iedereen voelt dat er iets moet veranderen. Materiaal dat ooit op het dark web stond, duikt later vaak op het openbare internet op. Uit allerlei onderzoeken blijkt dat slachtoffers van kinderporno nog heel lang last houden van wat er met hen gebeurd is. De gedachte dat het materiaal nog steeds voorhanden is en dat mensen zich er nog steeds aan verlustigen, is heel zwaar. Alleen al voor die slachtoffers vind ik dat wij de publieke taak hebben om ons te blijven inspannen om het openbare net schoon te krijgen.’

Kinderporno melden

  • Is een kind in gevaar? Bel dan 112.
  • Vermoedt u dat er bij een kind in uw omgeving sprake is van seksueel misbruik? Neem dan contact op met Veilig Thuis: 0800-2000.
  • Komt u online beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik tegen? Dan kunt u dit (anoniem) melden via www.meldpunt-kinderporno.nl.

  • Staat het materiaal niet op het openbare web maar bijvoorbeeld op een computer of harde schijf? Dan kunt u een melding doen via het algemene telefoonnummer van de politie (0900-8844), direct op het politiebureau, of via Meld Misdaad Anoniem (0800-7000).

Hulp nodig?

Help Wanted

Kinderen, jongeren en opvoeders die behoefte hebben aan informatie en praktisch advies over online seksueel misbruik kunnen terecht bij Help Wanted. Kinderen en jongeren kunnen er chatten met een medewerker, opvoeders kunnen de hulplijn bellen: 020-2615275.


Stop it Now! 

De telefonische hulplijn Stop it Now! biedt gratis en anoniem hulp aan mensen die seksuele gevoelens hebben voor kinderen: 0800-2666436.

Reactie Corinne Dettmeijer, Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen:

‘Voor kinderpornografie is de laatste jaren veel politieke en maatschappelijke aandacht. Dat is meer dan terecht, gezien de exponentiële groei van online beeldmateriaal van seksueel misbruik. Bij de aanpak hiervan is het essentieel om het stoppen van actueel misbruik en het ontzetten van slachtoffers prioriteit te geven. Daarnaast is het belangrijk om het beeldmateriaal dat mogelijk nog op het web circuleert te verwijderen. Uit een onderzoek van het Canadian Centre for Child Protection waaraan ik heb meegewerkt, blijkt dat de beelden van het misbruik en de mogelijkheid dat deze nog circuleren, een extra dimensie aan het slachtofferschap toevoegt.


De angst die slachtoffers hebben om herkend te worden is een belangrijk onderdeel van de gevoelens van onveiligheid en het gemis van regie over hun leven. Dat die angst reëel is, blijkt uit het onderzoek: 30 van de 150 respondenten geven aan als gevolg van het online beeldmateriaal te zijn herkend.


Nederland staat op de tweede plaats als het gaat om het hosten van kinderpornografie. Dat wil niet zeggen dat in Nederland ook daadwerkelijk al die kinderpornografie wordt gemaakt, maar er is wel een belangrijke rol weggelegd voor ons land als het gaat om het verwijderen van dit materiaal. Een webcrawler, die automatisch het open internet afzoekt en een melding maakt van het kinderpornografisch materiaal om dit daarna te verwijderen, zou slachtoffers van kinderpornografie kunnen helpen. De technologie hiervoor bestaat al, dus het is van belang dat de politie deze webcrawler gaat gebruiken. We moeten er alles aan doen om slachtoffers van kinderpornografie op te sporen en te ondersteunen, en het beeldmateriaal te verwijderen.


Tot slot wil ik mijn bewondering uitspreken: voor de politie en de medewerkers van Meldpunt Kinderporno, die zich hier dagelijks hard voor maken. Ik ondersteun hun wens voor extra capaciteit.’

Brief aan...

In deze rubriek vertelt een jongere over een lastige situatie in zijn of haar jeugd – en hoe professionals daar op reageerden.

Auteur: Annemarie van Dijk

Lees de brief van Pippa aan haar maatschappelijk werkster

Beste maatschappelijk werkster,

Ik zal het maar eerlijk bekennen: ik ging niet graag naar u toe toen ik drie jaar geleden gesprekken met u voerde. Het was of u niet écht naar me luisterde, me niet serieus nam. Alsof u eigenlijk aan mijn vaders kant stond in plaats van aan mijn kant. U sprak steeds over oplossingen vinden. Hoe ik kon zorgen dat mijn vader niet zo boos op me werd dat hij me ging slaan. Daarom durfde ik niet te vertellen wat er nog meer aan de hand was.


Mijn ouders zijn gescheiden toen ik twee was. Om het weekend ging ik naar mijn vader, want mijn moeder vond het belangrijk dat ik contact met hem bleef houden. Toen ik wat ouder werd, hadden mijn vader en ik heel vaak ruzie. Soms werd hij zo kwaad dat hij me sloeg.


Vanaf mijn twaalfde jaar werd het nog erger: hij ging me ook seksueel misbruiken. Ik vond het verschrikkelijk, wilde het niet. ‘Als je het aan iemand vertelt, vermoord ik je moeder’, zei hij. Dus zweeg ik in alle talen, want ik was doodsbang dat hij haar iets zou aandoen. Mijn moeder vond me wel altijd moe en een beetje gammel als ik na zo’n weekend terugkwam, maar ik deed net of het leuk was geweest. Ik hield haar op afstand, was bang dat ze zou merken wat er speelde. En misschien bleef ik ook loyaal naar mijn vader toe, het was wel mijn váder. En ergens schaamde ik me voor het misbruik, dacht ik dat ik het zelf uitlokte.


Na een jaar voelde ik me zo rot dat ik de vertrouwenspersoon op school vertelde dat het niet goed ging tussen mijn vader en mij. Zo kwam ik bij u terecht, de maatschappelijk werkster van de school. Over het seksueel misbruik durfde ik niet te vertellen, wel over de vele ruzies en dat mijn vader me soms sloeg. Vanaf het begin had ik het idee dat u vond dat mijn vader meer het slachtoffer was dan ikzelf. U had het vooral over wat ik kon doen om mijn vader niet zo boos te maken. Dan zou hij me niet meer slaan. Zie je wel, het kwam allemaal door mij, dacht ik. Dus probeerde ik het weekend erna extra mijn best te doen.


Achteraf vind ik het zo jammer dat u niet verder heeft doorgevraagd over wat er nou écht speelde. Ik zag er steeds meer tegenop om naar u toe te gaan. En na een tijdje ging ik niet meer.


Op mijn veertiende kon ik niet meer. Ik ging eraan kapot, móest het kwijt. Toen heb ik aan mijn beste vriendin opgebiecht dat mijn vader me misbruikte. Zij schrok enorm, wist niet wat ze ermee moest. Uiteindelijk heeft ze het aan een docent op school verteld. Even voelde ik me verraden, maar uiteindelijk was het heel goed dat het uitkwam. De school belde meteen mijn moeder en de dag erna hadden we samen een gesprek met de mentor en een andere maatschappelijk werkster. Ik kon alleen maar huilen tijdens dat gesprek, net als mijn moeder. Ze was er kapot van, voelde zich schuldig dat ze altijd had gestimuleerd dat ik naar mijn vader toe ging. Toen pas hoorde ik dat ook zij een verleden van seksueel misbruik met mijn vader heeft. Ze had alleen nooit gedacht dat hij ook aan mij zou zitten. Ik neem haar niets kwalijk. Híj heeft iets verkeerd gedaan, niet zij. Ze is net zo goed slachtoffer als ik.

Elf uur lang ben ik verhoord door de zedenpolitie. Die gelooft me, want ik weet dingen die ik niet had kunnen en moeten weten. Maar bewijzen kan ik het misbruik niet en dat maakt me soms enorm verdrietig. Mijn vader ontkent alles, zegt dat de weekends samen juist heel leuk waren. Hij wil nog steeds contact met mij, maar we hebben een contactverbod afgedwongen via een advocaat. Ik wil hem niet meer zien.


Ik denk dat u zeker uw best heeft gedaan. U kon natuurlijk niet weten wat mijn vader met mij deed. Maar als u beter had geluisterd en mij meer ruimte had gegeven, had ik het misschien wel verteld. Het is jammer dat er niet een betere klik tussen ons was. Want dat is belangrijk, weet ik nu.


Sinds anderhalf jaar praat ik met een psycholoog die gespecialiseerd is in seksueel misbruik. Met haar heb ik wel een klik en die gesprekken helpen mij enorm. Eigenlijk gaat het nu best goed met me.

Groet,


Pippa




Pippa is nu 16 jaar. Ze heet in werkelijkheid anders.

Drie tips van Iva Bicanic, landelijk coördinator Centrum Seksueel Geweld

Drie tips van Iva Bicanic

Landelijk coördinator Centrum Seksueel Geweld

1.

Reageer op een open manier 

Kinderen en jongeren die seksueel misbruik meemaken, komen er niet snel mee naar buiten vanwege angst, schuld en schaamte. Meestal proberen ze juist net te doen alsof er niks aan de hand is, om moeilijke vragen te voorkomen. Maar soms laten ze toch op een indirecte manier aan hulpverleners zien dat ze klem zitten. Bijvoorbeeld via een opmerking als: ‘Het gaat niet goed tussen mij en mijn vader’. Als professional kun je op zo’n uitspraak het beste kalm, steunend en geïnteresseerd reageren: ‘Wat naar voor je, vertel me alles over wat er niet goed gaat tussen jou en je vader’. Uit wetenschappelijk onderzoek is bekend dat een steunende en open reactie van de omgeving een positieve invloed heeft op slachtoffers.

2.

Wees alert op ‘victim blaming’

Kinderen en jongeren die seksueel misbruik hebben meegemaakt, voelen zich altijd schuldig. ‘Had ik maar...’, ‘was ik maar...’. Of ze het nou wel of niet (meteen) verteld hebben, het is nooit goed. Ze kijken door een bril van zelfbeschuldiging en dat kan vergaande gevolgen hebben – van een negatief zelfbeeld tot aan automutilatie of suïcide. Kies daarom je woorden voorzichtig, zodat het slachtoffer deze niet ervaart als een bevestiging van het negatieve zelfbeeld (‘zie je wel...’). Probeer te voorkomen dat het slachtoffer het gevoel krijgt dat je de schuld in zijn of haar schoenen schuift. Want ‘victim blaming’ is bewezen schadelijk voor de verwerking.

3.

Bekijk het positief

Sommige hulpverleners vinden het lastig om met jongeren te werken die seksueel zijn misbruikt. Bijvoorbeeld door de commotie die de onthulling teweeg kan brengen, bijvoorbeeld in families. Dit kan inderdaad best lastig zijn. Maar probeer het anders – positiever – te zien. Elke onthulling biedt een kans om misbruik te stoppen. En ook om aan herstel te werken met onder andere traumabehandeling. Dat is belangrijk, want kinderen die blijven rondlopen met psychische problemen als gevolg van seksueel misbruik lopen meer risico om opnieuw misbruikt te worden.

BN’er langs de meetlat

‘Ondanks alles wilde ik mijn trainer niet kwijt’

Oud-judoka Anita Staps was een puber toen ze voor het eerst werd aangerand door haar trainer. Het misbruik kon tien jaar duren doordat ze verstrengeld zat in een web van belangen. ‘Ik had aan die trainer wél mijn wereldtitel te danken.’

Auteur: Deborah Ligtenberg / Fotografie: Frank Ruiter

BN’er langs de meetlat

In deze rubriek vertelt een bekende Nederlander over zijn of haar jeugd. Mariëlle Dekker, directeur van Augeo, bepaalt op basis van de ernst van de ervaringen de ACE-score (Adverse Childhood Events). De beroemde ACE-vragenlijst van dr. Vincent Felitti meet tien vormen van kindermishandeling. Lees de ACE-score van Anita Staps onder aan het artikel.

Anita Staps (1961) 

heeft een praktijk als voedingsdeskundige, is getrouwd en heeft twee zoons. Ze won tussen 1978 en 1986 zeven keer het Nederlands kampioenschap judo. In 1980 was ze de eerste Nederlandse vrouw die de wereldtitel wist te behalen. In 1987 beëindigde Anita Staps haar judocarrière. Negen jaar later diende Anita samen met de judoka's Irene de Kok en Monique van der Lee een aanklacht wegens seksueel misbruik in tegen judotrainer Peter Ooms. De judobond schorste hem voor drie jaar en hij werd als erelid verwijderd. Van de rechter kreeg Ooms 140 uur werkstraf en hem werd voor een jaar de toegang tot zijn eigen sportschool ontzegd.

‘Ik was dertien en ontzettend onzeker. Ik twijfelde aan alles. Was ik wel leuk genoeg, goed genoeg en had ik wel voldoende judotalent? Van mijn trainer, die twee keer zo oud was, kreeg ik complimentjes. Hij gaf mij het gevoel dat ik bijzonder en speciaal was. Dat zei hij ook steeds. Ik was de beste, de leukste. Dat was precies wat ik nodig had. Hij streelde me weleens over mijn wang, of pakte mij op de judomat bij mijn billen. In eerste instantie zocht ik daar niets achter. Judo is nu eenmaal een heel fysieke sport. Langzaam maar zeker ging dit inpalmen steeds verder. Hij had mijn volledige vertrouwen en maakte daar steeds meer misbruik van. Hij raakte mij aan waar het niet kon, wat altijd gepaard ging met de dreigende waarschuwing dat ik het aan niemand mocht vertellen. Ik voelde pure angst, verlamming en machteloosheid.’

‘Hij zei dat ik de beste, de leukste was. Dat had ik nodig’

John Doe

‘De eerste keer was toen we van een wedstrijd terugkwamen. In het busje zat ik achterin. Links, tegen het raam. Ik had het helemaal niet koud, maar mijn trainer zei van wel en gooide een deken over ons heen. Hij kroop met zijn handen onder mijn shirt en deed daar van alles wat ik niet wilde. Ik zat in een situatie waarin ik niet weg kon. Als ik hem van me af zou slaan, zou iedereen dat zien. Dat mocht niet. Dat kon niet. In mijn wereld was dat niet mogelijk. Volwassenen sprak je aan met ‘u’, je keek tegen hen op. Je had zeker geen grote mond. Dus was ik als verlamd en hield me stil. Ik wenste dat hij zijn handen thuishield, maar wilde zijn aandacht ook niet kwijt. En zo ging het steeds verder. Behalve penetratie is zo’n beetje alles gebeurd.’

Stemmingsterreur

‘Er was niemand die ik om hulp wilde vragen. Ik wist dat ik dan van judo moest en dat wilde ik echt niet. Bovendien dacht ik dat hij de enige trainer was die mij naar de top kon helpen.


Ik kom uit een warm gezin en kon bij mijn ouders met alles terecht, maar deed het niet. Het cynische is dat mijn vader me op mijn achtste op judo had gedaan om weerbaar te worden en incasseringsvermogen te krijgen. En nu gebeurde er dit.

Het was een heel verknipte situatie, want ondanks het seksueel misbruik had ik aan mijn trainer mijn succes te danken. Hij stond bekend als “kampioenenmaker”. Hij was in staat om iemand boven zichzelf te laten uitstijgen en diens talent optimaal te gebruiken. Ik was van hem, zijn paradepaardje in een sport die ik geweldig vond. Hij had een gummiknuppel en als hij voelde dat ik onder zijn macht probeerde uit te komen, sloeg hij me daarmee tijdens de training. Zogenaamd grappig, maar zo hard, dat ik er blauwe plekken aan overhield. Hij manipuleerde mij zo, dat ik alles pikte.’


‘Mensen hadden het aan me kunnen zien dat ik zijn gedrag niet oké vond. Hoe hij mij tijdens trainingen aanraakte en me op mijn kont sloeg, was geen gezond gedrag. Als we vanwege een wedstrijd in een jeugdherberg zaten, kroop hij bij me in bed en deed dan van alles. Niemand die er iets van zei. Iedereen grinnikte maar een beetje.


Op zondag zat ik heel vaak op mijn kamer te huilen van machteloosheid en frustratie. Mijn moeder snapte niet wat er met mij aan de hand was en ik koos ervoor niets te zeggen. Ondanks alles wilde ik deze man niet kwijt.’

Doorbijten en doorgaan

‘Seksueel misbruik gebeurt meestal bij kinderen die een hechte relatie met de dader hebben. Net als bij mij. Als je tegen hem opkijkt, hij je aandacht geeft en alles voor je doet, worden de grenzen vaag. Niemand is alleen maar een klootzak. Ik heb aan die trainer wél mijn wereldtitel te danken. Ik denk niet dat ik bij een andere trainer zover was gekomen. Als deze man mij coachte, steeg ik boven mezelf uit. Als hij tijdens een wedstrijd niet op de mat zat, bakte ik er weinig van. Ik denk dat ik helemaal niet zo’n uitzonderlijk talent was, maar zelfs tijdens wedstrijden wist hij mij het gevoel te geven dat ik speciaal was. De beste, de winnaar. En als je het gevoel hebt dat je alles kunt, wín je ook. Vond ik mijn wereldtitel het misbruik waard? Ja. Het was doorbijten en weer doorgaan.’

Eindelijk vrij

‘Het stopte op mijn 23e, toen hij me weer eens uitkafferde. Er knapte iets in mij. Ik was zó boos, dat ik weken niet tegen hem praatte. Hij pakte me weleens vast, maar dan duwde ik hem weg. Daardoor durfde hij niet meer, denk ik. Ik heb een andere trainer in vertrouwen genomen en hem alles verteld. Dat voelde goed. Kort daarna ben ik bij hem weggegaan. Definitief. Ik heb nog twee jaar bij de bondscoach getraind, maar mijn zin was weg. Voor het eerst in heel lange tijd ontdekte ik hoe het voelt om vrij te zijn. Om eigen keuzes te maken. Daar paste judo niet meer bij. Ik leerde mijn man kennen, wilde niet meer altijd met sport bezig zijn en ben gestopt.’

‘Het misbruik en het gemanipuleer van mijn trainer hebben een grote invloed gehad op mijn leven. Als volwassen vrouw had ik last van schuldgevoel. Misschien had ik hem aangemoedigd? Pas veel later kon ik kijken naar dat meisje van toen en zeggen: “Lieverd, het was niet jouw schuld. Jij kon er niets aan doen dat er dingen gebeurden waar je helemaal niet aan toe was en die je nooit durfde te vertellen.”’

‘Toen had hij de regie over mijn leven, nu heb ik die weer zelf’

John Doe

‘Ik heb moeten leren om mijn grenzen aan te geven, want ik wist niet hoe dat moest. Ik vind dit nog steeds moeilijk. De andere kant is dat ik nu wel weet wat ik kan. Die trainer heeft het beste uit mij gehaald. Toen had hij de regie over mijn leven, nu heb ik die weer zelf. Ik kies ervoor om geen slachtoffer te zijn. Ik kijk liever naar wat dit mij heeft geleerd dan er verdrietig over te blijven.’

21 Minuten: ervaringen uit de eerste hand

In de aftrap van de Week tegen Kindermishandeling vindt op maandag 20 november in twaalf provincies van 11.55 tot 12.16 uur een 21 Minuten-bijeenkomst plaats. Daar vertellen ervaringsdeskundigen wat veiligheid en onveiligheid voor hen als kind betekende. Bezoekers krijgen de unieke kans om uit de eerste hand te horen hoe een mishandeld, verwaarloosd of misbruikt kind zich voelt en wat het nodig heeft.

 

Anita Staps werkt ook mee aan het project. In de hoop dat ze mensen die seksueel misbruikt zijn kan helpen om weer zelf de regie over hun leven te pakken, vertelt ze haar verhaal in Papendorp, Utrecht. Staps’ boodschap: ‘Laat de dader niet ook de rest van je leven verpesten.’

21 Minuten is een initiatief van Stichting Praat en Dessaur Trainingen. Samen met kennispartner Augeo Foundation zijn 21 tips en gespreksthema’s voor professionals om in gesprek te gaan over kindermishandeling ontwikkeld. Volg ook de Facebookpagina en Twitter via #21minuten2017 over de bijeenkomsten.


Anita Staps beantwoordt ook graag vragen van hulpverleners naar aanleiding van haar verhaal. Mail uw vraag naar redactie@augeomagazine.nl en wij sturen hem door naar Anita.

Anita’s ACE-score: 2

Toelichting Augeo-directeur Mariëlle Dekker: 

‘Wat een krachtig verhaal van Anita Staps. De kranten staan deze weken bol van het misbruik. In de een na de andere sector komen slachtoffers met hun verhalen naar buiten: defensie, theateropleidingen, filmindustrie, het Europees parlement; een enorme bewustwording komt (weer) op gang en terecht klinkt in de kranten ook de vraag hoe dit alles tot verandering leidt. Anita wacht niet op verandering. Ze leeft die verandering voor, volgens het motto “be the change you want to see”: ze wil andere slachtoffers overtuigen dat ze zelf weer de regie over hun leven kunnen pakken, en dat doet ze bijvoorbeeld door haar ervaringen hiermee te vertellen in de Week tegen Kindermishandeling (20 t/m 26 november). Eindeloos respect heb ik hier voor, als professional en als mens.


Ik lees het verhaal van Anita ook als moeder van een 13-jarige, de leeftijd waarop het misbruik bij Anita begon. Altijd schrik ik er weer van als misbruikte kinderen zich vreselijk voelen, maar het niet aan hun ouders vertellen. Zelfs niet als het hele warme ouders waren, zoals bij Anita, of als ouders er actief naar vroegen.


Uit onderzoek weten we dat ouders, met het bespreekbaar maken van seksualiteit en andere gevoelige onderwerpen, een gezinsklimaat kunnen creëren waarin het waarschijnlijker wordt dat een kind vertelt over meegemaakt grensoverschrijdend gedrag. Maar we weten vooral ook dat de verwachtingen niet te hooggespannen moeten zijn. Als een kind al kan begrijpen dat hetgeen hij heeft meegemaakt een vorm van seksueel geweld is, dan is de kracht van gevoelens als schaamte, schuld en angst die het kind ervan weerhouden om het thuis te vertellen, niet te onderschatten.


In het verhaal van Anita hadden de omstanders het geweld wellicht eerder kunnen stoppen. Degenen die bij de trainingen en wedstrijden gniffelden om het gedrag van de trainer, zoals op de billen slaan en in bed kruipen bij Anita. Hier faalden gedragsregels, de bekendheid van andere sporters met deze gedragsregels, het toezicht op naleving van gedragsregels, de beschikbaarheid van vertrouwenspersonen, et cetera.


Juist omdat ouders niet alle mogelijkheden in handen hebben, beschrijft het internationale kinderrechtenverdrag expliciet de verplichting van de staat om alle maatregelen te nemen die seksueel geweld tegen kinderen kunnen voorkomen en om de best mogelijke zorg te organiseren voor de slachtoffers. Niet al het seksuele geweld is te voorkomen, maar met vereende krachten moet het misbruik zoals Anita heeft meegemaakt, uitgebannen kunnen worden.’

Uitgelicht

Video’s, onderzoek, informatie en methodieken om seksueel misbruik van kinderen te voorkomen, eerder te herkennen en aan te pakken.

Doofpotaffaire op Netflix

Doofpotaffaire op Netflix

‘The keepers’ is een zevendelige Netflix-serie over een misbruikschandaal op een middelbare meisjesschool in Baltimore. De documentaire schetst een ontroerend, helder én verschrikkelijk beeld van de levenslange impact die misbruik kan hebben.

Onopgeloste moord

In de documentaire staat Cathy Cesnik centraal. Deze jonge non, die lesgaf op een middelbare meisjesschool in Baltimore, verdween spoorloos op 7 november 1969. Twee maanden later werd ze dood gevonden. De moord is nooit opgelost. In ‘The Keepers’ gaan twee oud-leerlingen van de meisjesschool – nu vrouwen van in de 60 – op zoek naar de waarheid. Ze ontdekken dat de moord mogelijk te maken heeft met een enorm misbruikschandaal op hun school, in de tijd dat zij er zelf zaten. De kerk, politie en justitie zorgden er samen voor dat de zaak in de doofpot verdween.


Schuld en schaamte

In ‘The Keepers’ komen andere oud-leerlingen aan het woord die ernstig zijn misbruikt. Een van hen vertelt: ‘Je kunt er niets mee doen behalve het wegsnijden en in een doos stoppen. Ik begroef het en het kwam pas ruim twintig jaar later naar boven.’

De documentaire laat zien hoe schuldgevoelens en schaamte een levenslange impact hebben. Slachtoffers zijn nog steeds bang dat omstanders zich afvragen waarom ze het misbruik destijds zo lang hebben laten voortduren en waarom ze nooit iets hebben gezegd tegen anderen. Als kijker krijgt je een enorme bewondering voor de moed, veerkracht en strijdlust waarmee de vrouwen vechten tegen instituten zoals de kerk, politie en justitie, die nog steeds de deksel op de beerput proberen te houden. Een absolute aanrader! (MH)

Op goede grond: nog altijd een belangrijk rapport 

Op goede grond: nog altijd een belangrijk rapport 

In 2014 bracht de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen het rapport ‘Op goede grond - De aanpak van seksueel geweld tegen kinderen’ uit.

Indrukwekkend in omvang, maar vooral ook vanwege de inhoud, die vandaag de dag nog steeds actueel is. In het rapport wordt de aanpak van seksueel geweld vergeleken met het beeld van een trechter. De brede bovenkant van de trechter staat voor het aantal kinderen dat jaarlijks slachtoffer wordt van seksueel geweld, de smalle onderkant voor het veel kleinere aantal kinderen dat daadwerkelijk hulp krijgt.

Speciale editie Augeo Magazine

Augeo magazine wijdde destijds een speciale editie aan het rapport. We vroegen Corinne Dettmeijer, de Nationaal Rapporteur die ‘Op Goede Grond’ publiceerde, om gasthoofdredacteur te zijn. De editie was in z’n geheel gewijd is aan de aanpak van de seksueel geweld tegen kinderen. Naast een samenvatting van het rapport en de belangrijkste aanbevelingen vind je in het magazine achtergrondartikelen, interviews en tips. (EG)

Werken met Het Vlaggensysteem

Werken met Het Vlaggensysteem

Hoe beoordeel je of een seksueel getinte situatie acceptabel is en welke reactie gepast is? De methodiek Het Vlaggensysteem biedt professionele opvoeders handvatten om seksueel gedrag adequaat te beoordelen, het bespreekbaar te maken en op een goede manier te reageren.

Het Vlaggensysteem hanteert zes criteria. Bijvoorbeeld: is er sprake van wederzijdse toestemming? Is er sprake van evenwicht tussen beide betrokkenen? Is de situatie gepast voor de leeftijd en ontwikkeling van de betrokkenen?


De methode is bedoeld om de competenties te vergroten van ouders, opvoeders, leerkrachten en anderen die met kinderen/jongeren werken.

Uit onderzoek naar praktijkervaringen blijkt dat Het Vlaggensysteem door professionals wordt gewaardeerd en dat ze beter kunnen aangeven of gedrag bij de seksuele ontwikkeling van een kind hoort. Het Vlaggensysteem stimuleert gezond seksueel gedrag en draagt bij aan het voorkomen en terugdringen van seksueel grensoverschrijdend gedrag onder kinderen en jongeren.


Kijk hier voor meer informatie over de methodiek van Het Vlaggensysteem. (AW)

Wat is precies grooming? En sextortion?

Wat is precies grooming? En sextortion?

Het versturen van seksueel getinte foto’s of berichten (sexting), afpersing met seksueel getint beeldmateriaal (sextortion) of online kinderlokken (grooming). Dit soort seksueel grensoverschrijdend gedrag kan zeer ernstige gevolgen hebben voor de slachtoffers. Kennis erover is voor professionals dan ook onmisbaar.

Informatie voor professionals

  • Atria, het Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis, heeft de factsheet Online seksuele intimidatie ontwikkeld. U vindt hier informatie over diverse vormen van online seksueel grensoverschrijdend gedrag en krijgt antwoord op vragen als: hoe vaak komt het voor? Wie zijn de slachtoffers en plegers? En: wat kunnen de gevolgen zijn voor betrokkenen? Ook krijgen professionals en beleidsmakers handreikingen om seksuele intimidatie eerder te signaleren en aan te pakken.


(EG)

E-college: hoe verwerk je seksueel misbruik?

E-college: hoe verwerk je seksueel misbruik?

Seksueel misbruik kan een grote impact hebben op het leven van een slachtoffer. Dat is zeker het geval als iemand heel lang alleen blijft rondlopen met nare ervaringen.

In het college ‘Hoe verwerk je seksueel misbruik’ legt klinisch psycholoog Iva Bicanic, landelijk coördinator Centrum Seksueel Geweld uit waarom slachtoffers vaak lang blijven zwijgen over wat ze hebben meegemaakt, welke gevolgen seksueel misbruik kan hebben en wat helpt bij de verwerking. (EG)

Video leert: zonder toestemming geen seks

Video leert: zonder toestemming geen seks

In de animatie ‘Toestemming: zo simpel als thee’ wordt seks vergeleken met een kopje thee. Als je iemand een kopje thee aanbiedt, kan het zijn dat diegene daar geen zin in heeft. Dan ga je zo iemand natuurlijk niet dwingen om thee te drinken.

Met seks werkt het precies zo: zonder toestemming geen seks. De animatie is in 2015 gemaakt door de Britse blogster en feministe Emmeline May. Het Fonds Slachtofferhulp heeft op initiatief van het Centrum Seksueel Geweld de Nederlandse versie mogelijk gemaakt. Meer informatie vind je hier

(EG)

Volwassen kijken terug op kinderporno-verleden

Volwassen kijken terug op kinderporno-verleden

Onlangs publiceerde het Canadian Centre for Child Protection ‘Survivors’ survey’, een rapport waarin 150 slachtoffers van kinderporno aan het woord komen. Ze zijn inmiddels volwassen. Opvallend is dat 48 procent van de respondenten afkomstig is uit Nederland.

Familie vaak betrokken

Bijna de helft van de slachtoffers had te maken met meerdere plegers: er was sprake van georganiseerd misbruik, waarbij plegers onderling samenwerkten en vaak meerdere slachtoffers maakten. Bij deze kinderen startte het misbruik in 82 procent van de gevallen vóór ze vijf jaar waren en bij 47 procent ging het door tot na hun achttiende. Vaak waren familieleden betrokken, als daders of als degenen die daders toegang gaven tot het kind.


Hoop op redding

Ruim de helft van de slachtoffers vertelde pas na zijn of haar achttiende over het misbruik, vaak aan een therapeut. Maar liefst 66 procent geeft aan dat hij het eerder verteld zou hebben als de omgeving er direct naar gevraagd had. Een slachtoffer: ‘Ik hoopte altijd gered te worden. Ik heb zo vaak en zo lang gehoopt dat iemand ernaar zou vragen.’

Iedereen kan het zien

Vooral vanwege schaamte, schuldgevoel en angst heeft bijna de helft van de slachtoffers het bestaan van de opnames ontkend. Als er beelden online gezet zijn, en dus nog bestaan op internet, heeft dit extra impact op de slachtoffers. Het besef dat het misbruik op deze manier doorgaat en het gevoel daar geen controle over te hebben, wordt veel genoemd in het rapport. ‘De beelden liggen op straat en iedereen kan het zien. Dat vind ik heel moeilijk.’

Het volledige rapport is hier te downloaden

(RDR)

Kindertheater over seksuele griezelgeheimen

Kindertheater over seksuele griezelgeheimen

Geheimen kunnen heel leuk en spannend zijn. Maar sommige kinderen hebben ook geheimen waar ze liever niet aan denken. Hierover gaat de theatervoorstelling ‘Griezelgeheimen’, bedoeld voor basisschoolleerlingen van groep 1 t/m 8. Met zang, dans en rap laat de voorstelling zien hoe verwarrend seksueel misbruik en seksueel overschrijdend gedrag kan zijn voor kinderen. Welke emoties roept het op? En hoe moet je daar, jong als je bent, mee omgaan? Om het programma zorgvuldig in te bedden binnen de school, wordt de theatervoorstelling gecombineerd met een lespakket en een training voor kinderen, leerkrachten en ouders.

De voorstelling is kindvriendelijk, maar verdoezelt de waarheid niet. De boodschap is kraakhelder: misbruik bestaat. En het kan ook bij jou of bij je klasgenootjes gebeuren. Aan de hand van muziek en verhalen leren kinderen dat zij de baas zijn over hun eigen lichaam. Niemand mag daar zonder toestemming aanzitten. Gebeurt dat toch? Blijf dan vooral niet eenzaam rondlopen met je ‘griezelgeheim’. Praat erover met een volwassene die je vertrouwt.

‘Griezelgeheimen’ is een productie van Schott in de Rose.  Op dit moment is de voorstelling nog in ontwikkeling. De eerste reacties op proefvoorstellingen zijn positief. De organisatie streeft ernaar om vanaf maart 2018 het volledige aanbod gereed te hebben. Op de website van Schott in de Rose vindt u meer informatie over ‘Griezelgeheimen’ en kunt u de voorstelling vanaf januari 2018 boeken. (TM)

Over Augeo

Augeo wil als particuliere stichting bevorderen dat kinderen veilig opgroeien. Zij helpt professionals en beleidsmakers hun kennis en kunde vergroten, zodat kinderen die met geweld, verwaarlozing of misbruik te maken krijgen gezien, gehoord en gesteund worden.

Zolang duizenden kinderen nog geweld, verwaarlozing of misbruik meemaken en er te weinig hulp is, draagt Augeo met haar programma’s ‘Meer kinderen in beeld’, ‘Meer kinderen gehoord’ en ‘Meer kinderen gesteund en geholpen’ bij aan concrete verbeteringen. Door deze programma’s, onze academy, dit magazine, onderzoek en lobbyactiviteiten helpen wij meer kinderen veilig te laten opgroeien.

Aan dit nummer werkten mee

  • Hoofdredacteur en coördinatie: Edith Geurts
  • Teksten: Mariëlle Dekker, Corinne Dettmeijer-Vermeulen, Annemarie van Dijk, Marga Haagmans, Louël de Jong, Roely Drijfhout, Edith Geurts, Deborah Ligtenberg, Brechtje Keulen, Tim Mulder, Annette Wiesman
  • Advies: Mirjam Blaak, Marjon Donkers, Roely Drijfhout, Anneke Janssen-Kraima, Niko Persoon
  • Beeld: Hüsne Afsar, Rebke Klokke, Arenda Oomen, Pexel, Frank Ruiter
  • Eindredactie: Hanneke Karssen, Annet Reusink
  • Ontwerp en opmaak: NR Grafisch Ontwerp
  • Uitgever: Augeo, Annelies Mulder


De kinderen op de foto's zijn modellen, tenzij anders vermeld.

Augeo Magazine

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm