Augeo Magazine

Editie 18 - april 2020

Samenwerken rondom gezinnen

Als je kindermishandeling effectief wilt aanpakken, is een goede samenwerking tussen professionals noodzakelijk. Wat is daarin belangrijk en waar moet je op letten? Daarover gaat dit nummer.

Inhoud

Voorwoord

Omdat je het niet alleen kúnt

•••• 1 ••••

Interview

‘Het idee dat samenwerken vanzelf wel goed gaat, is naïef’

•••• 2 ••••

Goed voorbeeld

Team Jeugd uit Brunssum werkt goed samen rondom gezinnen

•••• 3 ••••

In de praktijk

Hoe het sociaal netwerk gezinnen veiliger maakt

•••• 4 ••••

9 vragen

Over samenwerken met Veilig Thuis

•••• 5 ••••

Jongerencampagne

‘We willen ook de goede verhalen uit de jeugdzorg laten horen’

•••• 6 ••••

In de praktijk

Sneller onveiligheid signaleren met de Verwijsindex

•••• 7 ••••

Tips

7 tips over hoe je informatie over gezinnen deelt

•••• 8 ••••

Over Augeo

Samen geven we kindermishandeling geen toekomst

•••• 9 ••••

Voorwoord

Edith Geurts

Hoofdredacteur 

Augeo Magazine

Leestijd: 1,5 minuut

Omdat je het niet alleen kúnt

‘Alleen ga je sneller, samen kom je verder’. Bij elk pleidooi voor betere en effectievere samenwerking rondom kwetsbare gezinnen komt dit spreekwoord wel een keer langs. En dan knikken we allemaal van herkenning: ja, inderdaad, we moeten meer en eerder samenwerken. We weten allemaal dat het waar is en dat geen enkele professional in zijn of haar eentje een onveilige thuissituatie duurzaam kan oplossen.

Maar waarom doen we het dan te weinig? In de praktijk loopt het zo vaak anders, blijkt uit allerlei onderzoeken. Soms modderen we te lang door in ons eentje, ondanks signalen van onveiligheid. We bedenken niet dat er misschien al een ander betrokken is, of we weten niet hoe we daarachter moeten komen. We denken inderdaad dat we het beter alleen kunnen doen, vanwege de vertrouwensband die we met het kind of zijn ouders hebben. We weten niet precies wat we van een ander kunnen verwachten, of twijfelen misschien wel aan de meerwaarde van zijn of haar betrokkenheid. 

En als we besloten hebben dat het nodig is om anderen te betrekken, dan kan het zijn dat we eraan twijfelen of we wel informatie mogen delen, vanwege de AVG of ons beroepsgeheim bijvoorbeeld. Ook kan het zijn dat we niet alle relevante informatie delen, bijvoorbeeld omdat we denken dat bepaalde details niet belangrijk zijn, of dat die informatie in de overdracht naar de ander verloren zal gaan. 

Samenwerken staat altijd in onze top 3 van ‘lastig’ 
John Doe

Als we professionals vragen wat ze het lastigst vinden in de aanpak van kindermishandeling, staat samenwerken altijd in de top 3. Daarom maakten we dit themanummer. Met alle nodige informatie, handvatten en tips om samen gemotiveerd en effectief te kunnen bijdragen aan de veiligheid van kinderen.


PS Over samenwerken met ouders en praten met kinderen, ook altijd hoog in de top 5 van lastigheden, maakten we eerder themanummers. Lees die vooral ook nog eens na!

Interview

‘Het idee dat samenwerken vanzelf wel goed gaat, is naïef’

Door goed samen te werken, op alle niveaus en ook in multidisciplinaire teams, kunnen we de hulp aan kinderen en jongeren verbeteren. Maar makkelijk is dat niet. Volgens Robin Bremekamp, die zorgorganisaties hierover adviseert. 'Benoem je gezamenlijke doelen zo concreet mogelijk.'

Auteur: Annette Wiesman

Leestijd: 4,5 minuten

Wanneer is samenwerking noodzakelijk?

‘Organisaties kunnen niet meer alles alleen doen, daarvoor is de zorg te complex geworden. Zorg- en jeugdhulporganisaties zijn zich in de loop der tijd steeds meer gaan specialiseren in hun eigen deelgebied. In noodgevallen lukt het om daar bovenuit te stijgen en contact te zoeken met andere disciplines: doorgaans werken ook partijen die elkaar niet kennen uitstekend samen als de cliënt bij wijze van spreken bloedend op een brancard ligt. Maar als dat vijftig of vijfhonderd keer per jaar gebeurt, wil je die samenwerking structureler inrichten. Dan heb je afspraken nodig over hoe je samenwerkt, welke documenten of richtlijnen je gebruikt, wie in welk geval wie kan bellen, enzovoort, zodat ieders taken en verantwoordelijkheden duidelijk zijn. Het idee dat een samenwerking vanzelf wel goed gaat “want we doen het allemaal voor het kind”, is naïef.’

Wat maakt samenwerking in de praktijk zo moeilijk?

‘Als samenwerken niet hóeft, doe het dan niet, zeg ik altijd. Samenwerken is namelijk lastig en een succesvolle uitkomst is niet gegarandeerd. Ten eerste vinden mensen het moeilijk dat niemand de baas is, je samenwerkingspartner heeft altijd de macht om te zeggen: ik houd ermee op. Daarnaast is er vaak spraakverwarring; daarvan heb ik veel voorbeelden gezien. Zoals professionals die er pas na anderhalf jaar achter kwamen dat ze met “ketensamenwerking” iets totaal anders bedoelden dan hun samenwerkingspartner. Ook word je door samen te werken afhankelijk van een ander, iets dat veel mensen ingewikkeld vinden.

Samenwerking in het jeugddomein is extra moeilijk. Professionals worden geacht om bijna dagelijks met andere disciplines samen te werken en te integreren in de wijk. Voor hun financiering zijn ze deels afhankelijk van dezelfde gemeente als waar ze mee moeten samenwerken. Dat tast de gelijkwaardigheid aan die nodig is voor een goede samenwerking.’

‘De gemeente is geen gelijkwaardige samenwerkingspartner’
John Doe

Samenwerking is dus niet de panacee voor alles? 

‘Nee. Als je tijd tekortkomt, moet je niet gaan samenwerken, want daar gaat het werk niet sneller van. De aanloop kost juist extra tijd. Wel wordt de kwaliteit van je werk na die tijdsinvestering uiteindelijk beter. Maar soms ben ik een beetje boos op politici en anderen die doen voorkomen dat samenwerken alles oplost. Je moet er als organisatie wel tijd en moeite in kúnnen steken, anders heeft het geen zin.’

De verschillende financiële hokjes kunnen flink belemmerend werken…

‘Dat probleem kom ik overal in de zorg tegen. Ons stelsel past bij 80 procent van de gezinnen prima, maar bij 20 procent niet. De psychologische hulp die een jongere krijgt in de jeugdpsychiatrie wordt vergoed vanuit de Jeugdwet, maar vanaf zijn 18e moet hij bij de Zorgverzekeringswet of de Wmo zijn, en misschien hebben zijn ouders óók hulp nodig. Zo kun je in de jeugdsector binnen één gezin te maken hebben met de Jeugdwet, de Wmo, forensische zorg, de Wet langdurige zorg en de Zorgverzekeringswet. 


Onze samenleving heeft deze spaghetti aan regels zelf gecreëerd. Een professional kan dat niet in zijn eentje oplossen. Misschien moeten we bij gezinnen met meerdere problemen al het geld op één hoop gooien. Dan maak je het voor iedereen eenvoudiger: cliënten, ouders en professionals.’

Wat kun je als professional zelf doen om samenwerkingen zo effectief mogelijk te maken?

‘Ga met anderen om zoals je wilt dat zij met jou omgaan. Neem de tijd en spreek regelmatig af, zo werk je aan wederzijds vertrouwen op professioneel niveau. Dat betekent dat je ook open moet zijn over waar je wel en niet goed in bent. 

Daarbij ben je ook afhankelijk van je organisatie; die moet jou een duidelijke strategie en doelstellingen meegeven, het kader waarbinnen jij moet werken. Alleen als je weet wat je wel en niet kunt toezeggen, kun je een betrouwbare samenwerkingspartner zijn. 

‘Alleen als je kader duidelijk is, kun je betrouwbaar zijn’
John Doe

Op teamniveau is het belangrijk om samen een duidelijke ambitie te ontwikkelen. Zo geef je richting aan je samenwerking. Laat een team ook regelmatig bij elkaar komen om die doelen te bespreken, want zo leren de leden elkaars terminologie begrijpen en ontwikkelen ze een gemeenschappelijke taal.’

In multidisciplinaire teams, zoals bijvoorbeeld wijkteams, is het vaak best moeilijk om elkaar te begrijpen…

‘Ja, dat klopt. Het is dan extra belangrijk om de gezamenlijke doelen zo concreet mogelijk te maken. “Veiligheid voor ieder kind” is te algemeen. Benoem zo precies mogelijk wat veiligheid betekent in de ogen van een kind, de ouders, de professional en van de samenwerkingspartners.

Erken daarbij dat jij en je samenwerkingspartners verschillende agenda’s hebben. Als hun belangen onuitgesproken blijven, worden partners vaak strategisch en berekenend. Als je hierin allemaal eerlijk bent, willen partners vaak best meedenken met de anderen. Want je hebt elkaar óók ergens voor nodig.’

Waarop moeten professionals bij samenwerken met ouders letten? Is dat heel anders?

‘Ik denk dat de uitdagingen daarbij veel groter zijn. Samenwerking heeft altijd gelijkwaardigheid als basis, en dat is moeilijker als er een dreiging van mogelijk ingrijpen wordt gevoeld. De professional moet in staat zijn om het gevoel van ongelijkheid te overbruggen en het gezamenlijke belang – de veiligheid van het kind – benadrukken. Competenties zijn daarbij cruciaal, zoals een oprechte interesse in wat er speelt, de juiste toon aanslaan, een echte relatie met de ander opbouwen en samen bepalen: waar werken we in stappen naartoe?’

Bij Savannah en ‘het meisje in het Maasstad Ziekenhuis’ ging er veel mis in de samenwerking tussen de betrokken professionals. Wat kunnen we leren van dit soort zaken?

‘Natuurlijk moeten alle partijen leren van zulke nare gebeurtenissen. Maar ik weet echt niet of we het met betere samenwerking, afstemming en communicatie dit soort zaken wel helemaal kunnen voorkomen. Ik denk dat we als maatschappij moeten accepteren dat hulpverleners niet altijd kunnen helpen. Alle zorgprofessionals die ik ken doen ongelooflijk hun best. Soms kan het misgaan, ondanks alle hulp. Bij de afdeling “lichaam” accepteren we het veel makkelijker als dingen misgaan dan bij de afdeling “geest”, terwijl dat helaas in beide gevallen onvermijdelijk is. Betere samenwerking is geen oplossing voor alles.’

Robin Bremekamp is partner bij Common Eye, een adviesbureau gespecialiseerd in samenwerkingsvraagstukken. Hij adviseert vooral zorg- en welzijnsorganisaties, waaronder Parlan Jeugdhulp, Jeugdformaat en Spirit, die intensiever willen samenwerken met hun ketenpartners.

Volgens de landelijke inspectie Toezicht Sociaal Domein (TSD) is het team Jeugd van de gemeente Brunssum een positieve uitzondering als het gaat om samenwerking rondom gezinnen. Dat team werkt prima samen met andere organisaties. Daarnaast scoort het goed op het waarborgen van de veiligheid in gezinnen en het inzetten van passende hulp. TSD onderzocht een aantal gemeenten met als doel bevordering van de zorg en ondersteuning aan kwetsbare gezinnen die vanuit Veilig Thuis zijn overgedragen. Verschillen in cultuur, visie en onvoldoende kennis over elkaars expertise staan daarbij een soepele samenwerking tussen de partijen, instellingen en organisaties rondom een gezin vaak in de weg, blijkt uit het onderzoek. 

Gezin onafhankelijk maken

TSD, in het leven geroepen door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, was zeer positief over de toepassing van de aanpak 1G1P (1 Gezin, 1 Plan) in Brunssum; ieder gezin heeft dus één plan van aanpak – waarin duidelijk beschreven staat wie betrokken is, waaraan gewerkt wordt en welke afspraken er zijn – en één professional als aanspreekpunt. Tegelijkertijd behoudt het gezin zelf de verantwoordelijkheid voor het oplossen van de problemen. De gemeente Brunssum streeft ernaar om gezinnen onafhankelijk van hulpverlening te maken. Gezinnen ervaren deze aanpak als prettig.

De inspectiedienst heeft zeven casussen van Brunssumse gezinnen waar huiselijk geweld speelde beoordeeld. Zij bleken effectief geholpen of krijgen nog effectieve hulp. Bovendien waren er tussen 2016 en 2018 in Brunssum twee derde minder aanvragen voor een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming.

‘Onze contactpersoon helpt, begeleidt en ondersteunt de docent, de ouders en het kind’
John Doe

Sanne Eggen werkt als coördinator bij het team Jeugd in Brunssum. Ze is gedragswetenschapper en haar collega’s kunnen bij haar terecht voor consultatie, ondersteuning en advies in risicovolle situaties. ‘Wat ons geheim is? Ik zie vooral een verschil in visie. Zo denken veel andere professionals dat gemeente, hulpaanbieders en gezinnen aparte werelden zijn. Dat is een misvatting. Zoals ik het zie zijn we allemaal een taartpunt en gezamenlijk vormen we de taart. Elke punt is even belangrijk.’ 


Het team Jeugd biedt praktische ondersteuning aan ketenpartners. Eggen: ‘Elke school heeft een contactpersoon bij ons. Bij een vermoeden van kindermishandeling of verwaarlozing komt deze in actie en helpt, begeleidt en ondersteunt de docent, de ouders en het kind.’

Streep eronder

De aanpak van team Jeugd heeft een bijzondere voorgeschiedenis. Vijf jaar geleden, toen de Jeugdwet werd ingevoerd, ging het helemaal niet goed. ‘We waren alleen maar aan het overleven en puinruimen. Ondanks alle energie die we erin staken, kregen we het werk maar niet op de rit. Toen hebben we als team gezegd: nu zetten we een streep onder onze oude manier van werken en doen we het helemaal anders!’

De teamleden bespraken hoe zíj wilden werken en welke visie ze aansprak. ‘Vervolgens zochten we naar methoden en partijen die daarbij pasten, zoals het landelijke concept 1G1P.’ 


In de periode dat dit speelde, moesten we helaas ook afscheid nemen van collega’s. Maar sinds de tweede helft van 2015 staat er een stabiel team Jeugd. De gemeente Brunssum gaf ons veel vrijheid. Dat hielp. Ik weet dat collega’s in andere gemeenten die vrijheid niet altijd hebben.’ 

Plan voor opvang

De nieuwe aanpak in Brunssum werpt inmiddels zijn vruchten af. De samenwerking met andere professionals is verbeterd en de hulp aan gezinnen en kinderen is effectiever. ‘Ik kan veel positieve voorbeelden geven. Het mooiste verhaal vind ik de hulp aan een Française, haar man en kind die net in Brunssum woonden. Beiden met drugsproblematiek en een strafblad, en mevrouw was zwanger. Zij wilden in Brunssum een nieuwe start maken en vroegen onze hulp. We zijn vervolgens met het gezin aan de slag gegaan.’

‘Alle partijen waren op de hoogte van elkaars betrokkenheid en de afspraken waren duidelijk voor professionals en ouders’
John Doe

Een individuele begeleider van team Jeugd had veel gesprekken met de moeder en was het aanspreekpunt voor alle betrokken partijen. Dat waren er veel: een verloskundige uit het ziekenhuis, iemand van verslavingszorg, Veilig Thuis en gespecialiseerde thuisbegeleiding.


Sanne Eggen: ‘De samenwerking en de communicatie verliepen goed doordat alle partijen op de hoogte waren van elkaars betrokkenheid. Bovendien waren de afspraken duidelijk voor professionals en ouders.’


Het ging een lange tijd goed met het gezin. Het kind ging naar school en de moeder doorliep een methadonproject. Totdat Sanne Eggen een telefoontje kreeg van de Franse recherche. Er liep een internationaal onderzoek en vader en moeder zouden gearresteerd worden door de politie. Eggen sprak met de politie af dat zij en een collega aanwezig zouden zijn. 


Op de dag van de inval stonden zij paraat om de kinderen op te vangen, te begeleiden en naar een goed onderdak te brengen. Eggen: ‘Het belangrijkste was dat we ter plekke aanwezig waren. We hadden vooraf een plan gemaakt voor de eerste opvang van de kinderen en voor allerlei praktische zaken zoals autovervoer van de kinderen, luiers, eten, drinken en kleding. Later maakten we samen met de ouders, die in hechtenis zaten, een plan voor het vervolg van de opvang.’


De vrouw zat haar straf uit, kwam terug naar Nederland en vond een appartement naast het gezinsvervangende tehuis waar haar kinderen verbleven. ‘Inmiddels woont ze weer samen met haar kinderen en krijgt ze ondersteuning van het gezinshuis. Zij is erg dankbaar dat er geen gerechtelijke uithuisplaatsing of gezinsvoogd nodig was. Dankzij de intense samenwerking met diverse partijen bleef de verantwoordelijkheid bij de ouders en konden de kinderen met beide ouders in contact blijven. Vader zit nog vast en de kinderen hebben telefonisch contact.’ 

Dilemma’s voorkomen op 7 domeinen

Om een beter beeld te krijgen van de knelpunten die team Jeugd van Brunssum tegenkwam bij het ontwikkelen, reageert Sanne Eggen hieronder op de zeven belangrijke domeinen voor hulpaanbieders, zoals beschreven in de Checklist SamenWerken aan hulp voor mishandelde kinderen en hun ouders (zie pagina 140), die volgens haar ook op grotere gemeenten toepasbaar is. Hoe gaat haar team met die uitdagingen om? 

Domein 1: een gezamenlijk perspectief

Voor een goede samenwerking is overeenstemming nodig tussen organisaties en professionals. Dat betekent een gezamenlijke probleemanalyse, gedeelde visie, gezamenlijke doelen en helderheid over de doelgroep.


Knelpunten: het verschil in focus, benader- en werkwijze en zelfs verschil in definities bij organisaties en professionals. Dit zorgt voor onderlinge miscommunicatie, frictie en onbegrip.


Oplossing team Jeugd Brunssum: als partners deel je eenzelfde visie en van daaruit werk je samen voor gezinnen waar huiselijk geweld en kindermishandeling speelt.  


Sanne Eggen: Wij werken vanuit de visie waarbij eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid voorop staan. Deze zienswijze vonden we bij 1G1P, Civil Care en SoNeStra. De gemeente, ketenpartners en zorgaanbieders hebben dezelfde insteek. Als er tijdens een crisis samenwerking nodig is, weten onze partners dan ook precies hoe wij werken en waarom. En andersom.’

Domein 2: de juiste partners en samenwerkingsafspraken

Bij hulp aan mishandelde kinderen is de interventie gericht op het kind, de ouders, het gezin en de omgeving. Daarbij zijn diverse hulpinstanties betrokken: jeugdzorg, jeugdbescherming, jeugd-ggz, gezondheidszorg, verslavingszorg, maatschappelijk werk en vrouwenopvang.


Knelpunten: onbegrip, onbekendheid met elkaars organisatie, cultuur- en/of machtsverschillen belemmeren een vlotte samenwerking.


Oplossing team Jeugd Brunssum: bij het eerste huisbezoek door Veilig Thuis is iemand van team Jeugd aanwezig. Als het gezin door Veilig Thuis wordt overgedragen aan team Jeugd gaat er ook nog een maatschappelijk medewerker mee. Daarna volgen gezamenlijke huisbezoeken met professionals uit het lokale netwerk voor snelle inzet en aanbod van hulp. Het team is op de hoogte van de kennis en expertise van de partners. Daardoor weten we precies op welk moment en hoe we de ander moeten benaderen.


Sanne Eggen: ‘Om elkaar te vertrouwen moet je elkaar eerst leren kennen. We kennen alle partijen, van verloskunde tot maatschappelijk werk, politie en zorgmedewerkers. Elkaar leren kennen kost tijd, maar daarna wordt het contact laagdrempelig en de samenwerking beter. Een aandachtspunt is de samenwerking met het sociale netwerk van ouders: buren, familie en naaste omgeving. Die groep blijft nogal eens onderbelicht door professionals.’

Domein 3: respectvolle samenwerkingscultuur

Persoonlijke eigenschappen van samenwerkingspartners zoals betrouwbaarheid, enthousiasme, bevlogenheid, vertrouwen en respect maken of breken een goede samenwerking. 


Knelpunten: er kan stagnatie in de samenwerking ontstaan als er alleen op bestuursniveau (top-down) plannen worden gemaakt zonder aan de uitvoering toe te komen. 


Oplossing team Jeugd Brunssum: het team werkt vanuit vertrouwen in elkaars expertise en professionaliteit en gaat er daarbij vanuit dat elke partij hetzelfde doel nastreeft, namelijk het doorbreken van patronen van huiselijk geweld en kindermishandeling.


Sanne Eggen: ‘We hebben veel vertrouwen in elkaars professionaliteit. Zowel binnen ons team als bij andere partijen. Tegelijkertijd durven we elkaar aan te spreken over verbeterpunten. Als de ander iets doet wat ik niet begrijp, nodig ik diegene uit en vraag waarom het zo gaat. Het is belangrijk om elkaar scherp te houden.’

Domein 4: duidelijke regie

Structurele afspraken over de coördinatie van de zorg aan gezinnen, verwachtingen en competenties zijn onontbeerlijk. Om de continuïteit van de zorg te waarborgen moet duidelijk zijn wat er gebeurt bij stagnatie van de zorg: wie is bevoegd om in te grijpen en welke acties worden ondernomen?


Knelpunt: de zorg hapert bij onduidelijkheid over wie verantwoordelijk is en de regie heeft bij de gezamenlijke aanpak. 


Oplossing team Jeugd Brunssum: door de inzet van het integrale plan 1G1P (1 gezin, 1 plan) delen professionals en cliënten die verantwoordelijkheid. De basishouding is dat het gezin zowel eigenaar als oplossing van het probleem is. Dat betekent ook dat het gezin een volwaardige én gelijkwaardige samenwerkingspartner is. Eén professional is regisseur en functioneert als aanspreekpunt, en hij of zij monitort of iedereen zich aan de afspraken houdt. Die afspraken worden gemaakt in 1G1P zodat deze voor alle betrokkenen (gezin, netwerk en hulpverlening/ketenpartners) duidelijk zijn. 


Sanne Eggen: ‘Het is belangrijk dat iedere betrokkene verantwoordelijkheid draagt zónder de verantwoordelijkheid van het gezin over te nemen – dat gezin moet immers uiteindelijk op eigen kracht verder kunnen. Op onderdelen kan een regisseur de regie overnemen.’

Domein 5: ondersteunende werkafspraken

Afspraken over de praktische werkwijzen en -processen zoals informatie-uitwisseling, instroom, bespreking casuïstiek, uitvoering, monitoring en evaluatie zijn noodzakelijk voor de verankering van de samenwerking.


Knelpunt: de informatie-uitwisseling tussen volwassenenzorg en jeugdzorg is dikwijls problematisch. Ook blijkt in de praktijk dat afspraken over privacy, beroepsgeheim en continuïteit na de hulp vaak moeizaam verlopen.


Oplossing team Jeugd Brunssum: het team brengt in kaart wie betrokken is bij een gezin en beoordeelt vervolgens of die keuze geschikt is voor de oplossing van de gezinsproblemen. Een goede afstemming tussen professional en het gezin en sociaal netwerk is daarbij noodzakelijk. 


Sanne Eggen: ‘Bij een gemaakte afspraak conformeert iedereen zich daaraan. Bij een crisissituatie ga ik als gedragswetenschapper altijd met mijn collega van team Jeugd mee. Daardoor weet ik precies wat zich in een gezin afspeelt en kunnen we samen een afweging maken. Richtlijnen en protocollen zijn belangrijk maar uiteindelijk gaat het erom dat je, als het nodig is, ter plaatse bent.’

Domein 6: effectiviteit van het aanbod

Gebruikmaken van interventies en kennis bij hulpaanbieders over werkzame hulp na kindermishandeling, vergroot de effectiviteit van het gezamenlijke hulpaanbod. 


Knelpunt: erkende effectieve interventies worden nog maar beperkt toegepast. 


Oplossing team Jeugd Brunssum: het team werkt vanuit de visies van 1G1P, Civil Care en SoNeStra. Civil Care gaat om gefaseerde ketensamenwerking: van veiligheid naar hulpverlening en uiteindelijk naar herstel. Je maakt een veiligheidsplan dat gezamenlijk vastgesteld en gedragen wordt (met de kennis van het gezin en hun netwerk) en zo concreet is dat ouders, kinderen, netwerk en professionals er houvast aan hebben. 


Sanne Eggen: ‘We werken met zelf gecontracteerde zorgaanbieders en met een breed pakket aan professionals. Dat is een mooie mix van grote en kleine partijen. Met de kernpartijen, waarmee we intensief samenwerken, bestrijken we 85 procent van alle hulpvragen. We hebben geen exclusiviteitsafspraken en kunnen de overige vragen doorverwijzen naar een niet-gecontracteerde partij. Daarbij is altijd leidend wat nodig is voor een gezin. Dat is elke keer weer maatwerk.’


Het volgen van de Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld is volgens Eggen dé manier om signalen snel op te pikken. ‘Door goede samenwerking kunnen we elkaar sneller en gemakkelijker ondersteunen in het toepassen van de Meldcode en in het bespreekbaar maken van signalen met ouders.’

Domein 7: systematische evaluatie en kwaliteitsverbetering

Monitoring en evaluatie van ontwikkelingen en resultaten van de gestelde doelen levert feedback aan betrokken partners. Daarna kan de werkwijze worden bijgesteld. Zijn de doelen van het samenwerkingsverband bereikt en op welke punten is verbetering nodig? 


Knelpunt: het samenwerken als doel op zichzelf zien en het resultaat uit het oog verliezen. 


Oplossing team Jeugd Brunssum: regelmatig nodigt het team lokale organisaties uit om de samenwerking te evalueren, om knelpunten en nieuwe ontwikkelingen te bespreken. Deze overleggen zijn gericht op concrete resultaten. 


Sanne Eggen: ‘We hebben wekelijks teamoverleg en elke twee weken inhoudelijk overleg. Daarnaast sparren we veel. Eerlijk gezegd schieten we nog wel tekort wat betreft onderzoek naar onze hulpvormen door onze zorgaanbieders. Onze evaluaties zijn nu vooral op casusniveau. Momenteel is een beleidsmedewerker bezig met een pilot om de effecten, kosten en methoden te registreren maar die staat nog in de kinderschoenen.’

Meer informatie

Goed voorbeeld

Team Jeugd uit Brunssum werkt goed samen rondom gezinnen

Ondanks de beste bedoelingen, blijkt het voor professionals vaak lastig om goed samen te werken in de aanpak van kindermishandeling. Maar bij het lokale team Jeugd van de Limburgse plaats Brunssum gaat het wel goed. Coördinator Sanne Eggen: ‘Gezamenlijk vormen we de taart. Elke taartpunt is even belangrijk.’

Auteur: Petra Wolthuis 

Leestijd: 9 minuten

In de praktijk

Hoe het sociaal netwerk gezinnen veiliger maakt

Juist gezinnen die het hard nodig hebben, aarzelen vaak om hun familie en bekenden om steun te vragen. Ze schamen zich, denken alleen op de wereld te staan of willen anderen niet belasten. Hoe doorbreek je dat en betrek je toch hun netwerk erbij? 

Auteur: Mariëlle van Bussel

Leestijd: 7 minuten

Een vaste speelafspraak met een klasgenootje op woensdagmiddag. Oma die elke vrijdagavond even belt om te kletsen. De buurvrouw die op donderdagavond een pan soep langsbrengt. Hulp van het sociaal netwerk is onmisbaar voor gezinnen die moeite hebben om alle ballen in de lucht te houden. ‘Om echte veiligheid te realiseren heb je het netwerk echt nodig,’ zegt Nic Drion van het expertisecentrum van de William Schrikker Groep. ‘Met alleen hulpverlening red je het niet. Je kunt een moeder met een alcoholverslaving naar de verslavingszorg doorverwijzen, maar wie zorgt er voor het kind als moeder alsnog die fles wijn opentrekt? Professionals zijn nou eenmaal niet 24/7 beschikbaar.’


Ook Anneke Keizer, jeugdverpleegkundige in een sociaal wijkteam, ziet het belang van het sociaal netwerk: ‘Professionals komen en gaan, maar de familie en het netwerk zullen altijd blijven. Met hen kun je het fundament onder het gezin steviger maken.’

Trauma’s helen

De meerwaarde van mensen uit de omgeving zit volgens Drion niet alleen in de nabijheid en beschikbaarheid, maar ook in de kennis die ze over het betreffende gezin hebben. ‘Familie of vrienden kennen het gezin ook van momenten dat het wél goed gaat, of uit perioden dat er zelfs niets aan de hand was. Ze zijn op een andere manier betrokken en kunnen dus extra informatie leveren.’ 

Het sociaal netwerk is ook van belang bij de heling van trauma’s, benadrukt Drion. ‘Uit onderzoek blijkt dat de belangrijkste helende factor de verbinding met het netwerk is. Het gevoel hebben dat je er mag zijn en dat anderen er onvoorwaardelijk voor jóú zijn. Dat geldt zeker voor kinderen die uit huis geplaatst zijn; ook dan moet je aandacht besteden aan het netwerk.’ Hij verwijst naar een uitspraak van Kevin A. Campbell, de grondlegger van Family Finding: ‘Veiligheid zonder heling is tijdelijk, helen gebeurt in het netwerk.’ 

Beginnen met een klein kringetje

Anneke Keizer krijgt als jeugdverpleegkundige in het sociaal wijkteam regelmatig te maken met multiproblem-gezinnen. ‘Een van de pijlers van het wijkteam is het betrekken van het sociaal netwerk. Dat doen we vrijwel altijd door een netwerkberaad te houden: we gaan met alle mensen aan tafel die betrokken willen zijn bij het gezin.’

De gezinnen zelf hebben vaak het gevoel dat er niemand voor ze is. Dat ze er alleen voor staan. Ze zullen niet snel mensen uit hun omgeving durven vragen om hulp. Keizer: ‘Met de vraag: wie vinden het belangrijk dat het goed met jullie gaat?, open je deuren bij ouders.' 


Er is altijd iemand te vinden die wil dat het goed gaat, zeker met de kinderen, zegt Keizer. 'Dat is universeel. We beginnen klein, en breiden de kring steeds verder uit. Soms eindig je met een klein groepje, soms met een zaal vol. Voor ouders is het hartverwarmend om te zien dat er inderdaad mensen zijn die om ze geven. Dat geeft extra energie om aan de slag te gaan.’

‘Ouders die denken niemand te hebben, kun je een ander perspectief laten zien’
John Doe

Drion: ‘Door bepaalde vragen te stellen kun je ouders die denken niemand te hebben, een ander perspectief laten zien. Met wie praat je weleens over je kind? Wie was er op de verjaardag van je kind? Hoeveel mensen in de buurt ken je bij naam en zeg je gedag? Op deze manier krijgen mensen het gevoel dat ze wél verbonden zijn met anderen. Daarna kun je vragen wie van hen bij het volgende gesprek zou mogen zijn.’

Het netwerk-effect

Familie en bekenden kunnen zowel praktische als morele steun bieden. Het een is het gevolg van het ander, vindt Keizer. Ze vertelt over een ‘verbluffend effect’ op ouders uit haar wijk die in een vechtscheiding lagen. Tijdens het ophalen en terugbrengen van de kinderen was er veel verbaal geweld. Met mensen uit het netwerk werd afgesproken dat zij de kinderen tijdelijk heen en weer zouden brengen tussen vader en moeder. En passant konden de kinderen hun verhaal bij hen kwijt.


Keizer: ‘De praktische steun leverde uiteindelijk ook morele steun op. De ouders kregen tijdens het netwerkberaad het gevoel dat anderen hun begrepen. Dat er met hen meegeleefd werd. Dat het verdriet om de vechtscheiding er mocht zijn. Er kwam zelfs meer begrip tussen de ouders onderling voor elkaars situatie. En dus meer rust voor de kinderen.’


Ook Drion kent verschillende positieve voorbeelden van het inzetten van het netwerk. Zoals bij Demy, een jongen die al zijn hele leven in pleeggezinnen, gezinshuizen en behandelgroepen woonde. In de laatste behandelgroep ging het niet goed. Als de andere kinderen in het weekend naar hun ouders gingen en hij nergens naartoe kon, liep hij regelmatig weg. 


Een professional besloot om het netwerk bijeen te roepen. Toen Demy de aanwezigen zelf vroeg of zij iets voor hem konden betekenen, ontstond er een plan: elk weekend zou een van hen ervoor zorgen dat Demy iets te doen had. Het effect: Demy loopt niet meer weg en het gaat steeds beter met hem.

Onveilig netwerk

Maar wat als er twijfels zijn over de veiligheid van het netwerk? Als opa en oma vroeger zelf een gezinsvoogd over de vloer hebben gehad omdat er zorgen waren over hun kinderen? Drion: ‘Sluit mensen uit het netwerk nooit uit. Zo lang opa en oma, ook al is hun blazoen niet brandschoon, een rol spelen in het leven van een kind, zijn ze een factor van belang. Het is onzin om te denken dat de situatie veilig wordt als we deze factor uitsluiten, want deze grootouders komen sowieso in het gezin, of je dat nu wilt of niet. Dus kun je ze er beter bij betrekken.’

De oplossing is een veiligheidsplan waarin ook opa en oma een rol krijgen. ‘Je kunt ze niet inschakelen om op te passen, maar wat kunnen ze wel? Een keer boodschappen doen, zodat moeder ontlast wordt? Een keer op bezoek komen? Koken? Het is veel interessanter om te kijken naar wat wél kan in plaats van wat níet kan.’


Keizer vindt ook dat je niemand mag uitsluiten. ‘Kinderen hebben een emotionele binding met de mensen uit hun netwerk, ook in een onveilige situatie. Als je ze afsnijdt van iedereen, is dat heftig voor het kind. Hoe ziek de situatie ook lijkt, er is altijd wel iets positiefs uit te halen. Dat moet je benutten.’

Niemand negeren

Keizer: ‘Soms hebben de mensen die niet meewerken, of voor onveiligheid zorgen, juist de meeste invloed. Dat kun je niet negeren.’ Ze geeft het voorbeeld van een alleenstaande moeder die overbelast was. Haar moeder (de oma van de kinderen), die zich op een vervelende manier bemoeide met het gezin, had forse psychiatrische problemen. ‘Deze oma zal altijd een rol blijven spelen in het gezin van haar dochter, terwijl wij weer vertrekken.’ Het netwerk heeft ervoor gezorgd dat deze oma inmiddels beter begrijpt wat haar invloed is op het gezin van haar dochter. Zonder haar af te vallen, en door haar ook haar zegje te laten doen, is deze oma verteld dat ze minder een beroep moet doen op haar dochter. Een patroon moest doorbroken worden. Keizer: ‘Als we alleen op de moeder en haar kind hadden gefocust, was de angel er niet uit gehaald.’

Toch gebeurt het vaak dat professionals het onveilige netwerk uit de weg gaan, ziet Drion om zich heen. ‘Dit werk ligt onder een vergrootglas, en dus zijn ze bang dat het misgaat. Familie en vrienden zeggen toch dat er niets aan de hand is, is vaak de gedachte. Die gaan echt niet vertellen dat moeder niet goed voor de kinderen zorgt. Maar ga je als professional alleen op zoek naar verhalen die jouw vermoeden van onveiligheid bevestigen? Of sta je ook open voor andere verhalen?’

‘Familie en vrienden gaan echt niet vertellen dat moeder slecht voor de kinderen zorgt, is vaak de gedachte’
John Doe

Op je handen zitten

Het vergt lef om in zee te gaan met ‘onveilige’ mensen, erkent Drion. ‘Maar als we het netwerk durven vertrouwen, en insteken op kansen en mogelijkheden, gaan er vaak meer dingen goed dat we hadden durven hopen. Het is goed om als professional eens op je handen te gaan zitten en te vertrouwen op de oplossingen van het netwerk.’


Want waarom zou je de jongen in de leefgroep, in wiens ouderlijk huis veel drugs wordt gebruikt, niet een keer per week laten ophalen door zijn familieleden? ‘Jeugdbescherming is het daar niet mee eens, maar zo snijd je die jongen af van zijn familie,’ zegt Drion. ‘De primaire focus is dat het goed gaat met het kind, in een pleeggezin of een leefgroep, maar de verbinding met het oude netwerk is ook heel belangrijk.’

Aandachtpunten bij het inzetten van het netwerk

  • Laat familie en vrienden zélf bepalen wat ze willen en kunnen doen. Waar geloven zíj in? Wat is voor hen haalbaar? 
  • Stel je als professional terughoudend op  ̶  tenzij de veiligheid van een kind in het geding is. De jeugdbeschermer kan dan bodemeisen stellen, zoals: ‘Er moeten minimaal drie betrouwbare personen in het netwerk zijn die precies weten wat er aan de hand is in het gezin, en die om de beurt elke dag langskomen om te kijken of het goed gaat’. 
  • Maak duidelijke en concrete afspraken: wie doet wat op welke dag? Gebruik hier desnoods een rooster bij. 
  • Maak duidelijk bij wie iemand zich kan afmelden als een afspraak niet kan doorgaan.
  • Bepaal samen wie het aanspreekpunt wordt voor alle betrokkenen. Als iemand uit het netwerk zich bijvoorbeeld zorgen maakt, kan hij of zij dit melden bij het aanspreekpunt.
  • Houd met alle betrokkenen een logboek bij. Daarin schrijft iedereen wat hij/zij die dag gedaan heeft. Wat is hem opgevallen? Bijzonderheden? 
  • Bepaal samen met het gezin hoe lang jullie dit plan volgen. Daarna komt er een evaluatie en kunnen dingen bijgesteld worden.
  • Houd het netwerk zich niet aan de afspraken, plan dan een nieuwe bijeenkomst en evalueer. Wat is er nodig om het wel te laten slagen? Schrijf het netwerk niet af, maar doe een nieuwe poging. 
  • Maak samen met het netwerk een plan B. Voor het geval plan A (tijdelijk) niet blijkt te werken.

Meer informatie

Family Finding is een door Kevin Campbell (VS) ontwikkelde werkwijze om uit huis geplaatste kinderen weer te verbinden met hun netwerk. Ieder kind heeft familie nodig, is het idee, zodat het kan profiteren van levenslange, betekenisvolle verbindingen die alleen een familie kan bieden. 

1. Heeft melden wel zin nu veel Veilig Thuis-organisaties een wachtlijst hebben?

Suzan Weegenaar: ‘Sinds de invoering van de verbeterde Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling krijgen we meer vragen en meldingen van professionals. Een goede zaak, maar mede daardoor moeten mensen soms langer dan afgesproken wachten op een vervolg. Er wordt altijd een inschatting gemaakt wat voorrang heeft, afhankelijk van de aard en ernst van de gemelde zorgen. Spoedzaken worden binnen 24 uur en bij acute gevallen direct opgepakt, daar kun je van op aan. Indien nodig trekken we samen op met de politie. 


Het blijft enorm belangrijk om grote zorgen over kinderen en gezinnen te melden. De verbeterde Meldcode is er gekomen om de cirkel van geweld te doorbreken. Opgroeien in onveiligheid wordt vaak van generatie op generatie overgedragen. Het doorbreken van die cirkel kan als we onveiligheid doorlopend goed in kaart brengen. Dat lukt alleen als ook professionals blijven melden. 


Mocht een melding niet direct behandeld kunnen worden, dan is het raadzaam om samen te bespreken wat je in de tussentijd kunt doen. Bijvoorbeeld dat je opnieuw aan de bel trekt als de situatie verslechtert.’ 

2. Wat heb ik aan Veilig Thuis bij een ‘niet pluis’-gevoel: als ik me zorgen maak zonder dat duidelijk is of er wel sprake is van kindermishandeling?

‘We weten dat veel professionals het spannend vinden om ons te bellen. Maar je hoeft niet meteen een melding te doen, je kunt met ons heel goed ook een gesprek voeren met als uitgangspunt: ik maak me zorgen. Zonder dat je zeker weet of je zorgen terecht zijn en zonder dat de namen van de mensen over wie het gaat genoemd worden. 


In zo’n adviesgesprek vraagt onze medewerker bijvoorbeeld wat je hebt waargenomen en waar twijfels over bestaan. Ook krijg je tips over wat je verder kunt doen. 

‘Een adviesgesprek wordt geregistreerd op naam van de adviesvrager’
John Doe

De ervaring leert dat professionals het prettig vinden om hun zorgen te bespreken met een onafhankelijk iemand. Soms duurt zo’n adviesgesprek vijf minuten, soms anderhalf uur. Daarna kun je besluiten om alsnog een melding te doen. Of niet. Als je besluit om een melding te doen, dan moet je dit eerst bespreken met de ouders. Toestemming heb je niet nodig.‘ 

3. Wat doen jullie als er wel een melding wordt gedaan van een vermoeden van kindermishandeling of -misbruik?

‘Er zijn verschillende scenario’s mogelijk. Na een melding volgt altijd een veiligheidsbeoordeling. Veilig Thuis doet daarvoor een aantal checks, gaat na of er al eerder meldingen over het gezin zijn geweest en stelt prioriteiten met behulp van een triage-instrument. 


Na de veiligheidsbeoordeling kunnen we besluiten om zelf actief met een zaak aan de slag te gaan. Dat betekent soms dat onderzoek wordt gedaan. De onderzoeker legt dan contact met het gezin waarover zorgen zijn en stelt allerlei vragen om de veiligheid thuis te beoordelen. 


Ook spreekt de onderzoeker met mensen in de omgeving: familieleden en vrienden van de ouders, de huisarts, de wijkagent, leerkrachten. Als er sprake is van onveiligheid, dan zal Veilig Thuis, samen met de mensen om wie het gaat en hun (professionele) netwerk, eerst de onveilige situatie in kaart brengen. 


Daarna stellen we in overleg met het gezin, de familie en de betrokken beroepskrachten de veiligheidsvoorwaarden op: daarmee leg je vast dat de onveiligheid moet stoppen. Die voorwaarden kan het gezin zelf, samen met professionals, inkleuren door veiligheidsafspraken te maken. Veilig Thuis kan daarin ondersteunen. Een voorbeeld: stel dat de vader vaak gewelddadig wordt als hij te veel alcohol drinkt. Dan kan het gezin met Veilig Thuis de afspraak maken dat hij niet meer thuis drinkt. 


Maar Veilig Thuis besluit na een melding niet altijd om zich actief bezig te houden met een gezin. Stel dat er al hulpverlening is die de onveiligheid goed in kaart heeft én een juiste inschatting kan maken over wat nodig is: dan kunnen we besluiten om de gemelde zorgen over te dragen naar de betrokken hulpverleners. De bemoeienis van Veilig Thuis stopt dan.


Tot slot kan Veilig Thuis ook besluiten niets te doen met een melding. Dat gebeurt weloverwogen, als we op basis van de veiligheidsbeoordeling tot de conclusie komen dat de situatie niet onveilig is.’ 

4. Stel, ik heb Veilig Thuis gebeld omdat ik me zorgen maak over een gezin. Hoor ik dan hoe het verder gaat?

‘Na een melding, waarbij je dus de namen van degenen over wie je je zorgen maakt hebt genoemd en waarvan je de betreffende ouders vooraf op de hoogte hebt gesteld, krijg je op korte termijn te horen of de zaak wordt opgepakt en wat er verder gaat gebeuren. Mocht de reactie te lang uitblijven, informeer dan zelf bij Veilig Thuis hoe het zit.

Heb je gebeld voor een adviesgesprek, dan hoor je uiteraard niks meer, want dat was anoniem.’

5. Veel professionals zijn bang dat door melding bij Veilig Thuis de vertrouwensband met een kind en gezin wordt verstoord en deze uit het zicht verdwijnen, waardoor de situatie nog onveiliger wordt. Terecht?

‘Die angst vind ik heel begrijpelijk. Toch is de praktijk vaak anders. Veel ouders merken zelf ook dat het niet goed gaat. Soms schamen ze zich zo dat ze er niet mee naar buiten durven te komen, is mijn ervaring als voormalig onderzoeker bij Veilig Thuis. Of ze zijn bang voor de gevolgen. 


Ik vertelde zelf altijd meteen dat ik niet kwam om hun kind uit huis te plaatsen. Dat beeld hebben mensen soms van ons. Vaak viel er een last van hun schouders als ik uitlegde waarvoor ik kwam en dat ik over de zorgen wilde spreken. “Wat fijn dat ik kan praten, zonder dat ik direct word veroordeeld,” was vaak de reactie. 


Alleen de Raad voor de Kinderbescherming kan een verzoek tot uithuisplaatsing indienen; de kinderrechter beslist daarover. Ons doel is om vast te stellen welke zorgen er zijn en zo nodig hulp te organiseren. 


Andere professionals zouden dus ook de ouders, en eventueel de kinderen, vooraf moeten uitleggen wat Veilig Thuis is en waarom ze een melding moeten doen. Daarover kan Veilig Thuis je advies geven.’

6. Stel, je bent huisarts en wordt door Veilig Thuis gebeld over een volwassen patiënt, om een vermoeden van kindermishandeling te onderzoeken. Mag je informatie geven?

‘Als Veilig Thuis na een melding besluit een onderzoek in te stellen, winnen we informatie in bij verschillende beroepskrachten in de omgeving van het gezin, zoals de leerkracht en de huisarts. Dat gebeurt pas nadat we de ouders geïnformeerd hebben over de melding en verteld hebben wie we gaan benaderen. Deze mensen weten dus dat we de huisarts gaan bellen. Veilig Thuis heeft hun toestemming niet nodig, maar geeft wel volledige openheid aan de ouders. 

‘Ondanks het beroepsgeheim mag de huisarts informatie verstrekken die nodig is voor ons onderzoek’
John Doe

De onderzoeker vertelt de huisarts meestal wat de reactie van de ouders was. Ondanks het beroepsgeheim mag de huisarts aan Veilig Thuis informatie verstrekken die nodig is om een redelijk vermoeden van kindermishandeling te onderzoeken. Maar hij is niet verplicht om dat te doen; hij moet zijn eigen afweging maken. Een vertrouwensarts van Veilig Thuis is altijd beschikbaar voor overleg met de huisarts. Voordat hij informatie geeft, moet de huisarts dat wel bespreken met de ouders en kinderen, als die ouder zijn dan 12 jaar. Hij kan de ouders dan ook informeren over wat hij Veilig Thuis wil vertellen en duidelijk maken dat hij niets achter hun rug om wil doen.’ 

7. Waarom zou je melden bij Veilig Thuis, als je de hulp aan het betreffende gezin zelf al goed heb georganiseerd?

‘De verbeterde Meldcode schrijft voor dat professionals bij acute en structurele onveiligheid in een gezin áltijd moeten melden. Ook al bieden ze zelf hulp of weten ze dat er hulp is. Dat is nodig omdat het toch nog heel vaak onveilig bleef in gezinnen die hulp kregen.


Veilig Thuis heeft een zogenaamde radarfunctie: elke melding wordt geregistreerd in ons landelijk register en de 26 Veilig Thuis-organisaties wisselen onderling informatie uit over eerdere meldingen. Onveiligheid komt daardoor sneller en vaker in beeld en we kunnen een koppeling maken met eerdere situaties van onveiligheid. Verder monitoren we gezinnen gedurende langere tijd, ook als ze zijn overgedragen aan de hulpverlening.’ 

8. Kan een professional Veilig Thuis vragen om de hulp aan een gezin over te nemen als hij er zelf niet meer uitkomt?

‘Een van onze taken is zo snel mogelijk hulp organiseren als dat nodig is, maar we zijn geen hulpverlenende instantie. We zullen de hulp aan gezinnen dus niet overnemen. Wel kunnen we na een melding samen optrekken met professionals. We kunnen bijvoorbeeld helpen om een lastig gesprek over onveiligheid voor te bereiden en te voeren. Of aansluiten bij een zorgoverleg. Verder kunnen professionals die een melding hebben gedaan ons altijd – opnieuw – vragen om advies en ondersteuning. We kunnen ook meedenken over wat je verder zou kunnen doen.’ 

9. Tot slot: is het mogelijk om als school een vaste contactpersoon bij Veilig Thuis te krijgen? Dat kan de drempel verlagen om te bellen.  

‘Veilig Thuis-organisaties gaan hier verschillend mee om, maar over het algemeen is dat niet mogelijk. Ik raad scholen, maar ook andere organisaties die met kinderen werken, aan om Veilig Thuis een keer uit te nodigen om voorlichting te komen geven tijdens hun teamvergadering. Zo krijgen ze meteen een gezicht bij de organisatie. “Het is nu makkelijker om contact met jullie op te nemen,” hoor ik vaak achteraf. Laten we van beide kanten investeren in goede samenwerking: we hebben elkaar hard nodig om het veiliger te krijgen voor kinderen.’

Meer informatie

Kijk op de website van Veilig Thuis voor de contactgegevens van Veilig Thuis in je omgeving en meer informatie over hun werkwijze.

9 vragen

Over samenwerken met Veilig Thuis

Volgens de Meldcode moeten we ernstige kindermishandeling altijd melden bij Veilig Thuis. Maar je kunt hun deskundigheid ook aanwenden als je alleen vermoedens hebt. Hoe? Suzan Weegenaar, projectleider scholing bij het Landelijk Netwerk Veilig Thuis, beantwoordt negen veel gestelde vragen. 

Auteur: Ditty Eimers 

Leestijd: 6,5 minuten

Jongerencampagne

‘We willen ook de goede verhalen uit de jeugdzorg laten horen’

De jeugdzorg is zo vaak negatief in het nieuws, je zou bijna vergeten dat de meeste professionals hun werk hartstikke goed doen. Daarom bedanken jongeren in de campagne #alsnogbedankt hun favoriete jeugdhulpverlener met een persoonlijke videoboodschap. 

Auteur: Annemarie van Dijk  |  Beeld: Speaking Visuals

Leestijd: 5 minuten

Lees verder

'Dankjewel Fleur, dat wij samen de afspraak konden maken: ik doe wat ik zeg en ik zeg wat ik doe. Ook vond ik het fijn dat je zei wat ik goed deed in plaats van fout, zoals ik in de hulpverlening meestal hoorde. Dat motiveerde me om het steeds beter te doen. Daarom: alsnog bedankt.’ 


Een filmpje met dit bericht stuurde jeugdhulp-ervaringsdeskundige Gabriel Gomes Barros onlangs naar zijn begeleidster in het uitwijkhuis waar hij vroeger woonde. Hij deed dat in het kader van de campagne #alsnogbedankt, waarvoor jongeren een jeugdhulpverlener in het zonnetje zetten die veel voor hen betekend heeft. 


De campagne is een initiatief van Experienced Experts (ExpEx), een organisatie die getrainde jonge ervaringsdeskundigen inzet als maatje van jongeren en/of adviseur van instellingen en overheden. Elk jaar formuleert ExpEx een speerpunt. Dit jaar is dat: hulpverleners stimuleren en inspireren om met liefde en op een gelijkwaardige manier samen te werken. 


‘De videocampagne is de kick-off hiervan,’ vertelt ervaringsdeskundige Maurits Boote, die net als Gabriel verbonden is aan ExpEx. ‘We roepen hiermee iedereen die op een positieve manier te maken had met jeugdzorg op om zijn of haar begeleider alsnog te bedanken.’

Klik

Gabriel: ‘We vinden het belangrijk dat ook de goede verhalen over de jeugdzorg verteld worden. De verhalen over wat een hulpverlener deed waardoor de jongere zich gehoord, gezien en geliefd voelde. Daarbij willen we hulpverleners die echt luisteren en dag en nacht klaarstaan voor jongeren een hart onder de riem steken.’ 

Hulpverleners zijn superbelangrijk. Als een begeleider aansluiting weet te vinden bij een cliënt, bepaalt dat een groot deel van het succes, zo blijkt uit onderzoek. ‘Slechts een derde van het succes van een behandeling is de methodiek,’ zegt Maurits. ‘Twee derde van het succes wordt dus bepaald door de hulpverlener.’ 

‘Twee derde van het succes van een behandeling wordt bepaald door de hulpverlener’
John Doe

De #alsnogbedankt-boodschappen die jongeren verzonden waren gericht aan groepswerkers, therapeuten, leraren speciaal onderwijs, casemanagers en nog meer. Ze zijn vooral gemaakt door jongeren die al klaar zijn met het hulpverleningstraject, merkt Maurits. ‘Als je daar nog volop in zit, ben je je niet zo bewust van het contact en dat je een begeleider zou kunnen bedanken. Je bent dan bezig met overleven en vindt volwassenen soms onbetrouwbaar.’

Buiten de lijntjes

Er zit een duidelijke rode draad in de boodschappen: hulpverleners die naast het volgen van protocollen buiten de lijntjes durven te kleuren, krijgen daarvoor waardering. De berichten lijken alleen bedankjes, maar voor de goede luisteraar zit er veel feedback in verweven, zegt Maurits. ‘Geef eens een knuffel. Spreek een keer buiten de hulpverlening af. Laat zien dat je ook een mens bent. Zeg het gewoon als je iets niet weet of deel dat het met jou ook niet altijd goed gaat.’

Gabriel vindt het leuk dat er zo veel verschillende boodschappen uit de campagne naar boven komen. ‘Logisch, ieder kind vereist weer een andere aanpak. Wat de een waardevol vindt, is voor een ander misschien minder belangrijk. In de basis draait het om liefde geven en er voor die persoon zijn. Gehoord worden, het gevoel hebben dat een ander naar je luistert, dat is zó belangrijk.’


Jongeren waarderen het als een hulpverlener vanuit gelijkwaardigheid met hen praat. Een meisje bedankte haar begeleider omdat hij haar als volwassene behandelde. Hij reageerde met: “Wij werkten zo mooi samen.” 

In pyjama

Gabriel hoopt dat hulpverleners iets opsteken van de filmpjes. ‘Tijdens hun studie leren ze vooral dat ze professionele afstand moeten bewaren. Dat je ook liefde kunt geven, komt niet aan bod. Maar voor veel jongeren voelt die professionele afstand nogal kil aan. Je maakt makkelijker verbinding als je liefde geeft.’


Gabriel voelde zich persoonlijk het prettigst bij hulpverleners die zelf ervaring hadden met jeugdzorg. ‘Zij begrepen mij beter. Ze voelden en snapten dat het niet alleen hún werk was maar ook míjn leven. Ik herinner me een groepsleidster die ’s ochtends in pyjama op de bank zat. Ze gaf daarmee aan dat ze zich thuis voelde. Dat vond ik geweldig, zo ging ik me thuis voelen bij haar. Een andere hulpverlener zag ons echt als haar kinderen. Zij snapte hoe vervelend het kan zijn om in de jeugdhulp te zitten.’

Maurits heeft goede ervaringen met zijn psychotherapeut. ‘Die zei vroeger: “Ik ben er alleen voor jou, ik praat niet met je ouders. Ik ga naast je staan, we gaan het samen doen. De tijd die je nog thuis woont, zullen we samen overleven.” Zij gaf een knuffel als ik die nodig had, vertelde over haar eigen ervaringen en liet zien dat mijn verhaal haar raakte. Zo leerde ik in contact komen met mijn eigen emoties.’

‘Mijn therapeut zei: ik ben er alleen voor jou, ik praat niet met je ouders’
John Doe

Sorry zeggen

Maurits maakte twee filmpjes om verschillende hulpverleners te bedanken. Net als sommige andere jongeren ging hij zelf naar hen toe om die te laten zien. “Toen ik bij mijn casemanager van Bureau Jeugdzorg kwam, vertelde ze dat het haar speet dat ze nooit aan mij had gevraagd of ik op jongens val. Ze was toen net klaar met haar opleiding en die vraag stond niet in de boekjes. In de media zag ze later dat ik homoseksueel ben, en ze besefte dat mijn leven er misschien anders had uitgezien als ze die vraag wel aan me had gesteld. 

Zulke vragen stelde ze nu wel bij anderen, dat had ze via mij geleerd. Ik vond het bijzonder dat ze sorry zei: dat gebeurt niet zo vaak in de hulpverlening.’


Gabriel bedankte zijn begeleidster uit het logeerhuis waar hij woonde. ‘Daar voelde ik me het meest thuis van alle plekken in de jeugdzorg waar ik heb gewoond. Ze was duidelijk en begreep me. Daar ben ik haar nog steeds dankbaar voor.’  

Je eigen ervaring delen

Hulpverleners die in real life een compliment kregen, vonden het duidelijk moeilijk om dat te ontvangen. Maurits: ‘Ze zijn zo gewend dat het om ons draait. Ze zeiden bijna allemaal: “Je deed het zelf hoor, je hebt zo hard gewerkt.” Niemand zei: “Fijn dat ik je goed heb mogen helpen.” Terwijl ik dacht: het gaat nu eens even vijf minuten om jou, niet om ons.”

Theaterstuk

De campagne is een succes. De video’s zijn volop gedeeld door jongeren, individuele hulpverleners, jeugdhulporganisaties, gemeenten en het ministerie van VWS, vertelt Maurits. ‘Wel jammer dat er niet meer jongeren een video maakten, die drempel blijkt toch hoog. Wel zijn er individuele bedankberichtjes verzonden. Een vriend van me stuurde bijvoorbeeld zijn therapeut een alsnog-bedankt’je. Dat vind ik net zo goed een positief effect.’

De gemeente Rotterdam wil een vervolg verzorgen, speciaal voor hulpverleners in Rotterdam. ‘Ook gaan we een theaterstuk over ervaringen in de jeugdzorg opvoeren, samen met hulpverleners,’ vertelt Maurits. ‘Zelf zou ik graag nog zien dat jongeren videoboodschappen gaan opnemen voor pleegouders. Nu waren we vooral bezig met de hulpverleners, maar wie weet maken we een vervolg.’

Meer informatie over ExpEx

Meer informatie over samenwerken met jongeren en ouders

  • Uit onderzoek is een aantal factoren bekend voor een succesvolle samenwerking. Deze factsheet gaat daarover. 

In de praktijk

Sneller onveiligheid signaleren met de Verwijsindex

Professionals die met kinderen werken zijn verplicht om de landelijke Verwijsindex Risicojongeren (VIR) te gebruiken. Zo kan hulpverlening tijdig op gang komen en gecoördineerd worden. Consultant Nadia Kadhim: ‘Je voorkomt ermee dat iedereen denkt: het is niet mijn verantwoordelijkheid.’

Auteur: Annemarie van Dijk / Beeld: Studio Vonq

Leestijd: 5 minuten

Lisanne en Lars

Op een basisschool maakt een intern begeleider zich zorgen om Lisanne (9). Het meisje is erg teruggetrokken, speelt in de pauzes niet met klasgenootjes en durft niet goed voor zichzelf op te komen. Soms komt haar moeder haar van school halen. Zij is de ene keer erg vlak en afwezig, en wil ze zo snel mogelijk weer weg. De andere keer is de moeder juist overdreven uitgelaten en vrolijk. De intern begeleider merkt dat dit enorme impact heeft op Lisannes stemming. Ze maakt zich zorgen, maar weet niet wat ze ermee aan moet. 


Lisanne heeft een broer, Lars (15), die in een andere regio naar school gaat. Hij heeft concentratieproblemen en woedeaanvallen. Ook de IB’er op die school maakt zich zorgen over Lars en het gezin, maar ze heeft geen idee wat ze zou kunnen doen om te helpen. Het feit dat Lars in een andere regio woont, maakt het ook lastiger om te checken of er al hulp voor het gezin is. Ze laat het erbij zitten.  

Veel voordelen

Voor dergelijke situaties is er de landelijke Verwijsindex Risicojongeren (VIR). Deze maakt duidelijk wie er betrokken zijn bij een gezin – ook als de gezinsleden in verschillende regio’s naar school gaan of hulp krijgen. Nadia Kadhim van MULTIsignaal, het expertisecentrum voor de VIR: ‘Als er contact tot stand is gekomen, kunnen die professionals met elkaar én met de ouders in gesprek gaan, het liefst met z’n allen om de tafel. Er wordt een gezinsplan gemaakt en een regisseur aangewezen. Samen bepalen ze ook welke organisaties misschien geen rol hoeven te spelen omdat ze geen toegevoegde waarde hebben.’ 

Door via de Verwijsindex te registreren en contact met elkaar op te nemen, voorkom je ook het omstandereffect. Kadhim: ‘Daarmee bedoelen we dat professionals denken: het is niet mijn verantwoordelijkheid. Iemand anders zal wel ingrijpen. Ik ben niet betrokken bij de moeder, maar alleen bij Lisanne. Of: ik ben er niet voor Lisanne, maar voor haar broer Lars. En ga zo maar door. Uiteindelijk gebeurt er dan helemaal niks.’ 

Zo werkt de VIR

  • De Verwijsindex Risicojongeren is een landelijk digitaal hulpmiddel dat professionals rondom een gezin vroegtijdig koppelt en laat samenwerken. 

  • In het systeem registreren professionals de persoonsgegevens van jongeren en jongvolwassenen (tot 23 jaar) over wie zij zich zorgen maken. 

  • Het gaat om opvoedproblemen, financiële of psychische problemen, maar ook om huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze laatste moeten ook gemeld worden volgens de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • De professionals die registreren komen uit de domeinen jeugdgezondheidszorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, jeugdhulp, politie, justitie en werk & inkomen. 

  • Doel is: samen met betrokken professionals één plan maken. 

  • Door vroegtijdig te registreren, kunnen professionals grotere problemen voor zijn. Daardoor raken uiteindelijk vaak minder partijen betrokken en worden kosten bespaard. 

  • Er staat geen inhoudelijke informatie in de VIR, het gaat puur om een signaal van betrokkenheid afgeven. Van de jongere worden alleen naam, adres, geboortedatum en BSN gemeld. 

  • Je ziet pas informatie over een kind als je zelf een signaal afgeeft over dat kind. De professional zet zijn eigen naam, mail en telefoonnummer erbij. 

  • Als twee (of meer) professionals aangeven dat ze bij iemand betrokken zijn, ontstaat er een match. Ze krijgen een e-mail waarin staat dat ook een andere professional ondersteuning biedt. 

  • Het systeem wijst een regisseur aan.

  • Als professional zeg je altijd tegen het kind en/of de ouders dat je gaat registreren, maar er is geen toestemming nodig van hen. Die is wel nodig als professionals onderling inhoudelijk gaan overleggen. 

  • Zorgen over verschillende kinderen in het gezin worden automatisch aan elkaar gekoppeld. Dat maakt een gezinsplan opstellen makkelijker. 

  • Elke regio heeft een eigen Verwijsindex – vaak met een eigen naam – die gekoppeld is aan het landelijke systeem. Overzicht regionale Verwijsindexen

Verplichte aansluiting

De Verwijsindex werkt natuurlijk het best als alle instanties eraan meewerken. In de Jeugdwet staat dat elke gemeente wettelijk verplicht is aangesloten op de landelijke VIR en professionals moet stimuleren die te gebruiken. Daarnaast heeft elke professional de plicht om een afweging te maken of hij wil registreren in de Verwijsindex. 


Landelijk hebben al 56.000 professionals een account. Op moment van schrijven staan er 1.398.090 registraties in de Verwijsindex. En dat aantal stijgt gelukkig, zegt Kadhim. ‘Gemeenten hebben in hun inkoopvoorwaarden het gebruik van de VIR opgenomen. Daardoor zijn jeugdhulp- en ggz-instellingen verplicht om het systeem te gebruiken. Steeds meer scholen en kinderdagverblijven willen zich aansluiten, maar sommige partijen blijven nog achter, zoals de huisartsen.’ Kadhim wil het iedere professional wel op het hart drukken: sluit je aan bij de Verwijsindex en ga die gebruiken.

Privacy gewaarborgd

Kinderen en ouders moeten altijd op de hoogte gebracht worden van een registratie in de VIR. Op het moment dat professionals informatie gaan uitwisselen, is hun toestemming nodig. Nadia Kadhim: ‘Zij vinden het meestal prettig als er informatie over hen wordt gedeeld. Zo hoeven ze hun verhaal niet bij elke organisatie steeds opnieuw te vertellen.’ 

Maar hoe zit het dan met hun privacy? Kadhim: ‘De Verwijsindex bevat geen inhoudelijke informatie. Bovendien komt er geen overleg zonder toestemming van het gezin.’ Daarop zijn wel twee uitzonderingen die elkaar overlappen. 

‘Bij vermoedens van onveiligheid moet je ook de Meldcode volgen’
John Doe

De eerste is goed hulpverlenerschap: dat wil zeggen dat je kunt beargumenteren dat je het belang van het kind schaadt zonder dit overleg. Bijvoorbeeld als je als leraar of intern begeleider wilt overleggen met een wijkteam omdat de hulp niet van de grond komt, maar hiervoor geen toestemming hebt gekregen. 


De tweede uitzondering is een conflict van plichten: bijvoorbeeld als je door te zwijgen het belang van de cliënt zelf, van anderen dan de cliënt, of het maatschappelijk belang zou schaden. Kadhim: ‘In dat geval zit je al bij vermoedens van onveiligheid en moet je de stappen van de Meldcode volgen. Daarvoor is geen toestemming van het gezin nodig. 


In het belang van het kind mag er trouwens meer dan je denkt. ‘Privacy is minder belangrijk dan het belang van het kind als het hulp nodig heeft,’ zegt Kadhim. 

Terug naar Lisanne en Lars

Wat kan de Verwijsindex betekenen voor een gezin als dat van Lisanne, Lars en hun moeder met wisselende stemmingen? Als de bezorgde intern begeleider op Lisannes school besluit om een signaal af te geven in de VIR, kan ze zien dat er al een professional van de ggz betrokken is bij het gezin. En ook dat de politie een aantal maanden geleden een signaal heeft afgegeven. Er lijkt dus echt iets aan de hand bij Lisanne thuis. De IB’er voelt zich gesterkt om het gesprek met moeder aan te gaan over de registratie in de Verwijsindex en haar zorgen over Lisanne.


De IB’er van de school van Lars hoeft geen navraag te gaan doen in de regio waarin hij woont, maar kan via een signaal in de Verwijsindex zien dat haar zorgen gedeeld worden. Ze vraagt toestemming aan de moeder van de kinderen om te overleggen met de andere partijen die het gezin hebben geregistreerd.

 

De betrokken professionals en de moeder gaan in gesprek. Zij blijkt psychische problemen te hebben. Ze is in therapie, maar het huishouden en de kinderen kan ze op dit moment eigenlijk niet aan. Er wordt een  gezinsplan gemaakt waarin praktische ondersteuning wordt geregeld. Dankzij signalen in de VIR kan zo het hele gezin geholpen worden.

Wanneer VIR, wanneer Meldcode? 

Waar je de Meldcode pas gebruikt bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling, zet je de Verwijsindex Risicojongeren (VIR) al eerder in. 

De VIR is een vroegsignaleringssysteem bij zorgen om de (geestelijke) gezondheid van kind of ouders, opvoedproblemen, financiële problemen, etc. 

De Meldcode start je alleen bij zorgen rond huiselijk geweld of kindermishandeling. 

Heb je zorgen omtrent de veiligheid in een gezin, dan zet je én een signaal in de Verwijsindex én je start de Meldcode. Het signaal in de Verwijsindex is dan onderdeel van stap 2 van de Meldcode, die luidt: overleg met collega’s, andere organisaties via de Verwijsindex of vraag advies aan Veilig Thuis.

Meer informatie

Tip 1: Accepteer dat privacyregels erbij horen

Esther Lam: ‘Mensen beginnen vaak te zuchten als het woord AVG valt. Het voelt als iets extra’s dat ze moeten doen, terwijl een zorgvuldige omgang met informatie over cliënten ónderdeel is van hun werk. Het hoort erbij. De AVG is er niet om het professionals moeilijker te maken, maar geeft de kaders aan van hoe je zorgvuldig persoonsgegevens verwerkt. Binnen die kaders blijkt echt wel wat mogelijk op het gebied van gegevensuitwisseling. 

Je hoeft ook niet bang te zijn dat het goed bewaken van je taak en informatie integraal werken in de weg staat. Als je de privacyregels goed hanteert, is dat nog steeds mogelijk.’

Lees hier meer over de belangrijkste AVG-privacyregels

De belangrijkste AVG-privacyregels

Delen? Alleen als er een goede reden is.

Je mag alleen met collega’s informatie uitwisselen als daar een goede reden voor is. Dit geldt voor alle soorten informatie. Of het nu gaat om inhoudelijke informatie over het kind, het verloop van een therapie of informatie van de politie.


Een goede reden om uit te wisselen is bijvoorbeeld bij een vermoeden van kindermishandeling of verwaarlozing. Om tot een doelmatige aanpak daarvan te komen, is delen van informatie dan meestal essentieel. Bijvoorbeeld met school en politie. Dit betekent overigens niet dat er zomaar met alle collega’s informatie over een cliënt mag worden gedeeld. Alleen als dit essentieel is om een kind te kunnen helpen, behandelen of te beschermen.

Vraag alleen om informatie die bij jouw deskundigheid hoort en die jij nodig hebt om je werk goed te kunnen doen.

Behandel je bijvoorbeeld als orthopedagoog een kind voor concentratieproblemen, dan kun je een jeugdbeschermer niet zomaar vragen om informatie over het gezin. Dat mag alleen als dat nodig is voor jouw behandeling.


Of stel, je bent leerkracht en een jeugdbeschermer vraagt aan jou of je het nodig vindt dat een kind contact heeft met zijn moeder. Hierover advies geven, behoort niet tot jouw terrein. Als het kind tegen je heeft gezegd dat het niet naar moeder wil en jij vindt het belangrijk dat een professional van Veilig Thuis dit weet, dan mag je die informatie wél delen. Als er sprake is van een ondertoezichtstelling móét je dat zelfs delen.

Ouders en kinderen mogen hun dossier inzien 

Ouders en kinderen hebben rechten als het gaat om hun persoonsgegevens, zoals recht op inzage in hun dossier. Zij hebben ook het recht om hun mening te laten opnemen in het dossier, bijvoorbeeld om duidelijk te maken dat ze het niet eens zijn met de professional.

Let op de leeftijd

Voor de uitwisseling van gegevens tussen alle professionals die bij een kind betrokken zijn, is toestemming nodig van:

  • ouders met gezag of de voogd, als het kind jonger is dan 12 jaar.
  • ouders met gezag of de voogd en het kind, als het kind tussen 12 en 16 jaar is.
  • het kind, als het 16 jaar of ouder is. Sommige jongeren willen dat hun ouders geen enkele informatie meer krijgt. Soms is dat wel nodig voor de hulpverlening. Bespreek dit dan met de jongere. 

Ouders en kinderen informeren bij een ondertoezichtstelling (OTS)

Bij een OTS geldt dat strikt noodzakelijke informatie ook met de gezinsvoogd mag worden gedeeld, zonder toestemming van de ouders en het kind. Als die informatie ook maar echt nodig is voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Hierbij gaat het om informatie die gebruikt moet worden om de ondertoezichtstelling goed uit te voeren. Bijvoorbeeld als ouders geregeld niet verschijnen op afspraken of deze afzeggen, waardoor zij het kind (misschien onbedoeld) hulp ontzeggen.

Tip 2: Houd het zoveel mogelijk anoniem

‘Je mag als professional altijd aan een deskundige vragen wat hij of zij van een zaak vindt. Als het maar anoniem blijft,’ zegt Lam. Er is geen toestemming van de ouders met gezag of voogd voor nodig. Maar alleen de namen veranderen of weglaten is niet genoeg. Het gezin mag op geen enkele manier te herleiden zijn.


Andersom, wanneer een collega-professional een casus met jou wil bespreken, wordt ook integriteit van jou gevraagd. ‘Je hoeft vaak niet te weten over wie het gaat,’ zegt Esther Lam. ‘Als je dat toch denkt te weten, dan mag je niks met die informatie doen.’ 

Tip 3: Wees duidelijk naar ouders en kinderen

Uitwisseling en afstemming tussen professionals gaat zoveel mogelijk in overleg met, en met toestemming van de ouders en het kind. Voor hen moet duidelijk zijn met wie informatie wordt gedeeld, met welk doel en wat de inhoud daarvan is. 

Tip 4: Haal informatie bij voorkeur bij cliënten zelf

Volgens Esther Lam vragen professionals soms uit handelingsverlegenheid niet het kind of de ouders, maar andere professionals om informatie. ‘Een collega van mij vond het lastig om met een moeder te praten, omdat deze boos op haar vragen reageerde. Ze overwoog de huisarts om informatie over het gezin te vragen. Toen we erop doorgingen, concludeerden we samen dat het beter was om eerst nog een keer met de moeder te praten over wat haar zo boos maakte. Dat voorkwam onnodig delen van privacygevoelige informatie met andere professionals.’


Dus wil een cliënt bepaalde informatie niet delen, ga dan in gesprek over welke gevoelens daarachter zitten. Waar zijn zij bang voor, waarom willen ze iets niet vertellen? Zo kom je in contact en krijg je waarschijnlijk meer informatie dan welke professional je ook kan of mag geven, zegt Esther Lam. ‘Met als allerbelangrijkste uitkomst: je komt aan de informatie die je nodig hebt om ervoor te zorgen dat de ouders en kinderen de juiste hulp krijgen, zónder dat de privacy in het geding is.’


Check hierbij wel altijd eerst of de informatie niet al in het dossier staat, zegt Lam, zodat mensen niet onnodig hun verhaal opnieuw moeten vertellen.’

Tip 5: Leg uit waarvoor je informatie nodig hebt

In een gesprek met ouders of kinderen kun je uitleggen waarom je bepaalde informatie nodig hebt en wat je er vervolgens mee gaat doen. Je kunt ze vervolgens betrekken bij de informatie-uitwisseling door een gezamenlijk (telefoon)gesprek te voeren of op papier voor te leggen wat je wilt gaan vertellen, zodat ze ook kunnen zien welke woorden je gebruikt. Wees zo transparant mogelijk.

Tip 6: Ken je taak en vertrouw op anderen

Esther Lam: ‘Iedere professional zou zich voortdurend bewust moeten zijn van zijn taak en rol. Van daaruit kun je bepalen welke informatie je echt nodig hebt om je taak goed te kunnen uitvoeren. En houd het daar ook bij. Ik maak geregeld mee dat professionals werk naar zich toe trekken omdat ze te weinig vertrouwen hebben in andere professionals of niet goed op de hoogte zijn van wat het werk van de ander inhoudt. Voor ze het weten komen ze in aanraking met informatie die ze voor hun eigen taak helemaal niet nodig hebben. Daarmee schenden ze de privacy van cliënten.’


Lam adviseert om altijd bij jezelf na te gaan: is het echt nodig om ergens aan tafel te gaan zitten? Heb ik de informatie die gedeeld wordt echt nodig voor mijn eigen taak? 


‘Vertrouw erop dat andere professionals hún stuk oppakken. Als je daar aan twijfelt, kun je dat beter bespreekbaar maken dan werk – inclusief informatie die niet bij jou hoort – naar je toe te trekken.’

Tip 7: Draai de situatie om

Volgens Esther Lam is het voor professionals helpend om zich ook eens af te vragen hoe zij het zouden vinden als er bepaalde informatie over henzelf of over hun kind gedeeld werd. ’Draai de situatie eens om. Hoe zou het voor jou zijn als die op andere plekken terechtkomt? Wat zou dat doen met je privacy? Krijg je er pijn van in je buik, dan is de kans groot dat er over die ander te veel informatie wordt gegeven.‘


Bedenk ook dat informatie die je deelt, door de ander verder kan worden verspreid. Is het dan nog steeds oké dat meerdere partijen ervan op de hoogte zijn? Wat betekent dit voor het gezin of kind om wie het gaat? Vraag jezelf dit als professional steeds af.’ 


Tot slot: veel organisaties hebben een privacydeskundige. Maak gebruik van zijn of haar kennis als je twijfelt! 

Stappenplan ‘Kan ik informatie delen?’

Stel jezelf de volgende vragen: 

1. Is er een grondslag om informatie te delen? Voorbeelden hiervan zijn: toestemming van de cliënt of omdat er een gerechtvaardigd belang is. Lees alle mogelijke grondslagen

2. Wat is mijn doel met het delen van informatie?

3. Welke informatie heb ik echt nodig om dit doel te bereiken?

4. Staat het doorbreken van privacy/delen van informatie in verhouding tot het doel? (proportionaliteit)

5. Kan het doel op een andere manier worden bereikt dan informatie delen? (subsidiariteit) Bijvoorbeeld anoniem (zodat er geen persoonsgegevens worden gedeeld)?

6. Heb je geheimhoudingsplicht? Dan is uitgangpunt dat je expliciet toestemming van de cliënt nodig hebt om je geheimhoudingsplicht te kunnen doorbreken.


En als je besluit om informatie te delen:

  • Informeer de cliënt dat je gaat delen, ook al geeft deze geen toestemming. Doe dat voordat je de informatie gaat delen. Is dat niet mogelijk, doe dat dan zo snel mogelijk achteraf. 
  • Documenteer je afwegingen.

Privacy App Jeugd

Snel weten of informatie mag worden gedeeld en onder welke voorwaarden? Zoek het op in de Privacy App Jeugd. Dit is een praktisch hulpmiddel voor kinderen, jongeren, ouders, opvoeders, professionals en bestuurders. 

In de app staat algemene informatie over privacy in de jeugdhulp en de jeugdbescherming. De app registreert geen persoonlijke gegevens en gebruikt geen cookies. 

Het ontwikkelen van deze app is een initiatief van twintig branche- en beroepsorganisaties, waaronder de VNG, Jeugdzorg Nederland, het NIP, GGZ Nederland, Sociaal Werk Nederland, de VOBC en de VGN. Zij stelden eerder het manifest 'In goed vertrouwen. De privacy van de jeugd geborgd' op. Aan het manifest zijn tien vuistregels verbonden om professionals meer houvast te geven.

Weet jij genoeg over privacy? 

Check je kennis over het delen van informatie in de jeugdhulp met deze korte test van Augeo Academy

Tips

7 tips: Hoe deel je informatie over gezinnen?

Al zou je de AVG en Jeugdwet uit je hoofd kennen, dan nóg kun je twijfelen over de toepassing van al die regels over informatie delen. Esther Lam, juridisch expert domein jeugd, vertelt wat volgens haar echt belangrijk is om te weten.

Auteur: Deborah Ligtenberg | Fotografie: Rebke Klokke

Leestijd: 7 minuten

Over Augeo

Augeo Foundation wil dat kinderen met liefde en in veiligheid opgroeien. Daarom versterken we professionals, beleidsmakers en vrijwilligers om kindermishandeling en huiselijk geweld zo snel en doeltreffend mogelijk aan te pakken.


Met online scholing en ervaringen van de Jongerentaskforce versterken we professionals. We organiseren steun voor kinderen, en doen samen met gemeenten onderzoek naar de aanpak van kindermishandeling. 


Samen geven we kindermishandeling geen toekomst.

Aan dit nummer werkten mee:

  • Hoofdredacteur en coördinatie: Edith Geurts 
  • Advies: Mariëlle Bahlmann, Ingrid ten Berge, Lidy Boone, Marjon Donkers, Roely Drijfhout, Anneke Janssen, Marjolijn van de Merwe, Niko Persoon
  • Teksten: Mariëlle van Bussel, Annemarie van Dijk, Ditty Eimers, Edith Geurts, Deborah Ligtenberg, Annette Wiesman, Petra Wolthuis
  • Beeld: Hüsne Afsar, Rebke Klokke, AdobeStock, Shutterstock, Studio Vonq
  • Eindredactie: Hanneke Karssen 
  • Ontwerp en opmaak: NR Grafisch Ontwerp 
  • Uitgever: Augeo Foundation

 

De kinderen op de foto’s zijn modellen, tenzij anders vermeld.

Augeo Magazine

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm