MISHANDELING

Durf jij het te zien?

Alert Magazine, juli 2020

Voor zorgprofessionals

Als zorgprofessional werk je dagelijks met kinderen en ouders. Soms vermoed je dat het bij gezinnen thuis niet goed gaat. Zorgen de ouders wel goed voor hun kinderen? Klopt het letsel wel bij de verklaring? Het is vaak niet eenvoudig signalen te interpreteren en te bepalen welke actie je moet ondernemen. Dit magazine helpt je daarbij en motiveert je om altijd ‘iets’ te doen voor kinderen en volwassenen die thuis in de knel zitten.

Inhoud

Voorwoord

Wél iets doen

•••• 1 ••••

Interview

‘Kinderletsel beoordelen is een vak apart’ 

•••• 2 ••••

Interview

Hoe kunnen huisartsen kindermishandeling beter signaleren?

•••• 3 ••••

Ervaringsverhaal

Let's talk about me...

•••• 4 ••••

In de praktijk

Was het kind van hun patiënt veilig?

•••• 5 ••••

Meegemaakt

'Niemand zag wat er thuis gebeurde'

•••• 6 ••••

Column

Kindermishandeling: een virus dat elk jaar 100.000 slachtoffers maakt 

•••• 7 ••••

Achtergrond

Hoe bespreek je kindermishandeling?

•••• 8 ••••

Interview

‘Achter elke verwaarlozing zit een verhaal’

•••• 9 ••••

Meldcode

Stappenplan van de Meldcode

•••• 10 ••••

Over Augeo

Samen geven we kindermishandeling geen toekomst

•••• 11 ••••

Voorwoord

Mariëlle Dekker

Directeur van 

Augeo Foundation, stichting voor veilig opgroeien

Auteur: Mariëlle Dekker  | Fotografie: Hüsne Afsar

Leestijd: 1,5 minuut

Wél iets doen

Eén ding is zeker in de aanpak van geweld in gezinnen: onzekerheid. Past deze verklaring nou wel of niet bij het letsel dat we zien? Wordt het geweld misschien erger als we jeugdhulp inschakelen? En stel dat we het helemaal mis hebben? 

‘Niets doen is geen optie’, wordt wel eens geroepen. Dat vind ik toch te passief klinken. Er is meer nodig. Zo ontmoette ik eens een jongen die vertelde hoe hij als dertienjarige samen met zijn in elkaar geslagen moeder naar de spoedeisende hulp ging. Vanwege de dreiging van de vuisten van zijn vader bleef hij consequent bij zijn verhaal over een val van de trap, ook toen een heel goede verpleegkundige nadrukkelijk haar twijfels uitsprak. Pas toen anderhalf jaar later bezorgde buren de politie inschakelden, werd het gezinsgeweld gestopt. Ik vroeg de inmiddels bijna volwassen jongen wat de verpleegkundige destijds had kunnen doen om zijn zwijgen te doorbreken. Hij dacht dat hij misschien wél gepraat zou hebben als hij apart van zijn moeder zijn verhaal had kunnen doen. Een ding wist hij zeker: dit was een van de weinige momenten in zijn jeugd geweest dat anderen een signaal hadden kunnen oppikken van wat er speelde. 

‘Ik vroeg de inmiddels bijna volwassen jongen wat de verpleegkundige destijds had kunnen doen om zijn zwijgen te doorbreken’
John Doe

Huiselijk geweld signaleren en aanpakken is voor de meeste medische professionals beduidend andere koek dan hun dagelijks werk. Je kunt gezinsgeweld immers niet medisch screenen, medische diagnostiek maakt het niet perse helderder en de behandelmogelijkheden liggen veelal buiten de eigen sector. En toch: iets doen is wél een optie. Want dat ‘iets’ wordt steeds meer. Zo is er een vragenlijst die je helpt om alert te blijven op signalen. De kindcheck en de Wet meldcode helpen om in actie te komen voor kinderen waarvan de ouder je patiënt is. De expertise van zowel medisch specialisten als van Veilig Thuis kan voortdurend geraadpleegd worden.

Als directeur van Augeo Foundation hoop ik van harte dat dit magazine je motiveert om dat ‘iets’ te blijven doen voor al die mensen die thuis in de knel zitten door geweld dat ze meemaken: ouderen, partners en kinderen. Zodat de jongen uit dit voorbeeld steeds minder lang in zijn eentje hoeft door te worstelen. Hoe gek het wellicht ook klinkt bij dit thema: veel leesplezier gewenst.

Interview

‘Kinderletsel beoordelen is een vak apart’

Een blauwe plek of ander letsel bij een kind is voor een arts soms lastig uit te leggen. Want is de oorzaak een ongeluk, mishandeling of een ziekte? Het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling (LECK) helpt artsen met het duiden van medische bevindingen, vertelt directeur Mascha Kamphuis.

Auteur: Annemarie van Dijk | Fotografie: Dirk Jansen

Leestijd: 4 minuten

Bij een jong meisje zitten allerlei blauwe plekken aan de binnenkant van de bovenbenen. ‘Komt door een speeltoestel’, zeggen de ouders. Een baby heeft een gebroken beentje, wat volgens de vader gebeurde bij het verschonen van de luier. Artsen krijgen regelmatig kinderen met dergelijk letsel op hun spreekuur, waarbij ze zich afvragen of het verhaal wel klopt. Het is een vak apart om dan te beoordelen of het letsel kindermishandeling zou kunnen zijn. Bij het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling (LECK) zijn ze erin gespecialiseerd. Het is een samenwerkingsverband tussen het Amsterdam UMC, UMC Utrecht, Erasmus MC Rotterdam en het Nederlands Forensisch Instituut. Directeur Mascha Kamphuis: ‘We zijn in oktober 2014 van start gegaan om artsen in heel Nederland te helpen bij het duiden van signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling. Dat onderbouwen we wetenschappelijk met literatuur en met onze klinische expertise. Bij vrijwel alle aanvragen die we binnenkrijgen, gaat het om een vermoeden van kindermishandeling met letsel. In ons centrum integreren we de kennis van kinderartsen met die van forensisch artsen. Zo bieden we de meest hoogwaardige kennis en kunde, en dat geeft veel meerwaarde als het gaat om duiden van letsel.’

Mascha Kamphuis

Is jeugdarts en medisch directeur bij het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling en werkte ruim 10 jaar als jeugdarts op een consultatiebureau. Tot eind 2018 was zij voorzitter van AJN. Momenteel heeft ze zitting in de VWS-coalitie Actieprogramma Kansrijke Start en de ZonMw-commissie Onbedoelde zwangerschap en kwetsbaar (jong) ouderschap.

Welke disciplines werken bij het LECK en hoe vullen ze elkaar aan? 

‘Ons team bestaat uit gespecialiseerde kinderartsen, forensisch artsen en kinderradiologen. Zij beoordelen dagelijks casussen uit de praktijk waarbij een vermoeden van kindermishandeling speelt. De kinderartsen hebben een specialisatie sociale pediatrie, waaronder kindermishandeling valt. De forensisch arts en de hoogleraar forensische kinderradiologie kijken met een forensische blik mee naar foto’s en radiologische foto’s van letsel. Ze zijn extra geschoold om kinderletsel te beoordelen – dat ziet er namelijk vaak anders uit dan bij volwassenen.’

Hoe gaat een adviesvraag in zijn werk?

‘Artsen kunnen ons 24/7 bellen op 0900-444 54 44. Wie belt, krijgt een kinderarts aan de telefoon die een eerste analyse doet aan de hand van het verhaal en de foto’s van het letsel. Alle noodzakelijke informatie van de adviesvrager wordt gemaild naar de kinderarts. Daarna overlegt de kinderarts met de forensisch arts en soms ook met de kinderradioloog om tot een schriftelijk advies te komen binnen 24 uur.’

Met welk soort vragen nemen artsen contact op?

‘Bijna alle aanvragen gaan om kindermishandeling met letsel of fysieke verwaarlozing. Soms krijgen we een vraag over PCF (Pediatric Condition Falsification, ook wel bekend als Münchhausen by Proxy, red.). Artsen vragen ons vaak: denken jullie bij dit letsel aan een ongeluk of aan toegebracht letsel? En: past dit letsel wel bij het verhaal van de ouder?’

Kun je voorbeelden geven?

‘Stel, een kind heeft een snee rondom de anus met veel bloed, waarbij de ouders zeggen dat het door een skateboardongeluk komt. Een arts kan dan ook denken aan seksueel misbruik. Wij komen dan bijvoorbeeld tot de conclusie dat dit soort letsel inderdaad kan voorkomen bij een val van een skateboard. Sommige kinderen zijn in het ziekenhuis opgenomen met meerdere letsels: drie breuken, een bloeding in het oog en schedelletsel. Ouders laten weten dat het om een val van de trap gaat, maar daarbij zit het letsel vaak aan één kant, weten wij. De diverse letsels van het kind kunnen horen bij het toegebracht schedelhersenletsel. Ik herinner me verder een iets ouder kind met een striem in de hals. Het leek of er sprake was van een poging tot wurging. De vertrouwensarts was al bij het kind thuis geweest en had een foto gemaakt van het hek waar het kind volgens de ouders doorheen zou zijn gerend. Op het hek zagen we staaldraad ter hoogte van de nek van het kind. Het kon dus heel goed zijn dat de ouders gelijk hadden.’

Hoe komen jullie tot een advies?

‘Wij proberen elke vraag zo objectief en zuiver mogelijk te beoordelen. We beoordelen primair het letsel, zonder de context. Vaak wordt die context wel gemeld, bijvoorbeeld of een gezin al bekend is bij Veilig Thuis. Daarom bestaat ons advies uit twee lagen: de ene laag is puur wetenschappelijk op basis van het letsel en de literatuur; de andere laag neemt ook andere informatie mee, zoals de ontwikkelingsleeftijd en de context. Op basis van de combinatie geven we ons advies. We concluderen niet: dit is wel of geen kindermishandeling. Wat wij doen, is de kans aangeven, bijvoorbeeld: bij dit letsel is de kans groter dat het is toegebracht dan dat het een ongeluk is. Het gaat om een puzzelstukje in het hele verhaal, want we kennen niet alle feiten. De arts bepaalt vervolgens zelf wat hij hiermee gaat doen. Hij kan met meer vertrouwen zeggen: oké, dan ga ik wel of juist niet melden bij Veilig Thuis. Artsen zijn blij dat we letsel op deze manier beoordelen, blijkt uit een tevredenheidsmeting die we zelf deden over de toegevoegde waarde van ons centrum.’

Hoe lang duurt het voor een arts antwoord krijgt? 

‘Het antwoord is er altijd binnen 24 uur, maar vaak sneller. Die snelheid is nodig, want soms is een kind op de eerste hulp en vragen artsen zich af of het wel veilig naar huis toe kan. We geven wel altijd aan dat er soms nog een vervolgadvies kan komen. Eén keer per week bespreken we alle lopende casussen met de hele groep LECK-artsen. Dan lopen we alles nog een keer door, en soms verdiepen we ons nog eens extra in de literatuur. Uiteindelijk bereiken we altijd consensus. Soms komen we dan alsnog tot een net iets ander advies – maar dit gebeurt niet vaak.’

Hoeveel adviesvragen krijgen jullie per jaar? 

‘In 2014 kregen we er 144 binnen, in 2019 waren het er 247. Hoewel de aanvragen oplopen, zou je toch verwachten dat het er meer zijn als je kijkt naar de landelijke cijfers van lichamelijke kindermishandeling. De spreiding van aanvragen is heel verschillend: soms zijn het er drie per dag, soms is het maar een per week. Daar is geen peil op te trekken.

Het zijn vooral kinderartsen en vertrouwensartsen die bij ons advies vragen. Veel minder jeugdartsen, huisartsen, SEH-artsen en chirurgen leggen contact met ons – slechts enkele procenten. We zien wel dat artsen die ons eerder belden vaak weer terugkomen met een adviesvraag. Misschien zijn er ook veel artsen die in hun eigen regio een deskundige inschakelen. Dat is op zich prima, maar ik denk wel dat wij toegevoegde waarde hebben doordat we altijd vanuit de medische en vanuit de forensisch-medische hoek kijken en zo’n hoog expertiseniveau bieden. Ik zou tegen artsen willen zeggen: voel je ook maar de geringste twijfel, bel ons. We kunnen met meer zekerheid een medische onderbouwing geven.’

Meer informatie:

Interview

Hoe kunnen huisartsen kindermishandeling beter signaleren?

Hoewel huisartsen als geen ander dicht op gezinnen en hun problemen zitten, signaleren zij relatief weinig kindermishandeling. Daar wil huisarts Tjitske van den Bruele verandering in brengen. 

Auteur: Annemarie van Dijk | Fotografie: Dingena Mol

Leestijd: 3 minuten

Ze heeft een missie. Huisartsen moeten kindermishandeling beter signaleren, vindt huisarts Tjitske van den Bruele. Ze werkte drie jaar als arts-assistent kindergeneeskunde, waarbij de aanpak van kindermishandeling, het stappenplan van de meldcode en nascholing belangrijk waren. Bij de huisartsenopleiding daarna kwam dat allemaal nauwelijks aan bod. Een gemiste kans, zegt ze. ‘De gevolgen van kindermishandeling zijn vreselijk, zoals psychische, financiële en relationele problemen. Door hun spilfunctie kunnen huisartsen veel problemen in een vroeg stadium voorkomen.’ Van den Bruele besloot zich op te werpen als huisarts-ambassadeur kindermishandeling. Ze maakt deel uit van een landelijk netwerk van huisartsen van de LHV, een vraagbaak voor collega’s met vragen over kindermishandeling.

Hoe komt het dat huisartsen kindermishandeling niet altijd signaleren? 

‘Kindermishandeling beslaat een breed spectrum van problemen, het gaat over méér dan alleen blauwe plekken. Verwaarlozing is bijvoorbeeld moeilijk te zien: kinderen praten er niet makkelijk over en hun ouders al helemaal niet. Daarbij komt dat huisartsen het soms niet wíllen zien. Dat betekent namelijk dat ze er iets mee moeten en dat kost tijd. De manier waarop de jeugdhulp is georganiseerd is niet in elke gemeente even duidelijk. Als je iemand doorverwijst naar bijvoorbeeld de jeugdhulpverlening, hoor je niet altijd of er een behandeling is gestart. Collega’s vertellen wel eens dat ze pas na een jaar ontdekken dat een gezin uit hun praktijk een ondertoezichtstelling heeft. Ook na een melding bij Veilig Thuis krijg je als arts niet altijd een terugkoppeling. Terwijl je wil weten of er goede hulp voor het kind is geregeld.’

Niet pluis

Huisartsen moeten meer afgaan op hun niet-pluisgevoel, vindt Van den Bruele. Gedegen kennis van de signalen van kindermishandeling is daarbij belangrijk. Zelf leerde ze veel van haar werk als arts-assistent kindergeneeskunde en door eigen studie. ‘Sinds ik er beter op let, signaleer ik meer en doe ik er ook wat mee. Bij bijvoorbeeld een burn-out of depressie van een moeder doe ik standaard de kindcheck: ik vraag of er kinderen zijn en hoe het met ze gaat.

Veel meer inzicht

Om kindermishandeling beter te kunnen aanpakken, moeten huisartsen, jeugdartsen, maatschappelijk werk en scholen meer samenwerken, zegt Van den Bruele. ‘Bel elkaar wat makkelijker om te sparren over een casus. “Maken jullie je ook zorgen? Oké, dan ga ik nu hulp inzetten.”’ Ook is het nodig om beter naar elkaar terug te koppelen. ‘Als de ouders toestemming hebben gegeven om hulp in te zetten, kan even bellen veel informatie geven. Scholen en maatschappelijk werkers kunnen veel informatie geven over een kind. Zij zien het elke dag.'

‘Soms wíllen huisartsen het niet zien. Dat betekent namelijk dat ze er iets mee moeten en dat kost tijd’
John Doe

Wanneer werkt de spilfunctie van de huisarts het best?

‘Als huisarts coördineer je indirect of er goede en passende zorg voor het gezin is en zo niet, zet je hulp in of zwengel je die aan. Wanneer er blijvende zorgen zijn over patiënten, wisselen huisartsen in het ideale geval informatie uit met andere zorgverleners in een multidisciplinair overleg. Helaas is dat vaak niet haalbaar, omdat het écht tijdrovend is en vrijwillig gebeurt. Daarom is het belangrijk dat zorgverleners ons ervan op de hoogte houden als ze bij een van onze patiënten betrokken zijn.'

Dubbelconsult

Collega’s weten haar steeds beter te vinden in haar rol als huisarts-ambassadeur kindermishandeling. ‘Wanneer ik spar met collega’s over een casus waarin dat niet-pluisgevoel een rol speelt, wordt vaak voor henzelf ook duidelijk dat er meer hulp nodig is. 


Vaak zeggen zij eerst: “Dat gezin heeft al hulp.” Maar dan weten ze niet zeker of deze instanties dezelfde problemen signaleren. Daarnaast vinden veel huisartsen het moeilijk om hun niet-pluisgevoel te benoemen. Het gesprek op de juiste toon voeren, is belangrijk.


Zaken concreet benoemen en doorvragen bij ouders is best spannend, geeft Van den Bruele toe. Zoals die keer dat ze een open gesprek aanging met een echtpaar dat in een vechtscheiding zat. Er was sprake van huiselijk geweld in het gezin. ‘Ik legde uit dat huiselijk geweld vaak van generatie op generatie overgaat en dat het met veel geduld te doorbreken is. Ik vond het doodeng, maar het gaf ook een kick. De ouders waren verrassend open en beseften dat ze samen de zorg voor hun kinderen deelden. Dat de manier waarop je een gesprek voert zoveel uitmaakt, vond ik echt een eyeopener.’

Tjitske van den Bruele

Huisarts en huisarts-ambassadeur aanpak kindermishandeling (LHV).

Tot de opleiding huisartsgeneeskunde werkte ze als aios Kindergeneeskunde en Kinder- en Jeugdpsychiatrie in diverse ziekenhuizen.

Huisartsen signaleren en melden kindermishandeling (te) weinig. Om het lage meldingspercentage te begrijpen en inzicht te krijgen in hoe het vermoeden van kindermishandeling ontstaat heeft de Universiteit van Maastricht recent onderzoek gedaan onder 26 huisartsen. Hieruit kwam o.a. naar voren dat weinig meldingen bij Veilig Thuis niet automatisch een laag signaleringspercentage betekent. Hierbij spelen volgens de huisartsen verschillende belemmeringen een rol. Huisartsen vinden het vaak moeilijk om te beslissen of een kind wordt mishandeld. Ze missen duidelijke standaarden om bijvoorbeeld emotionele mishandeling of verwaarlozing te kunnen beoordelen. Als er sprake is van duidelijke signalen van seksueel misbruik en fysiek geweld melden huisartsen dit wel. 

Huisartsen geven daarnaast aan dat zij hun betrokkenheid en vertrouwensrelatie met alle gezinsleden als een kracht ervaren, maar ook als zwakte wanneer het gaat om objectief kijken en grenzen stellen bij signalen van kindermishandeling. Tot slot speelt een gebrek aan vertrouwen in Veilig Thuis een rol waardoor huisartsen liever niet melden en proberen zelf hulp in te zetten.


Lees hier het artikel wat Universiteit Maastricht op 24 april 2020 publiceerde over het herkennen en melden van kindermishandeling en huiselijk geweld door huisartsen.

Ervaringsverhaal

Let's talk about me...

Als een kind het thuis moeilijk heeft, is de huisarts vaak de aangewezen persoon om dat te signaleren en ernaar te handelen. Doen ze dat ook? Twee jongeren van Augeo's Jongerentaskforce vertellen over hun ervaringen.

Auteur: Annemarie van Dijk | Fotografie: Thinkstock

Leestijd: 3,5 minuten

Lees verder

Rachel was zes jaar toen haar ouders gingen scheiden. ‘Daarna bleven er spanningen bestaan tussen mijn ouders. De geladen situatie was normaal voor mij geworden, maar ik voelde me heel eenzaam. Ik kon mijn gevoel met niemand delen.’ De moeder van een vriendje, die huisarts was, greep in. ‘Ik was zestien en voor het eerst vroeg iemand aan me hoe het met me ging. Dat was zó fijn.’ De moeder nam met Rachels medeweten contact op met haar huisarts. Dat hielp. ‘Voor mij was de drempel om de dokter zelf te bellen te hoog. Leg als zestienjarige een assistente maar eens uit wat er aan de hand is.’

Takenlijstje 

Heel anders ging het bij Astrid , die negen jaar was toen haar ouders uit elkaar gingen. De scheiding drukte zwaar op haar. ‘De eerste jaren ging het nog wel, maar toen ik een jaar of dertien was, begon het slecht met me te gaan. Ik had hoofdpijn en buikpijn, maar als ik bij de huisarts kwam, zei ze niet veel meer dan dat het stress was.’ Omdat Astrids moeder al een psycholoog voor haar dochter had ingeschakeld, vroeg de huisarts niet verder door. Zo werd niet gecheckt of Astrid zich in de therapie gezien voelde. ‘Ik vond dat de psycholoog me behandelde als een kind, terwijl ik vrij volwassen problemen had. Ik moest mijn moeder helpen bij allerlei dingen, zoals de financiën, en mijn vader zag ik nauwelijks. Mijn moeder was er altijd bij als we naar de huisarts gingen. Als de dokter had gezegd dat ze alleen met me wilde praten, was er misschien wél uitgekomen wat mij allemaal dwarszat.’

Astrid werd op haar zestiende ziek door de langdurige stress. Op een ochtend kon ze niet meer lopen. Diagnose: een conversiestoornis. Toch vroeg geen enkele arts door. ‘Tijdens mijn revalidatie was de ergotherapeut de eerste die mij zag als mens. Ze was meer dan alleen een professional die een takenlijstje afwerkt. Daardoor voelde ik me veilig en durfde ik me open te stellen.’ De ergotherapeut bracht Astrid in contact met een psycholoog die haar wél kon helpen. ‘Toen heb ik de gevolgen van de scheiding van mijn ouders eindelijk kunnen verwerken.’ 

‘Ik was zestien en voor het eerst vroeg iemand aan me hoe het met me ging’
John Doe

In de praktijk

Was het kind van hun patiënt veilig?

Ook als je met volwassenen werkt, heb je een rol in het signaleren van kindermishandeling. Drie medische professionals gingen na of het kind van hun patiënt veilig was.

Anders dan de naam doet vermoeden, is de kindcheck alleen van toepassing op professionals (huisartsen, verpleegkundigen, maatschappelijk werkers, psychiaters en psychologen) die met volwassen cliënten werken. Denk aan cliënten met ernstige psychische problemen, een drugs- en/of alcoholverslaving en/of een partner of gezinslid die geweld gebruikt. De professional moet zich bij deze contacten doorlopend afvragen of er minderjarige kinderen in huis zijn die in de knel kunnen komen. De kindcheck vergroot de mogelijkheden om kindermishandeling te signaleren en aan te pakken. Goed om te weten: de kans dat kindermishandeling wordt opgespoord via de ouders, is groter dan via het kind.

Meer weten over de kindcheck: https://www.augeo.nl/kindcheck?  

Auteur: Annemarie van Dijk | Fotografie: Dingena Mol

Leestijd: 2 minuten per interview

Agressie
Lenneke Tielemans

Lenneke Tielemans is praktijkondersteuner ggz bij twee huisartspraktijken 

Agressie

‘Bij het eerste contact met een patiënt vorm ik me altijd een beeld: zijn er kinderen en zo ja, hoe gaat het met hen? Dat deed ik ook bij de man die samen met zijn vrouw voor me zat. Hij had last van agressieve buien. Hij had iemand na een botsing tegen zijn auto zo stevig vastgepakt, dat de politie hem adviseerde om met iemand te gaan praten. Zijn korte lontje had een oorzaak. Zijn bedrijf was failliet, hij zat thuis en voelde zich somber. Hun zoon van anderhalf ging naar de kinderopvang, maar soms paste hij op. ‘Ik kan slecht tegen zijn gehuil,’ zei hij. Toen ik het kind opzocht in ons dossier, zag ik dat het een tijdje geleden bij ons was behandeld voor een val van de commode. 

‘Het kind was behandeld voor een val van de commode. Toen ik dat las, gingen er wel alarmbellen rinkelen’
John Doe

Toen gingen de alarmbellen rinkelen. Ook omdat de man zich tegenover zijn vrouw dominant gedroeg. Ik verwees hem door naar een instelling waar hij kon leren om zijn emoties te reguleren. Verder besloot ik met Veilig Thuis te bellen om te overleggen. Zij vroegen me de moeder hun telefoonnummer te geven, zodat ze zo nodig contact kon opnemen. Later heb ik beide ouders apart gesproken. Zij bekende dat ze nog steeds bang voor haar man was en dat ze hun zoon zo min mogelijk met hem thuis liet. Gelukkig woonde haar moeder in de buurt en kwam die haar kleinzoon vaak ophalen. Ook de man zag ik terug. We hadden een goed gesprek. Hij gaf toe dat hij het soms moeilijk vond om goed met het kind om te gaan, maar hij was blij met de hulp die hij kreeg. In het dossier plaatste ik een memo waarin ik mijn zorgen over het kind uitte. Meer dan hulp bieden aan beide ouders kon ik op dat moment niet doen. Er blijven vaak dingen onzeker, daar moet je in dit werk mee leren omgaan. Maar ik ben blij dat de vader goede hulp krijgt en ik denk dat de moeder op tijd aan de bel trekt als dat nodig is.’ 

Goede afspraken  
Marjolijn van de Merwe

Marjolijn van de Merwe is vertrouwensarts en aandachts-functionaris kindermishandeling in het Maasstad Ziekenhuis

Goede afspraken

‘Toen de kinderen hun moeder vonden, was ze bijna niet wakker te krijgen. Geschrokken belden ze 112, waarna een ambulance haar naar de spoedeisende hulp bracht. Toen ze na behandeling was bijgekomen, vertelde ik haar dat ik in dit soort situaties altijd een kindcheck moet doen. “Ik maak me zorgen over uw drie kinderen. U krijgt nu hulp, maar uw kinderen niet. Terwijl zij erg geschrokken zijn door wat er is gebeurd. Voor hen zou ik ook graag steun regelen.” Mijn ervaring is dat iemand op de spoedeisende hulp vaak nog niet genoeg afstand kan nemen om te begrijpen wat de gebeurtenis voor de omgeving heeft betekend. Dat besef komt pas later.

‘Ze was een alleenstaande moeder die flipte omdat haar pubers weigerden de afwas te doen’
John Doe

De vrouw vertelde dat ze een overwerkte, alleenstaande moeder was en dat ze die middag was geflipt toen haar pubers weigerden de afwas te doen. Ze was naar haar slaapkamer gegaan om kalmeringspillen in te nemen om alles even te vergeten. De kinderen waren naar hun oma gegaan, vertelde de ambulancebroeder. 


“Mag ik overleggen met uw huisarts?”, vroeg ik de vrouw. Dat vond ze goed. De huisarts vertelde dat zij dit gezin goed kende. Zij zou zorgen dat er hulp voor de kinderen en de moeder kwam. De huisarts zelf of de praktijkondersteuner ggz zou de kinderen uitnodigen om te bepalen aan welke begeleiding zij behoefte hadden; eventueel zou het wijkteam worden ingeschakeld. Uit het gesprek kreeg ik het beeld dat er geen sprake was van een ernstige depressie bij de moeder, maar dat haar draaglast te zwaar was. Ik droeg het over aan de huisarts, erop vertrouwend dat het op deze manier goed zou komen. We spraken af dat ze, mocht dat niet zo zijn, binnen twee weken weer contact zou opnemen. Dan zou ik alsnog een melding doen bij Veilig Thuis. Gelukkig heb ik niets meer gehoord.’

Trauma's  
Fabienne Roossien

Fabienne Roossien is arts op de spoedeisende hulp bij het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk 

Trauma's

‘Op de spoedeisende hulp worden we er echt in getraind om de kindcheck te doen. We hebben er meerdere keren per maand mee te maken. Heel vaak gaat het om een ouder met alcoholvergiftiging, maar ook het innemen van te veel slaapmiddelen komt voor. Dat was ook het geval bij een vrouw van halverwege de veertig die per ambulance bij ons  aankwam. Haar meerderjarige zoon, die nog thuis woonde, was bij haar. Hij had haar thuis gevonden en kon haar niet meer wakker krijgen. Terwijl zijn moeder naar de intensive care werd gebracht, sprak ik met de ongeruste zoon. “Ik had het al zien aankomen,” zei hij, “het ging al een tijdje niet goed met haar. Ze sloot zich op in huis, kwam zelfs niet meer buiten om boodschappen te doen.” 

‘Heel vaak gaat het om een ouder met alcoholvergiftiging of een overdosis slaapmiddelen’
John Doe

Ik begreep uit zijn verhaal dat zijn moeder psychische problemen had. Zijn ouders kwamen oorspronkelijk uit een ander land en zijn moeder kampte met trauma’s uit het verleden. Ik vroeg hem of er ook jonge kinderen in huis waren. Het bleek dat hij nog een jong broertje van twaalf had. Een positieve kindcheck dus: volwassene met psychische problemen, jong kind thuis. Toen ik de zoon vertelde dat het feit dat er een minderjarig kind in huis was voor mij reden is om een melding te doen bij Veilig Thuis, was hij daar blij mee. Hij zag in dat het helemaal niet goed ging met zijn moeder. Op de spoedeisende hulp heb je maar één keer contact en ik heb deze mensen niet meer teruggezien. We kregen later nog wel een terugkoppeling van Veilig Thuis dat onderzoek had gedaan: de moeder kreeg inmiddels psychiatrische hulp en het ging beter. Meer hulp inschakelen voor het gezin en de kinderen bleek niet nodig – voorlopig niet.’

Meegemaakt

'Niemand zag wat er thuis gebeurde'

Ted Kloosterboer werd vanaf haar geboorte psychisch mishandeld en verwaarloosd door haar moeder en van haar vijfde tot haar achtste jaar verkracht door haar vader. ‘Ik leerde als kind dat ik onbelangrijk was, want niemand greep in.’

Auteur: Petra Wolthuis | Fotografie: Dingena Mol

Leestijd: 5 minuten

Ted Kloosterboer

is directeur en oprichter van Stichting Praat. Via workshops en publieke acties wil zij kindermishandeling bespreekbaar maken.


Daarnaast werkt zij als hovenier. www.praatoverkindermishandeling.nl

‘Mijn ouders hadden een akkerbouwbedrijf en zes kinderen. Ik was een nakomertje, een ongelukje. Mijn moeder zei dat ze blij met me was, maar uit alles bleek het tegendeel. Niets was goed aan mij; ze vond me dik en lelijk. Mijn vader was gefrustreerd over zijn leven en hield er buitenechtelijke relaties op na. Ik moest bij zijn vriendinnen logeren zodat hij tweemaal een excuus had om naar ze toe te gaan: een keer brengen en een keer halen. Op mijn vijfde begon hij mij seksueel te misbruiken. Ik stond doodsangsten uit als hij me verkrachtte. Meestal gebeurde dat in de badkamer of in de schuur. Als hij bezig was, verbeeldde ik me dat ik een vogel was die uit mijn lichaam vloog en ergens op een tak wachtte tot het voorbij was. Als hij klaar was, keerde ik terug in mijn lichaam. Mijn vader zei dat ik tegen niemand iets mocht zeggen. Als ik dat toch deed, zou iedereen mij verlaten. De gedachte alleen al was ondraaglijk. Dus zweeg ik.’ 


‘De eerste keer dat mijn vader mij verkrachtte, was ik zo in shock dat mijn lichaam de dag erna spontaan begon te trillen en te schudden. Zo jong als ik was, wist ik dat mijn lichaam mij hiermee kon verraden. Iemand zou zo kunnen ontdekken wat mijn vader met me deed. Dus leerde ik mijn lichaam onder controle te houden. Met spierspanning stopte het beven. Daarnaast prentte ik mezelf in dat het misbruik niet echt was gebeurd. Zo zorgde ik ervoor dat niemand wat aan mij merkte.  Mijn ouders gingen scheiden toen ik acht jaar was. Daarmee hield het seksuele misbruik op, maar de geestelijke mishandeling en verwaarlozing door mijn moeder gingen gewoon door. Ik deed alle huishoudelijke taken in huis: wassen, boodschappen doen, koken, schoonmaken. Toch was het nooit goed. Niets deugde. Als ik de ramen lapte, vond ze een streepje, als ik aardappels bakte, vertelde ze dat mijn zus het beter deed. Ik probeerde mijn moeder gelukkig te maken, maar faalde keer op keer.’

‘Een kind dat geestelijk of lichamelijk mishandeld wordt, leeft in een oorlogssituatie en verdient ook redding’
John Doe

Eenzaam

‘Het aller- allerergste van alles vind ik de onnoemelijke eenzaamheid die ik als kind gevoeld heb. Omdat niemand zag wat zich afspeelde bij ons thuis en omdat niemand ingreep, leerde ik dat ik niet belangrijk was. Alle nare ervaringen overtuigden mij ervan dat ik slecht was en dat alles wat in mijn leven gebeurde mijn eigen schuld was.  Op een bepaald moment kreeg ik onverklaarbare buikpijn. De huisarts kon geen fysieke oorzaak vinden. Hij vroeg me verder helemaal niets. Ik kon weer naar huis en dat was het. Vreemd, want hij kende onze situatie. Hij kwam regelmatig bij ons over de vloer omdat mijn moeder soms wekenlang haar bed niet uitkwam. Hij vertelde ook niet wat mijn moeder mankeerde. Het enige wat hij deed was op norse toon koffie eisen. Dan ging hij aan de keukentafel zitten, dronk zwijgzaam zijn koffie en vertrok weer.’ 

Compliment 

‘‘Ik had het fijn gevonden als hij aan me had gevraagd hoe het met mij ging, of dat hij me een compliment had gegeven voor de zorg die ik toonde voor mijn moeder. Een positief woord van een volwassene betekent zoveel voor een kind in de verdrukking. Korte tijd later kreeg mijn moeder valiumpillen voorgeschreven. En weer zweeg de huisarts. Een kind dat alleen leeft met een moeder die regelmatig valium krijgt, daar moet je als huisarts toch iets mee?  Hoewel ik op mijn zeventiende het ouderlijke huis had verlaten, kwam ik mentaal niet los van mijn moeder. Ik kon haar dwingende verzoeken om langs te komen niet negeren, terwijl ze mij nog steeds beledigde en kleineerde. Doordat ik me voortdurend aanpaste aan mijn moeder en aan anderen, voelde ik me op den duur helemaal leeg van binnen. Ik voelde niets meer. Na een zelfmoordpoging op mijn  zevenentwintigste besloot ik in therapie te gaan. Toen pas kon ik het seksuele misbruik door mijn vader verwerken. Tijdens jarenlange sessies waarin ik flink van me afgeschreeuwd en afgeschopt heb, raakte ik al die woede en onmacht kwijt. Pas nadat anderen zeiden: Ja, het is écht heel erg wat je meegemaakt hebt, was ik in staat te accepteren dat ik geestelijk en lichamelijk misbruikt ben. Dankzij de therapie kon ik eindelijk in de spiegel kijken en van mijn lichaam houden. Mijn moeder zag ik nog af en toe. Ze was voor mij een oudere dame die ik soms bezocht, maar met wie ik geen enkele emotionele band meer had.’

‘Ik heb flink van me afgeschreeuwd om die woede kwijt te raken’
John Doe

Redding

‘Inmiddels zijn mijn ouders overleden. Ik ben gelukkig, maar beschadigd. Ik heb geen partner, omdat ik niet in staat ben om een intieme relatie met een ander aan te gaan. Elke keer pas ik mezelf zó aan dat ik mijzelf verlies. Er was mij veel leed bespaard gebleven als volwassenen in mijn omgeving tijdig aan de bel hadden getrokken. Ik weet het, het is not done om je met een ander te bemoeien. Ook de angst om iemand onterecht te beschuldigen van kindermishandeling is groot. Dat ís ook afschuwelijk. Maar het is nog afschuwelijker als een kind mishandeld wordt en niemand doet iets. Als niemand ingrijpt, loop je levenslang rond met een trauma. Om het belang van tijdig ingrijpen te verduidelijken, zeg ik wel eens dat er ook niet getwijfeld wordt over het weghalen van een kind uit een oorlogsgebied. Een kind dat geestelijk of lichamelijk mishandeld wordt, leeft in een oorlogssituatie en verdient ook redding.’ 

‘Om meer aandacht te vragen voor de ernst van kindermishandeling heb ik een stichting opgericht en deel ik mijn persoonlijke ervaring op scholen, bij de kinderopvang, in ziekenhuizen, bij vrijwilligersorganisaties en bij EHBO-cursussen. Ik wil dat kindermishandeling bespreekbaar wordt. Het is goed om te bedenken dat ouders geen monsters zijn, ook mijn ouders waren dat niet. Hun gedrag heeft te maken met onvermogen, stress, armoede en frustratie. Door de lezingen en manifestaties die ik organiseer, hoop ik dat mensen niet meer wegkijken als ze een kind zien lijden én dat ze milder naar zichzelf kijken als zij ooit mishandeld zijn.’

Column

Kindermishandeling: een virus dat elk jaar 100.000 slachtoffers maakt 

Herken jij het virus dat elk jaar 100.000 kinderen raakt?
De tijd is nú om kindermishandeling aan te pakken.

Auteur: Roland Verdouw

Leestijd: 1,5 minuten

Laatst hoorde ik iemand zich afvragen: stel dat elk jaar ruim honderdduizend mensen door een virus geïnfecteerd raakten. Een virus dat angst,  agressie, depressie, ziekten, verslavingen, crimineel gedrag en leerproblemen veroorzaakt. Zouden we het dan – net als nu – als een ernstige gezondheidscrisis zien en evenredig naar handelen?


Toch, alleen al in Nederland, worden er elk jaar naar schatting meer dan 100.000 kinderen mishandeld, verwaarloosd en getraumatiseerd wat hun kwetsbaar maakt voor deze problemen. Onze samenleving moet deze epidemie nog (h)erkennen, laat staan een vaccinatieprogramma ontwikkelen.

“We kunnen een probleem niet oplossen met de denkwijze die het heeft veroorzaakt”
Albert Einstein

De gevolgen van traumatische ervaringen en vooral de afwezigheid van gezonde relaties op ons functioneren, beginnen we de laatste jaren steeds beter te begrijpen. Verbinding in tijden van stress en onzekerheid is essentieel voor onze lichamelijke- en geestelijke gezondheid. Deze crisis biedt ons een kans om stil te staan bij onze manier van samenleven. Of vanuit een medisch perspectief: een juiste diagnose stellen met een passende remedie.


De afgelopen veertig jaar werden we gedomineerd door marktwerking, privatisering en winstmaximalisatie ten bate van economische groei maar ten koste van gezondheidzorg, onderwijs en cultuur. Individualisme en egoïsme kwamen in plaats van solidariteit en empathie. De marktwerking bepaalde de menswerking; het heeft ons kwetsbaar gemaakt, instabiel en vatbaar voor veel lichamelijke- en geestelijke aandoeningen.


Vanuit de wetenschap van de menswerking is dit een ‘normale reactie’ op een ‘abnormale situatie’. Als medicus is het belangrijk om de juiste diagnose te stellen, omdat het begrip je oplossing bepaalt. Doorgaan op dezelfde weg geeft hooguit meer van hetzelfde; meer van het verkeerde medicijn zal geen genezing bieden.


We staan met elkaar op een kruising; welke richting willen we op? Om te overleven hebben we als mensen elkaar altijd nodig gehad, door samen te werken en onze rijkdommen te (ver)delen. Door de chronische én huidige gezondheidscrisis, die nog lang zal doorwerken in onze economie en geestelijke gezondheid dreigen de meest kwetsbaren kopje onder te gaan. De verbinding is onze reddingsboei; door elkaar vast te houden blijven we drijven. De remedie is een andere manier van denken, door met elkaar een andere weg in slaan.

Het is tijd om waarden te verkiezen boven winst, investeringen boven kosten, solidariteit boven individualisme, empathie boven egoïsme, gezondheidszorg, onderwijs en cultuur boven economische groei, menswerking boven marktwerking… en de tijd is nú.

Roland Verdouw is kinder-en jeugdpsychiater bij TeamNEXT. Meer informatie: www.teamnext.nl

Achtergrond

Hoe bespreek je kindermishandeling?

Ouders die worden aangesproken omdat zij mogelijk hun kinderen verwaarlozen of mishandelen, voelen zich vaak bedreigd in hun ouderschap. Een open en respectvolle houding is daarom belangrijk. ‘Ga naast ze staan en heb aandacht voor hun emoties.’

Auteur: Veronique Huijbregts | Fotografie: Thinkstock

Leestijd: 5 minuten

Het besef dat eigenlijk iedereen in de spreekkamer in een spagaat zit, hielp mij altijd bij gesprekken over mogelijke kindermishandeling,’ zegt Els Jonker. Tot haar pensionering in 2017 werkte ze als jeugdarts, nu is ze ambassadeur jonge mantelzorgers bij Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN). ‘Dat geldt voor de jeugdarts, die vertrouwen in de ouders moet hebben en tegelijk alert moet zijn op signalen dat het kind niet de juiste zorg krijgt. Maar het geldt ook voor de ouders en de kinderen, die hulp nodig hebben en tegelijk bang zijn voor ontdekking en beschuldigingen.’ 

Alles benoemen

Het is een groot voordeel dat je als jeugdarts kinderen in het bijzijn van de ouder – meestal – van top tot teen kunt onderzoeken, zegt Jonker. Zij besprak, wanneer ze dat deed, alles wat ze zag. Ze legde het kind en de meegekomen ouder uit waar ze naar keek en waarom. Bij zaken die ze vreemd of zorgelijk vond, vroeg ze door. Als de huid van een kind plakkerig aanvoelde bijvoorbeeld, zei ze: ‘Vertel eens, hoe vaak gaan jullie thuis onder de douche?’ Of bij zand aan de voeten en blauwe plekken op de benen: ‘Speel je vaak buiten? Weet je nog wanneer je die blauwe pekken hebt gekregen?’ Bij een nietszeggend antwoord kon ze uit het non-verbale gedrag opmaken dat er meer aan de hand moest zijn. Als blauwe plekken erop duidden dat een kind te hard was vastgepakt, dan verwoordde Jonker dat vermoeden. ‘Ik zei dan: “Hier maak ik me zorgen over en daarom wil ik nagaan wat er speelt.” Ik vertelde steeds wat mijn volgende stap zou zijn, zodat de ouders wisten wat er ging gebeuren. Die voorspelbaarheid in je gedrag is heel belangrijk. Ouders die over de schreef gaan, zijn argwanend en angstig. Als ze weten wat er gaat gebeuren, geeft dat rust.’

'Vertel eens: hoe vaak gaan jullie thuis onder de douche?'

Goede vragen stellen

Respectvol met en over de ouders praten is een voorwaarde om een werkrelatie op te bouwen, benadrukt Jonker. ‘Dat betekent niet dat je moeilijke vragen uit de weg gaat. Je moet álles aan de orde durven stellen, zeker ook als het om seksualiteit gaat, maar zonder te oordelen. Daarin moet je jezelf blijven trainen.’ Jonker geeft een voorbeeld. ‘Ik onderzocht eens een kind dat haar lippen in een pruimenmondje trok toen ik haar gebit wilde bekijken. Ik zei tegen moeder: “Dit maak ik nooit mee. Zou het kunnen dat er wel eens iemand aan uw dochter zit?” “Ja,” zei moeder. “Wie dan?” “Mijn man. En ik denk dat hij ook nog andere kinderen misbruikt.” Mijn vraag zette het proces in gang, moeder was er anders uit zichzelf niet mee gekomen. Die man is opgepakt.’  Natuurlijk kreeg Jonker in haar praktijk met weerstand te maken. Ouders die briesend haar spreekkamer binnenkwamen en ontkenden dat er ook maar iets mis was. ‘Ik vind het volkomen begrijpelijk dat ouders in het geweer komen als ze voelen dat ze in de knel raken. Als ze me dan verontwaardigd vroegen waarmee ik me bemoeide, legde ik dat uit. Ik benoemde hun boosheid en toonde er begrip voor, maar ik zei ook: “We gaan wel kijken hoe we hiermee verder gaan.”

Niet beschuldigen

Ambassadeur kindermishandeling Henrique Sachse is vertrouwensarts bij Veilig Thuis. Jarenlang werkte ze als jeugdarts. Zij schrikt evenmin van boosheid als ze onderzoek doet voor Veilig Thuis. De ouders voelen zich bedreigd in hun ouderschap, zegt ze. Ze vrezen bijvoorbeeld dat hun kind uit huis wordt geplaatst. ‘Die angst proberen we meteen te ontkrachten. Als we ergens op huisbezoek gaan, maken we duidelijk dat we met een open mind komen. Ik licht de melding toe en zeg dan: “We onderzoeken een verhaal waarvan we niet weten of het klopt. We gaan met jullie in gesprek om jullie kant van het verhaal te horen.” Want iedereen heeft zijn eigen beleving, de ouders én de melder.’  Ouders moeten zich veilig voelen, vervolgt Sachse. ‘Ik ga als het ware náást de ouders staan, zoek altijd de verbinding. Ik vraag door, maar nooit beschuldigend. In mijn vragen kan ik heel ver gaan. Bij huiselijk geweld vraag ik bijvoorbeeld naar de seksuele relatie van de ouders. Stel dat de vrouw de man verwijt dat hij altijd naar porno zit te kijken, dan kan ik zeggen: tachtig procent van de mannen kijkt naar porno. Zo normaliseer ik het gedrag van de man.’

'Iedere ouder wil het beste voor zijn kind. Ook deze ouders'

Oplossingen

Sachse bespreekt niet alleen haar zorgen, maar heeft ook oog voor de positieve kanten van de ouders. ‘We gaan samen op zoek naar oplossingen. Ik zeg bijvoorbeeld: “Ik hoor dat er bij jullie vaak wordt geschreeuwd als het bedtijd is. Kun je je een dag herinneren dat het rustig bleef? Hoe denk je dat dat kwam?” Ouders vinden het meestal erg lastig om te praten over wat er misgaat in hun gezin of relatie, of ze kampen met forse persoonlijkheidsproblemen. Maar in de praktijk kunnen we op deze manier toch vaak de verbinding leggen.’

Geef ouders de erkenning dat het moeilijk is en maak duidelijk dat je hun gevoelens begrijpt, adviseert Sachse. ‘Alle ouders willen het beste voor hun kind, ook deze ouders. Ze hebben het gevoel dat ze falen en schamen zich, maar duwen dat diep weg. Vaak hebben ze een slechte jeugd gehad. Om die nare ervaringen hebben ze een hek gezet. De geboorte van een kind kan dat hek openzetten, waardoor oude gevoelens van pijn en woede heel hevig terugkomen. Dat beeld van het hek gebruik ik vaak en ouders herkennen dat. Ik benadruk dat niet alleen het kind het recht heeft om gehoord te worden, maar ook zij. Ik zeg: “Het is heel belangrijk dat u weer de ouder voor uw kind kunt zijn die u graag wilt zijn, zoals u zich dat voorstelde toen de baby er net was.”’

Verbinding maak je door oprechte belangstelling te tonen, nieuwsgierig te zijn en je gelijkwaardig op te stellen, besluit Sachse. ‘Steeds op het niveau van de ouder. Dat is bij elke ouder anders. Het is maatwerk.’

Tips

  • Spreek de kinderen en de ouders apart. Soms is het handig om het oudergesprek bij hen thuis te houden.
  • Oefen dagelijks een open stijl van werken. Stel niet-beschuldigende vragen. Benoem feitelijk wat je ziet, ook als je dingen ziet die niet in orde zijn, maar zeg ook dat het om je eigen indruk gaat.
  • Benader ouders gelijkwaardig, voorspelbaar en met respect. Leg uit dat je iets vraagt vanuit je ervaring en deskundigheid.
  • Vraag door en schroom niet om confronterende vragen te stellen. Train jezelf om niet-oordelend te spreken over taboeonderwerpen.
  • Ga bij vermoedens van mishandeling niet overhaast te werk, tenzij de situatie levensbedreigend is. De mishandeling bestaat waarschijnlijk al enige tijd. Als je onnodig acuut ingrijpt, kan dat je handelen en communicatie negatief beïnvloeden.
  • Besteed aandacht aan wat ouderschap voor deze ouder betekent. Vertel zo nodig iets over een moeilijke situatie die je zelf als ouder meemaakte.
  • Beloof nooit geheimhouding, noch aan kinderen, noch aan ouders, maar zeg altijd wat je gaat doen en doe niets achter hun rug om.
  • Vertel het ouders en kinderen als je Veilig Thuis gaat bellen voor advies of om een melding te doen. Laat de ouders weten dat je erop let of ze hun spanning niet op het kind afreageren. Vertel dat je daarover ook navraag op school doet. Zeg bijvoorbeeld: ‘Ik vind het heel knap dat het kind me in vertrouwen heeft durven nemen.’

Hoe praat je met het kind? 

  • Wek geen verwachtingen die je niet kunt waarmaken, zoals geheimhouding.
  • Geef het kind mederegie over de situatie en laat het zelf keuzes maken.
  • Werk met voorbeelden: ‘Sommige kinderen vertellen dat…’ Die kunnen het kind herkenning geven en het gevoel dat het niet de enige is in een dergelijke situatie.
  • Geef het kind de ruimte om te kiezen wat het wel en niet wil vertellen.
  • Gebruik een signaal waarmee het kind de eigen grenzen kan aangeven, zoals een poppetje dat het naar voren kan schuiven als het ergens niet verder over wil praten.
  • Let goed op non-verbale signalen.
  • Praat op het niveau van het kind en gebruik concrete zinnen.
  • Zie handreiking participatie kinderen.

Interview

‘Achter elke verwaarlozing zit een verhaal’

In de 22 jaar dat Ingrid Russel werkt als kinderarts, heeft ze al heel wat verwaarloosde kinderen geholpen en doorverwezen. Ze pleit voor een directe benadering. ‘De meeste ouders vinden het juist fijn als je er niet omheen draait.’

Auteur: Annet Reusink  |  Fotografie: Elizabeth Wattimena

Leestijd: 6 minuten

Ingrid Russel herinnert zich nog goed het kleine meisje dat een paar jaar geleden samen met haar moeder op de poli kwam. Tranen met tuiten huilde het kind. De moeder pakte haar wel op, maar praatte ondertussen gewoon door. Ze knuffelde haar dochtertje niet, keek haar niet aan – niets. Onderzoek wees uit dat het meisje een ontwikkelingsachterstand had die – als er niets zou gebeuren – alleen maar erger zou worden. Oorzaak: emotionele verwaarlozing. Toch was er bij deze moeder absoluut geen sprake van onwil om haar dochtertje goed te verzorgen, benadrukt Ingrid Russel. ‘Ze voelde gewoon niets als haar dochtertje huilde,’ vertelt ze. ‘Vanwege haar eigen nare jeugd was ze niet in staat een liefdevolle band met haar kind op te bouwen.’

De verwaarlozing kwam dus eigenlijk voort uit onvermogen?

‘Jazeker. En dat zie ik best vaak. Net als ouders die hun kinderen met de beste bedoelingen verwaarlozen. Onlangs is hier een jongetje opgenomen met ernstig eczeem. Zijn huid was opengekrabd en ontstoken; hij had echt een ernstige vorm. Nadat hij een poosje in het ziekenhuis had gelegen, was zijn huid weer helemaal rustig. Maar thuis ging het opnieuw mis: zijn ouders smeerden hem niet in. Dé vraag is dan natuurlijk: waarom niet? In dit geval bleek dat deze ouders dachten dat de hormonen in de zalf slecht waren voor hun zoontje.’

Wat kunt u dan doen?

‘Achter elke verwaarlozing zit een verhaal. Als je je daarin verdiept, is het gedrag van de ouders vaak enigszins te begrijpen. Gelukkig zijn de meesten best bereid om hun gedrag te veranderen. Daarom is het ook zo belangrijk om verwaarlozing te signaleren: vaak is er iets aan de doen. Maar dan moet je wel weten waar het vandaan komt. Is het de achtergrond van de ouder? Armoede? Onvermogen? Onwetendheid? Een ziekte? Een psychisch probleem? Of is er echt sprake van onwil?’

Heeft u er als arts wel tijd voor om achter zo’n verhaal te komen?

‘Gelukkig hoeven we niet alles zelf te doen. Het is aan ons om mogelijke verwaarlozing te signaleren en te beoordelen of er hulpverlening moet starten. Daarna nemen maatschappelijk werk, de buurtteams, de consultatiebureaus of Veilig Thuis het van ons over.’

Hoe herkent u verwaarlozing? 

‘Je moet het willen zien. We weten dat een op de dertig kinderen mishandeld wordt. Het kan dus niet anders of in het ziekenhuis komen ook veel mishandelde en verwaarloosde kinderen voorbij. Maar die herkennen we alleen als we bij een kind met astma niet alleen naar de luchtwegen kijken, maar naar het hele kind. 

‘Je herkent verwaarlozing door naar het hele kind te kijken’
John Doe

En dan bedoel ik: goed kijken. En áls we dan verontrustende signalen zien, moeten we ook bereid zijn om daar iets mee te doen. Wat dat betreft ervaren wij als professionals natuurlijk ook belemmeringen.’

Zoals?

‘Als je verwaarlozing signaleert, weet je: dit gaat mij extra tijd kosten. Professionals zijn ook vaak bang om iemand vals te beschuldigen. Een juridisch gevecht, daar zit natuurlijk geen enkele arts op te wachten.’

Voelt u die belemmeringen zelf ook?

‘Ik zou liegen als ik zeg van niet. Soms moet ik ook diep zuchten. Dan weet ik: dit wordt een heel lang en moeizaam traject. Misschien worden deze ouders wel boos als ik mijn twijfels ter sprake breng. Natuurlijk voel ik dan soms ook heel even de verleiding om net te doen alsof ik iets niet gezien heb.’

Heeft u ooit toegegeven aan die verleiding? 

‘Nooit. Want dan denk ik aan het kind dat tegenover mij zit. Als ik het al eng of vervelend vind om de situatie onder ogen te zien, hoe moet het dan wel niet zijn voor dit kind? Dat zit dag in dag uit in die situatie.’ 

Wat krijgen artsen in hun opleiding mee over dit onderwerp?

‘Zo’n vijftien jaar geleden waren dokters alleen bezig met diagnosticeren en behandelen. Dat veranderde toen er protocollen kwamen voor de signalering en aanpak van kindermishandeling en verwaarlozing. Sindsdien is er meer aandacht voor de problematiek, ook in de opleiding en nascholing voor artsen. 


De WOKK-cursus, een tweedaagse cursus over de herkenning en aanpak van kindermishandeling, is inmiddels verplicht in de opleiding tot kinderarts. En er is ook een dergelijke cursus voor spoedeisendehulp-artsen, jeugdartsen en huisartsen ontwikkeld. Dit zijn mooie ontwikkelingen, maar er is vanzelfsprekend nog steeds veel winst te behalen.’

Wat leren artsen dan over verwaarlozing? 

‘Om niet te oordelen en hun eigen normen en waarden te herkennen. Bij elke situatie moeten we ons dus opnieuw afvragen: het is misschien niet zoals ik het thuis zou doen, maar is het goed genoeg? Wordt de ontwikkeling van dit kind bedreigd? Is wat hier gebeurt in strijd met de rechten van het kind? 

‘Ik vraag me steeds af: het is misschien niet zoals ik het thuis zou doen, maar is het goed genoeg?'
John Doe

Ook een belangrijke: gaat het om incidentele of structurele verwaarlozing? Ongelukken gebeuren. Een kind kan een keertje met z’n voet tussen de spaken komen. Maar het wordt een ander verhaal als dat maandelijks gebeurt.’

Kunnen artsen door zo’n cursus de kans op verwaarlozing beter inschatten? 

‘Ze zijn in elk geval alerter. Je kunt dat kind met die voet tussen de spaken gipsen en naar huis laten gaan. Maar je kunt ook even in het dossier kijken of het vaker gebeurt. Of de ouders vragen: “Is uw kind een brokkenpiloot? Gebeuren dit soort ongelukjes vaker?” Of even de huisarts bellen om te vragen of hij het kind kent.’ 

Uit onderzoek blijkt dat kinderen met beperkte sociale vaardigheden meer kans lopen op verwaarlozing. Herkent u dat?

‘Ja. Bij verwaarlozing zien we risicofactoren bij het kind, bij de ouders en in de omgeving. Een daarvan is inderdaad een beperkte sociale vaardigheid van het kind. Ook kinderen met psychiatrische ziekten hebben een verhoogde kans op mishandeling en verwaarlozing, evenals kinderen die te vroeg geboren zijn. Mogelijk heeft dat te maken met een verstoorde hechting. 


Risicofactoren bij ouders zijn stiefouderschap, psychische problemen en een nare voorgeschiedenis. Armoede en een klein netwerk zijn bekende omgevingsfactoren.’

Bent u extra alert als bij een kind sprake is van een of meer risicofactoren? 

‘Nee, ik ga toch vooral af op wat ik zie bij een kind. Verwaarloosde kinderen gedragen zich anders. Soms zijn het allemansvriendjes die meteen bij je op schoot klimmen. Maar het kunnen ook kinderen zijn die achter de deur blijven staan en geen contact maken. Bij bepaalde aandoeningen ben ik ook extra alert: bijvoorbeeld als kinderen niet goed groeien of een ontwikkelingsachterstand hebben. Daarnaast let ik natuurlijk op lichamelijke hygiëne en op de interactie tussen ouder en kind.’

Wat doet u als u vermoedt dat een kind verwaarloosd wordt?

‘Ik probeer te benoemen wat ik zie. “Goh, het valt me op dat u de hele tijd op uw telefoon zit terwijl uw kind huilt.” Of: “Het gebit van uw dochter ziet er niet zo goed uit. Komt ze weleens bij de tandarts?” 


Soms worden mensen dan boos, maar mijn ervaring is dat de meeste ouders het juist fijn vinden als je gewoon vraagt wat je wilt weten. 

‘Ouders geven bijna altijd antwoord. Ook op moeilijke vragen’
John Doe

Ze geven bijna altijd antwoord. Ook op moeilijke vragen over dingen waarvan je denkt: ik zou me daarvoor schamen. Dat stadium zijn ze allang voorbij. Ze zijn blij dat iemand er niet omheen draait.’

Als ouders zich toch blijven verzetten, wat dan? 

‘Ook dan benoem ik wat er gebeurt. “Ik zie dat u kwaad wordt en dat vind ik lastig. Kunt u me vertellen waarom mijn vraag u zo boos maakt?” Soms werkt dat ook niet. Als ik vermoed dat de ontwikkeling van een kind gevaar loopt en de ouders geven geen toestemming om hulp in de schakelen, dan ga ik verder in de Meldcode. In overleg met mijn collega’s en met Veilig Thuis besluit ik of ik melding moet doen.’ 

Praat u ook met de kinderen zelf?

‘Jazeker. Vaak neem ik de dag met ze door en kijk of ik daarin haakjes kan vinden. Ontbijt je voor je naar school gaat? Is je moeder dan wakker? Als een kind van 8 elke dag zijn kleine zusje moet aankleden, vind ik dat best gek.’

Gaan zulke gesprekken u gemakkelijker af dan vroeger?

‘Ja, daarin heb ik echt een ontwikkeling doorgemaakt. Vroeger was ik veel meer bezig met de vraag: wat is er precies gebeurd? Wie is de schuldige? Vanwege de veiligheid van het kind wil ik nog steeds graag feiten weten, maar ik ben nu ook oprecht geïnteresseerd in hoe het zo ver heeft kunnen komen. Als ik dat een klein beetje begrijp, kan ik er meer mee.’

Werpt het feit dat artsen meer oog hebben voor verwaarlozing al vruchten af?

‘Als je naar de prevalentiecijfers kijkt: nee. Die zijn hetzelfde. Met een negatieve bril op zou je dus kunnen zeggen dat extra aandacht voor de problematiek niets oplevert. Maar als je een positieve bril opzet, kun je zeggen: we signaleren beter. Dus ik denk dat die extra aandacht wel degelijk zin heeft.

‘Soms kun je alleen voorkomen dat het steeds slechter gaat’
John Doe

We starten veel meer hulpverlening. Dat is winst: hulp heeft zin. Ik heb al heel vaak gezien dat het daardoor echt goed kwam met kinderen. Het meisje waarover ik eerder vertelde, met de moeder met een hechtingsstoornis, is via het buurtteam terechtgekomen op de voorschoolse opvang. Zo is ze in elk geval een paar uur per dag in een gezonde omgeving. Moeder kreeg ouderbegeleiding met video-hometraining. Langzaam ging het iets beter. Soms leidt hulpverlening misschien niet tot een ideale situatie, maar wel tot een optimale en acceptabele situatie. En je voorkomt in elk geval wel dat het steeds slechter gaat.’

Tot slot: wat weet u over de gevolgen van verwaarlozing? 

‘Het staat vast dat verwaarlozing buitengewoon schadelijk is. Ik moet daarbij denken aan de indrukwekkende woorden van Elie Wiesel, een Joodse man die als kind de Holocaust overleefde en later de Nobelprijs voor de vrede won: “Ik heb altijd geloofd dat het tegengestelde van liefde niet haat is, maar onverschilligheid.”’

Ingrid Russel is kinderarts sociale pediatrie in het Utrechtse Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ). Naast haar ‘gewone’ werk als kinderarts richt ze in het WKZ op integrale, complexe, multidisciplinaire zorg, die zich bezighoudt met het kind en gezondheidsklachten in relatie tot zijn omgeving, en die verbanden legt tussen ziekte en de gevolgen op het dagelijkse functioneren en op de kwaliteit van leven.

ONVERSCHILLIGHEID


Ik heb altijd geloofd dat

het tegengestelde van liefde niet haat is,

maar onverschilligheid,


het tegengestelde van kunst niet lelijkheid,

maar onverschilligheid,


het tegengestelde van leven niet dood,

maar onverschilligheid jegens beide,


het tegengestelde van vrede niet oorlog,

maar onverschilligheid jegens beide.


Het tegengestelde van cultuur, schoonheid,

edelmoedigheid is onverschilligheid.

Dat is de vijand.


En daarom geloof ik

dat literatuur of kunst

of schrijven of onderwijzen

of werken voor de mensheid

maar één doel heeft:

vechten tegen de onverschilligheid.


Elie Wiesel, U.S. News and World Report, 27 oktober 1986

Stappenplan van de Meldcode

De Meldcode werkt met vijf stappen die je volgt als je kindermishandeling of huiselijk geweld vermoedt.

Lees verder

STAP 1: In kaart brengen van signalen

Breng signalen in kaart die je zorg bevestigen of ontkrachten. Leg signalen en vervolgstappen objectief en feitelijk vast in het dossier. Voer indien nodig de kindcheck uit.

STAP 2: Advies vragen aan deskundige collega of Veilig Thuis

Overleg met een deskundige collega om signalen te duiden. Raadpleeg zo nodig Veilig Thuis of een forensisch arts. Neem bij eergerelateerd geweld, huwelijksdwang of vrouwenbesnijdenis direct contact op met Veilig Thuis.

STAP 3: Gesprek met ouders en/of kind 

Bespreek je zorgen zo snel mogelijk met de ouders en met het kind zelf. Alleen als jouw veiligheid of die van het kind in gevaar kan komen door een gesprek kan je hiervan afzien.

STAP 4: Wegen van het geweld

Maak een inschatting van de aard en de ernst van de situatie op basis van de informatie uit stap 1 t/m 3. Vraag bij twijfel advies aan Veilig Thuis. 


1. Blijft je vermoeden bestaan? Indien nee: afsluiten meldcode.
2. Zo ja, is sprake van (een vermoeden van) acute of structurele onveiligheid?

STAP 5: Neem twee beslissingen: 

1. Is melden noodzakelijk?
Als je acute of structurele onveiligheid vermoedt, doe je een melding bij Veilig Thuis en beoordeel je gezamenlijk of hulp bieden of organiseren ook tot de mogelijkheden behoort.

2. Is hulp (ook) mogelijk?

Beantwoord de volgende vragen:

  • Ben je in staat effectieve hulp te bieden of organiseren?
  • Werken betrokkenen mee aan de geboden hulp?
  • Leidt de hulp binnen de gewenste termijn tot duurzame veiligheid en welzijn van alle betrokkenen?

Indien ‘nee’ (alsnog) melden bij Veilig Thuis.

Over Augeo

Augeo Foundation wil dat kinderen met liefde en in veiligheid opgroeien. Daarom versterken we professionals, beleidsmakers en vrijwilligers om kindermishandeling en huiselijk geweld zo snel en doeltreffend mogelijk aan te pakken.


Met online scholing en ervaringen van de Jongerentaskforce versterken we professionals. We organiseren steun voor kinderen, en doen samen met gemeenten onderzoek naar de aanpak van kindermishandeling. 


Samen geven we kindermishandeling geen toekomst.

Aan dit nummer werkten mee:

  • Teksten: Mariëlle van Bussel, Annemarie van Dijk, Edith Geurts, Deborah Ligtenberg, Annet Reusink, Veronique Huijbregts, Petra Wolthuis, Roland Verdouw, Rachel (JTF) en Astrid (JTF)
  • Beeld: Hüsne Afsar, Elizabeth Wattimena, Thinkstock, Dirk Jansen, Dingena Mol
  • Coördinatie: Annemarie van Delft, Annette Wiesman
  • Advies: Edith Geurts
  • Uitgever: Augeo Foundation

De kinderen op de foto’s zijn modellen, tenzij anders vermeld.

Augeo Magazine

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm