Editie 2, oktober 2017

Preventie seksueel misbruik: aandacht voor jongens en mannen

Twee jaar geleden bracht Augeo Magazine i.s.m. ISPCAN een speciale editie uit over het voorkomen van seksueel misbruik. #metoo maakt duidelijk dat mannen en jongens als (potentiële) plegers én slachtoffers een cruciale bijdrage kunnen leveren aan de oplossing ervan. In deze Augeo Actueel eerder verschenen interviews, ervaringsverhalen en tips in een nieuw jasje.

Voorwoord

Edith Geurts

Inhoudsdeskundige bij Augeo,

Hoofdredacteur Augeo magazine

Een andere kijk op preventie van seksueel misbruik 

Wereldwijd staan social media als Twitter en Facebook al weken in het teken van #metoo: miljoenen meisjes en vrouwen, en langzamerhand ook steeds meer mannen, maken hun ervaringen met seksueel misbruik publiekelijk bekend. Het taboe op spreken lijkt weer een beetje verder doorbroken. En dat is winst. Dat een aantal mannen in antwoord op die hoeveelheid verhalen via #Ihave erkennen dat zij wel eens de seksuele grenzen van een vrouw hebben overschreden, is ook een stap in de goede richting. Maar het is niet genoeg.


De tendens is dezelfde als we van oudsher kennen. De focus voor het voorkomen van seksueel geweld was de afgelopen jaren sterk gericht op de potentiële slachtoffers. In het bijzonder op het weerbaarder maken van kinderen (meisjes én jongens) en vrouwen. Maar dat blijkt niet effectief genoeg: dat kinderen weten dat volwassenen hen niet zomaar mogen aanraken of leren hoe zij ‘nee’ moeten zeggen helpt seksueel misbruik nauwelijks voorkomen. Hoe luid en duidelijk klinkt een ‘nee’ van een kind als de pleger sterker, groter of machtiger is dan een slachtoffer? Hoe krachtig klinkt die ‘nee’ als de pleger dwang, manipulatie of charme inzet om zijn zin te krijgen? De verantwoordelijkheid voor de oplossing van het probleem komt zo eenzijdig bij (potentiële) slachtoffers te liggen.

Terwijl seksueel misbruik primair een mannen-probleem is: 90% van de plegers is man. Een derde van de plegers is minderjarig, bijna altijd een jongen (95%). In Nederland is 20% van de mannen seksueel misbruikt in zijn jeugd. De kans dat zij hun ervaringen gaan herhalen is groter dan voor mannen die niet misbruikt zijn: 12% van de misbruikte jongens pleegt later zelf seksueel misbruik. En andersom geldt: van de minderjarige plegers is 70% zelf slachtoffer van seksueel misbruik.

In die cijfers moeten we de oplossing zoeken: als we echt stappen willen maken in het voorkomen van seksueel misbruik, zullen we de focus moeten verschuiven naar jongens en mannen. Als slachtoffers en potentiële plegers. Voor ons als ouders en professionals, vrouwen én mannen, ligt daarin een schone taak: door in de opvoeding en begeleiding van onze jongens te praten over seksualiteit, over gelijkwaardigheid van meisjes en jongens, hen te leren grenzen te respecteren en aan te geven… Onze jongens helpen geen plegers te worden, is het beste wapen tegen seksueel misbruik.

Joan van Niekerk

‘Wat zet deze jongens aan tot seksueel misbruik?’

We moeten ons voor de preventie van seksueel geweld focussen op de plegers - doorgaans mannen en jongens, zegt Joan van Niekerk, voormalig voorzitter van ISPCAN (International Society for the Prevention of Child Abuse and Neglect) en onder andere landelijk coördinator Childline South Africa. ‘Als we kunnen doorgronden wat hen tot het plegen van seksueel misbruik aanzet, kunnen we voorkomen dat hun gedrag escaleert.’

Auteur: Marga Haagmans  |  Jolanda van den Braak

Internationaal onderzoek heeft ons de afgelopen decennia veel geleerd over seksueel geweld en hoe we moeten omgaan met kinderen die seksueel misbruikt zijn, zegt voormalig voorzitter van ISPCAN Joan van Niekerk. We weten welke medische en psychische zorg ze nodig hebben, hoe de wettelijke afwikkeling dient te verlopen en welke nazorg we moeten verlenen. Wat we echter lange tijd genegeerd hebben, is de preventie van seksueel geweld, vindt zij. Ook zijn er volgens haar veel fouten gemaakt op preventiegebied. ‘Niet bewust, maar we hebben fouten gemaakt die kinderen mogelijk geschaad hebben.’

Meer pijlen op preventie, hoe pakken we dat aan?

‘ISPCAN heeft een internationale bijeenkomst georganiseerd - ‘Working with men and boys’ - over de preventie van seksueel misbruik met een focus op jongens en mannen. Die bijeenkomst heeft tot een gelijknamig rapport geleid. Uit 90 tot 95 procent van de getuigenissen van kinderen komt namelijk naar voren dat de plegers mannen en jongens zijn. Dat stelt ons voor de vraag: wat gebeurt er in onze opvoeding van jongens en wat in hun transitie van jongen naar man dat hen aanzet tot seksueel misbruik?


Natuurlijk hebben we het hier over slechts een klein aantal van alle jongens en mannen, maar de ernst van het trauma van de kinderen die seksueel misbruikt zijn, verplicht ons om aandacht te besteden aan de mannelijke plegers. Daarop klinkt nog weleens kritiek: waarom moeite doen voor de pleger? Maar de pleger is onderdeel van de vergelijking. Kind plus pleger vormen samen het misbruik. Lukt het ons om de pleger uit de vergelijking te halen en te doorgronden wat hem tot seksueel geweld aanzet, dan kunnen we de uitkomst veranderen.’

Hoe bereiken we de pleger?

‘Daarvoor moeten we gebruikmaken van evidence based programma’s die ons helpen om seksueel geweld te voorkomen. We moeten kwetsbare groepen herkennen en de signalen die mogelijk wijzen op misbruik. We moeten voorkomen dat grensoverschrijdend gedrag zich progressief ontwikkelt. En we moeten de jongens en mannen die al eerder misbruik pleegden, aanspreken en vragen: hoe kunnen we voorkomen dat dit weer gebeurt?’

‘Het is een enorme fout te denken dat kinderen zichzelf kunnen beschermen tegen seksueel geweld’

John Doe

U zegt dat wij, de professionals, fouten hebben gemaakt. Wat voor fouten?

‘We zijn er lang van uit gegaan dat kinderen zichzelf kunnen beschermen tegen seksueel geweld. Veel aandacht ging daarom uit naar educatieve programma’s om kinderen te leren hoe zij seksueel misbruik kunnen voorkomen of stoppen. Een enorme fout. Kinderen over de hele wereld leren immers dat zij volwassenen moeten gehoorzamen en respecteren. Dat maakt het voor een kind extreem moeilijk om de toenadering van een volwassene af te wijzen of om controle uit te oefenen over het gedrag van een volwassene. Wat nog eens versterkt wordt door het fysieke, verstandelijke en sociaal-emotionele verschil tussen kinderen en volwassenen.’

Zijn die educatieve programma’s dan niet effectief?

‘Het is wetenschappelijk aangetoond dat dit “leren in de klas” effectief is. Je kunt een groep kinderen leren dat je een ander op bepaalde plekken van het lichaam niet hoort aan te raken. Je kunt kinderen ook leren dat zij nee mogen zeggen, dat ze mogen wegrennen en het aan iemand mogen vertellen als iemand iets tegen hun zin wil doen. Maar in onze centra zien wij kinderen die dit allemaal weten en toch misbruikt zijn.


Als pleger en slachtoffer even oud zijn, is de kans groter dat het slachtoffer controle kan uitoefenen over de pleger. Maar we zien ook plegers die even oud zijn als hun slachtoffer en een bepaalde macht hebben, bijvoorbeeld doordat zij tot een groep behoren. We zien veel groepsgewijze seksuele intimidatie en seksueel misbruik onder leeftijdsgenoten. Tegen zo’n situatie kan een kind vaak niet op. Daar hebben we jarenlang onvoldoende bij stil gestaan. We hebben programma’s omarmd die bewezen effectief zijn in de klas, maar niet in de misbruiksituatie. Daar kunnen we ons werk niet langer van laten afhangen.’

Hoe ziet een effectief preventieprogramma er dan wel uit?

‘Er bestaat niet slechts één programma. De preventie van seksueel misbruik is als een legpuzzel: ontbreekt er een stukje, dan is het plaatje incompleet. Op de vraag waarom iemand een kind misbruikt, kan ik geen eenduidig antwoord geven. Meestal komen vele factoren samen. In die persoon zelf en soms ook in de relatie tussen de pleger en het slachtoffer. We moeten er dus alle stukjes bij pakken. En net als de oorzaken, moeten ook onze preventiestrategieën meervoudig zijn, te beginnen bij primaire preventie.’

Wat is cruciaal in primaire preventie?

‘Primaire preventie gaat over de manier waarop we onze kinderen, onze jongens, opvoeden. Dat is vooral belangrijk in culturen waarin jongens en meisjes verschillend worden behandeld; waarin jongens leren dat zij hun boosheid, verdriet en seksuele gevoelens niet moeten tonen. Hoe leren we jongens dat zij als adolescent, vader en man ook een verantwoordelijkheid hebben in het opvoeden en beschermen ­­- van andere kinderen, van hun eigen kinderen, van zwakkeren in de samenleving als ouderen en gehandicapten?

Zelf ben ik opgegroeid in een zeer patriarchale cultuur. De mannen namen de beslissingen en moesten sterk zijn. Wie op school was geslagen, werd teruggestuurd om terug te slaan. In combinatie met andere factoren kan zo’n opvoeding ertoe leiden dat jongens gaan geloven dat problemen opgelost kunnen worden met seksueel of fysiek geweld. Ik geloof dan ook dat met name in patriarchale culturen het opvoeden van jongens een taak is van beide ouders.’

‘Primaire preventie gaat over de manier waarop we met name onze zoons opvoeden’
John Doe

Waaruit bestaat secundaire preventie?

‘Bij secundaire preventie komt het erop aan dat we de kinderen signaleren die zorgelijk gedrag vertonen. Kinderen die bijvoorbeeld erg geobsedeerd zijn door hun eigen seksualiteit of voor wie het aanraken van het eigen geslachtsdeel een manier is geworden om met bepaalde emoties om te gaan. We zien vaak dat kinderen die een broertje of zusje krijgen, zichzelf seksueel gaan betasten. Het geeft een behaaglijk gevoel. Maar als het de enige manier is om een gevoel van welbehagen te ervaren, ontbreekt er iets in het leven van dit kind.


Aan ons als professionals de vraag: hoe kunnen we ouders en verzorgers leren hoe zij aan de emotionele behoeften van hun kinderen tegemoet kunnen komen? Ook moeten kinderen een repertoire aangeleerd krijgen om de emotionele uitdagingen die zij tegenkomen, het hoofd te bieden.’

Ouders weten niet altijd hoe zij op de seksuele ontwikkeling van hun kinderen moeten reageren.

‘De fysieke, cognitieve en emotionele ontwikkeling van kinderen wordt in elk lesboek behandeld, maar over hun seksuele ontwikkeling is nauwelijks geschreven. Het is heel belangrijk dat ouders niet elke vorm van seksueel experimenteren veroordelen – zeker niet in de kindertijd. Als twee kinderen in bad betrapt worden op het bestuderen van zichzelf en de geslachtsdelen van de ander, kan het hen schaden als dit gelabeld wordt als onbehoorlijk gedrag.

We moeten ouders leren begrijpen dat het verkennen van het eigen lichaam en dat van een broertje of zusje normaal gedrag is. Het is goed om erover te praten, om de regels uit te leggen. Dat helpt kinderen bij het ontwikkelen van een seksuele verantwoordelijkheid als zij opgroeien tot tieners.’

En waarop moeten professionals alert zijn?

‘We vergeten vaak dat kinderen seksuele wezens zijn, dat het voor een kind heel prettig kan zijn zichzelf aan te raken, dat jongetjes met hun penis spelen. Het voelt goed, maar kinderen krijgen vaak te horen dat het niet goed is. Dat is verwarrend. We moeten een duidelijk onderscheid maken tussen gepast en ongepast aanraken, in een taal die kinderen begrijpen: ‘Niet oké’ in plaats van ‘ongepast.’


De verwarring die we creëren, is comfortabel voor plegers. Zij kunnen misbruik maken van onze onoplettendheid en fouten als professionals. Zij kunnen een kind zo beïnvloeden dat het seksueel aanraken goed voelt. En als het voor het kind geen bad touching is, hoeft het er met niemand over te praten.’

Over tieners gesproken: het seksueel misbruik van plegers begint vaak in hun vroege tienerjaren.

‘Dat klopt en op veel van dat gedrag is niet of niet afdoende gereageerd door opvoeders, zorgverleners, psychologen of docenten. Grensoverschrijdend gedrag moeten we niet afdoen als onschuldig experimenteergedrag. Een tiener die expres heel dicht langs een meisje loopt zodat hun geslachtsdelen elkaar raken of een jongen die ‘per ongeluk’ de borsten van een meisje aanraakt, dat is gedrag waarover je moet praten.

‘Grensoverschrijdend gedrag is geen onschuldig experimenteer gedrag; het is gedrag waarover je moet praten’
John Doe

Ouders zijn vaak bang om opvallend gedrag te rapporteren, bijvoorbeeld van een ouder kind dat ongepaste seksuele spelletjes speelt met een jonger kind. Ouders willen hun gezin niet openstellen voor interventie door professionals, terwijl die juist op dat moment moet plaatsvinden om te voorkomen dat dit kind grenzen blijft overschrijden. In deze fase kan het gedrag gestopt worden, het seksueel gedrag is nog niet gefixeerd.’

Hoe moeten we jonge plegers van seksueel geweld opvangen?

‘We moeten voorkomen dat we kinderen die andere kinderen misbruiken institutionele zorg opleggen. Dan plaats je zeer kwetsbare en kwetsende kinderen bij elkaar. Door de groepssamenstelling in een instelling is het risico zeer groot dat het misbruik doorgaat.


Daarom is het absoluut beter om kinderen bij pleegouders onder te brengen of in de eigen thuissituatie te houden - mits de veiligheid van andere kinderen niet in gevaar komt en je met de ouders en het kind kunt werken. Institutionele zorg biedt niet de ideale context om jeugdige plegers te leren hoe zij zich anders moeten gaan gedragen. Deze kinderen zijn vaak op zoek naar emotionele geborgenheid, naar binding.


Is een instelling onvermijdelijk, dan moet je op zoek naar een goede balans tussen supervisie en de persoonlijke ruimte van het kind. Je wilt de privacy van het kind respecteren, er zeker van zijn dat het misbruik stopt en in alle openheid kunnen praten. In veel gezinnen zijn emoties als woede en frustratie geen onderwerp van gesprek geweest. Juist tegen kinderen uit deze gezinnen moeten we zeggen: “Laten we erover praten. Laten we kijken hoe je met seksuele frustratie om kunt gaan zonder een ander kind te schaden.”’

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat kinderen de geborgenheid krijgen die ze nodig hebben, waardoor seksueel misbruik mogelijk voorkomen kan worden?

‘Uit studies weten we dat gedragingen van seksueel geweld vaak samenhangen met het missen van binding, al vanaf de allereerste levensjaren. Dat is het moment waarop problemen beginnen en voorkomen kunnen worden. Daarover spreek ik met verpleegkundigen, verloskundigen, kraamverzorgers en gynaecologen.


Professionals moeten de betrokkenheid van mannen in de gaten houden; tijdens de zwangerschap, geboorte en direct daarna. Ook moeten zij het emotionele welbevinden van de moeder goed monitoren. In het Verenigd Koninkrijk wordt een moeder op de dag dat zij bevallen is, al uit het ziekenhuis ontslagen – tenminste: als zij en de baby fysiek in orde zijn. Niemand kijkt naar de emotionele gezondheid van de moeder, of ze misschien depressief is, of er thuis armoede heerst, en of zij en haar partner goed voorbereid zijn.’

Wie hebben de belangrijkste rol in de preventie van seksueel misbruik van kinderen?

‘Om te beginnen zijn dat de artsen die de geboorte begeleiden, de kinderarts, de kraamverzorger en de verpleegkundige die de ouderlijke zorg in de gaten houden. Vaak gaat de aandacht uit naar de fysieke toestand van het kind, maar hoe gaat het met de moeder? Voelt ze zich weleens depressief? En hoe gaat ze daarmee om? Normaliseer wat normaal is, houd ogen en oren open voor wat niet normaal is en bied steun die de ouders in hun kracht zet.


De tweede belangrijke rol is weggelegd voor medewerkers van het kinderdagverblijf en docenten op de kleuterschool en basisschool. Wie komt er naar de ouderavonden? Wat deelt het kind over wat er thuis gebeurt? Ga daarover respectvol een gesprek met de ouders aan, waarbij je er rekening mee houdt dat het ouderschap een grote uitdaging is. Veel ouders werken allebei, maar de zorg voor kinderen is lang niet altijd “eerlijk” verdeeld. Ook in ontwikkelde landen komt die taak grotendeels voor rekening van de vrouw.’

‘Het is niet effectief plegers negatief te behandelen: zijn gedrag is niet oké, maar ook hij is een persoon’
John Doe

Hoe ga je als professional om met een pleger van seksueel misbruik?

‘Zie hem als een persoon met behoeften die mogelijk niet beantwoord zijn. Negeer de pleger niet. Naast het strafrechtelijke traject moet je ook kijken of er een mogelijkheid is om zijn gedrag te veranderen. Zo bescherm je ook de kinderen die mogelijk zijn pad nog kruisen. Dat is tertiaire preventie.


Wat je tegen elke pleger moet zeggen, jeugdig of volwassen, is dat seksueel misbruik de fysieke grens en de persoonlijke ruimte van een kind geweld aandoet. Plegers worden vaak op een heel negatieve manier behandeld. Maar zij nemen in zich op wat wij hen vertellen. Een negatieve, respectloze benadering is niet effectief. De manier waarop een behandelaar zich opstelt, kan de motivatie van de pleger maken of breken.’

Wie is Joan van Niekerk?

Joan van Niekerk was voorzitter van ISPCAN (International Society for the Prevention of Child Abuse and Neglect). Ze volgde een opleiding sociale wetenschappen en medisch en psychiatrisch maatschappelijk werk, waarna ze jarenlang ervaring heeft opgebouwd in de jeugdbescherming; in de praktijk en als docent en als trainer. Van Niekerk schreef vele handleidingen en artikelen en leverde een grote bijdrage aan belangrijke wets- en beleidswijzigingen ten aanzien van kindermishandeling en seksueel geweld in Zuid-Afrika. 


ISPCAN is een internationale stichting, die zich ervoor inzet multidisciplinaire kennis over de aanpak van kindermishandeling samen te brengen en te verspreiden. Meer informatie: www.ispcan.org

Risicofactoren voor seksueel grensoverschrijdend gedrag

Veel jongens die met justitie in aanraking komen vanwege zorgwekkend seksueel gedrag, praten hun delictgedrag goed of bagatelliseren het. Ze zeggen dat het slachtoffer overdreef, het zelf wilde of dat het een grapje was. Respect limits is een cognitieve sociale vaardigheidstraining van Rutgers voor jongens tussen de 12 en 18 jaar die seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben vertoond, zoals verkrachting, aanranding en sexting. Het gaat hierbij om jongens met een IQ van 80 en hoger. De helft van de jongens die aan de training deelnamen, pleegde het delict in groepsverband. De meeste slachtoffers (71%) hadden ongeveer dezelfde leeftijd als de dader.

Zie infographic

Risicofactoren

Michael weigert om een slachtoffer te blijven

De signalen waren er wel, maar niemand pikte ze op’

Michael (24) werd op z’n achtste een jaar lang seksueel misbruikt door een leraar. ‘Ik wilde de toffe jongen uithangen en stoer zijn. Daar paste dat beeld van dat kleine jongetje dat het misbruik had laten gebeuren helemaal niet bij.’

Auteur: Deborah Ligtenberg

‘Hij was heel aardig. De populairste leraar van de internationale school in Maleisië waarop ik zat. Ik was zeven toen hij mijn leraar Engels werd. Hij zei dat ik speciaal was, veel specialer dan de andere kinderen die hij kende. Hij overstelpte me met cadeautjes en bij hem thuis mocht ik zoveel ijs eten als ik wilde, schietspelletjes doen op de Nintendo en de film Men in Black kijken. Alles wat ik thuis niet mocht.

Mijn ouders vonden het goed dat ik veel bij hem was. Ook zij vonden hem heel sympathiek en nodigden hem geregeld uit om te komen eten. Achteraf was het een vooropgezet plan van hem. Door het vertrouwen van mijn ouders te winnen, won hij het vertrouwen van mij. Ik beschouwde hem als mijn tweede vader, die ik vertrouwde en waar ik van hield. Daar heeft hij op een verschrikkelijke manier misbruik van gemaakt.’

Shocktoestand

‘Ik was acht en kende hem een jaar, toen hij op een dag vroeg of ik bij hem op schoot wilde komen zitten. Hij was verdrietig, zei hij. En hij zou zich vast beter voelen als ik hem een kus op de wang gaf. Ik vond het een beetje gek, maar deed het.


Toen hij zei dat het niet echt hielp, maar dat hij zich vast beter zou voelen na een kus op zijn mond, weigerde ik omdat het niet oké voelde. Hij werd ontzettend boos. Hij gaf me álles en nu wilde ik niets terug doen? Wat was ik voor een ondankbaar kind? Mijn ouders zouden vast heel teleurgesteld zijn. Daarmee had hij me. Hij maakte handig gebruik van het feit dat ik graag door mensen aardig gevonden wilde worden: ik wilde mijn ouders niet teleurstellen, en ook hém niet.


Ik gaf mijn weerstand op, waarmee het misbruik begon. Er zijn heel perverse dingen gebeurd. Dingen die té erg zijn. Zo heftig, dat ik tijdens het misbruik in een shocktoestand raakte, waarbij mijn geest uit mijn lichaam verdween. Bij een traumatische gebeurtenis heb je drie opties: vechten, vluchten of bevriezen. Ik deed het laatste. Ik onderging het, maar mijn lichaam was niet meer van mij. Ik was er niet meer.’

Prijs voor zijn aandacht

‘Ik was in totale verwarring. De man die zo aardig voor me was, deed vreselijke dingen met me. Hoe kon hij dat nou doen? Ik dacht dat het seksueel misbruik de prijs was die ik moest betalen voor zijn aandacht, de cadeautjes en de leuke momenten die er óók waren. Ik was acht jaar, ik wist niets van seks. Ik integreerde het in mijn systeem als iets min of meer normaals.

Over de periode van een jaar heeft hij me meerdere keren misbruikt. Ik sprak er met niemand over. De dader heeft nooit gedreigd dat hij mij of mijn ouders wat zou aandoen als ik het zou vertellen, maar zei constant dat ik het niet aan mijn ouders moest vertellen, want die zouden het volgens hem niet begrijpen. Ik luisterde daarnaar.

De signalen waren er wel, maar mijn ouders hebben ze niet opgepikt. Ik plaste tot mijn negende in bed. Ook zat ik vaak aan mijn piemel, was ik op veel jonger met seks bezig dan normaal en was dat veel obsessiever. Achteraf gezien vind ik dat mijn ouders naïef zijn geweest. Een single man van 34 jaar die heel intensief met kinderen omgaat, zou je als ouder moeten wantrouwen.


Mijn moeder heeft wel eens tegen me gezegd dat als hij dingen bij me deed die ik niet wilde, ik het meteen tegen haar moest zeggen. Het probleem was alleen dat hij me het gevoel gaf dat ik het zelf wilde. Hij zei ook tegen me: “Je wilt dit toch zelf?”, waardoor ik het zelf min of meer ging geloven. Dus zei ik thuis niets.’

‘Hij zei dat ik het niet aan mijn ouders moest vertellen, omdat die het toch niet zouden begrijpen.’
John Doe

Boos en onhandelbaar

‘Het misbruik stopte toen we gingen verhuizen naar Nederland. Ook toen praatte ik er niet over. Het was zó traumatisch geweest, dat ik mijn angst en paniek wegdrukte. Doorleven alsof er niets aan de hand was leek de enige manier om ermee om te gaan.


Toen ik in de puberteit belandde, liep ik vast. Ik begon ten volle te beseffen wat er precies was gebeurd. Ik was ontzettend boos. Op de dader, op mijn ouders maar ook op mezelf. Ik wilde de toffe jongen uithangen en stoer zijn. Daar paste dat beeld van dat kleine jongetje dat het misbruik had laten gebeuren helemaal niet bij. Ik keek naar de acties van het jongetje door de ogen van een puber en vond mezelf zwak en zielig.


Ik werd onhandelbaar, agressief en spijbelde veel. Mijn ouders begrepen niet wat er met me een de hand was en stuurden me naar meerdere hulpverleners, maar ik voelde me onbegrepen en weigerde open te staan voor hulp van buitenaf.’

Negen aanklachten

‘Ik heb het geluk dat ik een heel fijne familie heb, waardoor ik me op mijn zestiende veilig genoeg voelde om het toch te vertellen. Inmiddels was tot me doorgedrongen dat het niet normaal was wat de dader had gedaan. Ik vond hem nu ziekelijk en verknipt. Ik moest mijn verhaal kwijt zodat ik niet ten onder zou gaan aan mijn eigen destructieve gedrag.

‘In de puberteit begon ik ten volle te beseffen wat er precies was gebeurd. Toen liep ik vast’
John Doe

Mijn ouders schrokken zich natuurlijk kapot. Bij hen vond ik de steun en troost die ik nodig had. Ze schakelden Interpol in, die de dader opspoorde in Engeland. Uiteindelijk lagen er negen aanklachten van seksueel misbruik tegen hem, maar tot een zaak is het niet gekomen. Vlak voordat hij moest voorkomen, heeft hij een einde aan zijn leven gemaakt. Ik was daar erg boos over. Ik had hem keihard de waarheid willen zeggen. Ik wilde alle rotzooi, alle pijn die hij mij had gegeven aan hem teruggegeven.’

Gespecialiseerde hulp

‘Ik ging pas in therapie toen ik 21 was. Tot die tijd dacht ik dat ik het zelf wel kon, maar opnieuw liep ik vast. Alles verbond ik aan het misbruik: Intimiteit, vertrouwen, vriendschap en seksualiteit. Liefdevol met een meisje vrijen, kon ik niet. Ik kon er geen gevoel bij toelaten. Daarom bezocht ik prostituées, iets waar ik bijna failliet aan ging. Er mislukten twee studies omdat ik mijn kop er niet bij kon houden.


Ik had er genoeg van en besloot gespecialiseerde hulp te zoeken. Ik vond een heel goede therapeut die deskundig is in de behandeling van seksueel misbruik bij jongens. Hij weet precies wat ik nodig heb. Dóór de pijn heen gaan bijvoorbeeld. Alle ellende, al mijn schaamte en schuldgevoel heb ik bij hem onder ogen gezien. Als je dat niet doet, kun je nooit verder met je leven.’

Vrij van het trauma

‘Ik weet dat ik me ooit volledig vrij zal voelen. Vrij van het trauma, de herinneringen en de beperkende effecten die het misbruik op mijn functioneren heeft. De gedachte dat ik me over mijn slachtofferschap kan heen zetten is een enorme drijfveer voor me.


Ik word goed begeleid door mijn therapeut en de mannengroep met slachtoffers van seksueel misbruik, waarin ik in zit. Dankzij hen weet ik dat het nodig is om je slachtoffer te voelen, zodat je onder ogen kunt zien wat er is gebeurd. Maar dat betekent niet dat je altijd slachtoffer hoeft te blijven. Die keuze kun je zelf maken. Het is sterk om onder ogen te zien dat ik slachtoffer was van een pedoseksueel, maar het is nog sterker om te besluiten dat je verleden geen beperking hoeft te zijn voor je toekomst.


Het gaat goed met me. Ik heb controle over mijn leven. Mijn studie loopt prima, ik heb sinds een half jaar een vriendin en het contact met mijn familie is heel goed. De boosheid die ik voelde tegenover mijn ouders, is weg. Zij hebben er een enorm schuldgevoel over, maar op een gegeven moment is het ook voor hen belangrijk om het af te kunnen sluiten. Ook zij zijn slachtoffer geweest.”

Vergeven

‘De dader heb ik vergeven. Niet dat ik begrijp wat hij heeft gedaan. Hij heeft ziekelijke spelletjes gespeeld met mijn lichaam, mijn emoties en mijn familie. Met vergeven bedoel ik dat ik accepteer dat ik het verleden niet kan veranderen. Ik heb mijn boosheid losgelaten, omdat ik wat van mijn leven wil maken. Dat ben ik aan dat kleine jongetje van toen verplicht. Want, en dat is misschien het belangrijkste, ik heb het mijn achtjarige ik ook vergeven.’

Iva Bicanic, Landelijk Psychotraumacentrum en Centrum Seksueel Geweld

‘Plegers van seksueel geweld zijn vaak leeftijdgenoten?’

Bij seksueel geweld wordt vaak aangenomen dat de pleger een oudere man is. In werkelijkheid zijn daders van eenmalige verkrachtingen meestal jonge jongens. Pubers van beide seksen bewaken hun grenzen slecht. ‘Meisjes voelen zich veiliger bij leeftijdgenoten.’

Auteur: Petra Wolthuis


Psycholoog en onderzoeker Iva Bicanic is coördinator van het Landelijk Psychotraumacentrum, dat zich specifiek richt op traumaslachtoffers tot 25 jaar. Daarnaast is ze initiatiefnemer van het Centrum Seksueel Geweld (CSG), dat zich richt op acute verkrachtingsslachtoffers van alle leeftijden. In 2012 werd het eerste CSG opgezet, in het UMC Utrecht, eind van dit jaar zullen er in totaal zestien centra verspreid over Nederland zijn. Het centrum is een samenwerking tussen medische, forensische en psychologische deskundigen die acute slachtoffers helpen en onderzoeken.

Uit onderzoek is bekend dat vooral meisjes tussen 14 en 24 jaar kwetsbaar zijn voor seksueel geweld. ‘In die leeftijdsgroep hebben meisjes en vrouwen vier keer meer kans om een verkrachting mee te maken dan meisjes of vrouwen uit andere leeftijdsgroepen’, zegt Bicanic. De gemiddelde leeftijd van verkrachtingsslachtoffers die zich bij het CSG melden is 21 jaar en bijna de helft is zelfs jonger dan 18 jaar. Het gaat trouwens niet alleen om meisjes; tien procent van de slachtoffers die hier komen, is jongen.


In 2015 onderzocht de psycholoog 323 meisjes tussen 12 en 25 jaar die het Landelijk Psychotraumacentrum van UMC Utrecht bezochten, nadat ze te maken hadden gekregen met een (poging tot) verkrachting. Het ging hierbij om slachtoffers van eenmalig seksueel geweld, wat iets anders is dan bijvoorbeeld slachtoffers van jarenlang seksueel misbruik. Daarbij bleek dat zestig procent van de daders een leeftijdgenoot was van die meisjes: peerrape. Dertig procent van de daders was een onbekende oudere en tien procent een bekende oudere, zoals een oom of buurman.

Over de grens

Dat de meeste plegers van eenmalig seksueel geweld leeftijdsgenoten zijn, is niet zo gek, zegt psycholoog Bicanic. ‘Een meisje ziet minder gevaar als ze in de buurt van een leeftijdgenoot is, en al helemaal niet als ze hem van school of vrienden kent. In de nabijheid van een oudere man zal een meisje (of jongen) alerter zijn.’ Bovendien is adolescentie een spannende periode. Tieners experimenteren onderling graag met seks, drugs of alcohol. Zij ontdekken wat ze leuk vinden en waar hun wensen en grenzen liggen. Maar grenzen zijn niet altijd even duidelijk voor iedereen, en aan experimenteren kleven risico’s.


Bicanic geeft als voorbeeld: ‘Het kan fout gaan als jongeren door alcohol- of drugsgebruik zo opgewonden of bedwelmd raken dat zij geen stopsignalen meer geven of waarnemen bij de ander. Een 14-jarige die vrijwillig met een jongen meegaat om te zoenen, bedenkt vooraf niet dat die ander wellicht meer wil en al helemaal niet dat hij daarbij misschien haar seksuele grenzen gaat overschrijden. Die jongen zelf waarschijnlijk ook niet. Pubermeisjes en -jongens kunnen nieuwsgierig en naïef zijn. Zij overzien de gevolgen van hun handelen niet. Pas als een jongen opeens de kamerdeur afsluit, beseft de ander dat ze in een gevaarlijke situatie is terechtgekomen en niet meer weg kan.’

 

‘Door de extreme angst die een meisje of jongen op zo’n moment ervaart, kan Rape Paralyse optreden. Dat is een toestand waarbij het slachtoffer letterlijk verlamt en als het ware in een slappe pop verandert. De pleger ontvangt geen signalen en ziet dit als vrijbrief om door te gaan. Het slachtoffer kan later psychische problemen krijgen, omdat ze achteraf niet begrijpt waarom ze niet geschreeuwd of geschopt heeft om de ander te stoppen. Maar ze kon niet anders.”

Veelplegers stoppen

Net zoals er bij slachtoffers een eerste keer is (first victims), is die er ook bij daders (first offenders). Bicanic: “Bij sommige jonge jongens die over de schreef gingen, blijft het bij die ene keer. Zij hebben spijt van hun daad zodra ze beseffen hoeveel leed ze hebben aangericht. Wat ons echter grote zorgen baart, zijn de jongens die willens en wetens over de grens blijven gaan. Die hebben ook andere delicten op hun naam staan, zoals inbraak en diefstal.” 


Deze veelplegers zijn volgens Bicanic dikwijls opgegroeid in een gewelddadige en onveilige omgeving. Ook zij zijn op jonge leeftijd getraumatiseerd of beschadigd in hun lichamelijke integriteit, bijvoorbeeld door mishandeling of seksueel misbruik.

‘Het is zo belangrijk om die negatieve cyclus te doorbreken. Ik pleit er daarom voor dat jonge daders al bij de eerste geweldsdaad de juiste therapie krijgen, waarbij ze gestimuleerd worden om hun leven opnieuw op te bouwen en herhaling te voorkomen. Want een langdurig seksueel misbruikte jongen of meisje sluit zijn of haar gevoel af en ontwikkelt een negatief zelfbeeld. Overigens worden niet dat alle misbruikte jongens zelf dader, dat is een mythe.’

Pubers blijven pubers

Seksueel geweld tegengaan is niet eenvoudig. Ouders kunnen hun kinderen waarschuwen voor gevaarlijke situaties; bij hun kinderen kunnen ze nadrukkelijk het belang van respect in de omgang met anderen onderstrepen. Maar pubers blijven pubers en luisteren over het algemeen zelden.


Wat dan wel? Gevechtstrainingen hebben weinig zin volgens Bicanic. ‘Als iemand je van je fiets sleurt en je raakt verlamd van angst, is het moeilijk om technieken toe te passen. Uit een recente Canadese studie blijkt dat vaardigheidstraining een meisje wel weerbaar maakt en ervoor zorgt dat ze minder snel in riskante situaties verzeild raakt; de kans op een nieuwe verkrachting wordt erdoor verminderd. Ook opgroeien in een warm gezin waar men openlijk over seksuele wensen en grenzen praat, kan risico op negatieve ervaringen verminderen. Niet alleen het risico om slachtoffer te worden, maar ook het risico om pleger te worden wordt daarmee beperkt.

Slachtoffers van sexting

Helaas wordt het steeds moeilijker om jongeren in deze tijden van social media te beschermen. ‘Ik zie in ons centrum meer slachtoffers van sexting; het versturen van erotische afbeeldingen en seksueel getinte berichten. Vergis je niet: als het misgaat, is dat ook seksueel geweld en het leidt tot dezelfde klachten als een verkrachting.’

Een voorbeeld van sexting is een erotische foto als chantagemiddel gebruiken om zo een meisje tot seksuele handelen te dwingen. ‘Weigert ze, dan wordt gedreigd haar naaktfoto op het internet te plaatsen. Dat is uitermate beschamend voor een meisje. Dus gaat zij akkoord en belandt ze zo in een val waar ze maar moeilijk uitkomt.’

Terugkomen

Voor pubers die rond hun twaalfde jaar met seksueel geweld te maken krijgen, is de coping strategie vooral om er niet aan te denken en zeker nergens over te praten. Bicanic: ‘Dat maakt het lastig hen te bereiken. Daarom vragen we deze jongeren soms om na één of twee jaar terug te komen.’

‘Jonge daders moeten de juiste therapie krijgen, gericht op het opnieuw opbouwen van hun leven en voorkomen van herhaling’
John Doe

In de tussentijd zijn sommigen verliefd geworden en ervaren seksuele gevoelens. ‘Dat kan gepaard gaan met spanningen, angsten en verdriet. Een liefdevolle streling of zoen activeert onverwerkte traumatische herinneringen. Het lichaam onthoudt namelijk alles. Als dat gebeurt, kunnen ze hier terecht voor traumabehandeling, waaronder EMDR of cognitieve gedragstherapie met ouderbegeleiding. We proberen slachtoffers te helpen om weer door te gaan met hun leven. En datzelfde moet ook gebeuren bij jonge daders die zelf ook vaak slachtoffer zijn of zijn geweest.’

Jongeren en seks: nare ervaringen

  • 14% van de meisjes zegt te zijn overgehaald tot de eerste keer geslachtsgemeenschap. Bij de jongens is dat 5%. Bij 0,2% van de jongens en 3,3% van de meisjes was er sprake van dwang bij hun eerste keer.

  • 7% van de meisjes heeft wel eens geslachtsgemeenschap gehad tegen haar wil, tegenover bijna 2% van de jongens.

  • 6% van de jongens en 12% van de meisjes geeft aan dat er wel eens iemand boos op hen is geworden om seks te kunnen hebben.

  • 2% van de jongens en 6% van de meisjes geeft aan dat er fysiek geweld tegen hen is gebruikt (vasthouden, slaan of een wapen gebruiken).

  • 6% van de jongens en 2% van de meisjes zegt dat ze wel eens een seksfoto of -filmpje van iemand anders hebben verstuurd.

  • Uit een recente studie onder jongeren tussen 12-25 jaar (2015) blijkt dat 61 % van de Nederlandse meisjes en 20,4 % van de jongens te maken heeft gehad met onvrijwillige seks.

  • Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Suspendisse varius enim in eros elementum tristique.
  • 14% van de meisjes zegt te zijn overgehaald tot de eerste keer geslachtsgemeenschap. Bij de jongens is dat 5%. Bij 0,2% van de jongens en 3,3% van de meisjes was er sprake van dwang bij hun eerste keer.

  • 7% van de meisjes heeft wel eens geslachtsgemeenschap gehad tegen haar wil, tegenover bijna 2% van de jongens.

  • 14% van de meisjes zegt te zijn overgehaald tot de eerste keer geslachtsgemeenschap. Bij de jongens is dat 5%. Bij 0,2% van de jongens en 3,3% van de meisjes was er sprake van dwang bij hun eerste keer.

  • Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Suspendisse varius enim in eros elementum tristique.
  • 6% van de jongens en 12% van de meisjes geeft aan dat er wel eens iemand boos op hen is geworden om seks te kunnen hebben.

  • 6% van de jongens en 12% van de meisjes geeft aan dat er wel eens iemand boos op hen is geworden om seks te kunnen hebben.

  • Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Suspendisse varius enim in eros elementum tristique.

  • Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Suspendisse varius enim in eros elementum tristique.

  • Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Suspendisse varius enim in eros elementum tristique.

  • Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Suspendisse varius enim in eros elementum tristique.

  • Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Suspendisse varius enim in eros elementum tristique.
  • 2% van de jongens en 6% van de meisjes geeft aan dat er fysiek geweld tegen hen is gebruikt (vasthouden, slaan of een wapen gebruiken).

  • 6% van de jongens en 2% van de meisjes zegt dat ze wel eens een seksfoto of -filmpje van iemand anders hebben verstuurd.

  •  Uit een recente studie onder jongeren tussen 12-25 jaar (2015) blijkt dat 61 % van de Nederlandse meisjes en 20,4 % van de jongens te maken heeft gehad met onvrijwillige seks

Bronnen: 

  • Seks onder je 25ste 2012 (Rutgers WPF & Soa Aids)

  • PlosOne (juli 2015), ‘Prevalence of Non-Volitional Sex Types and Associated Factors: A National Sample of Young People’, N.Dukers-Muijrers e.a.

Goed vaderschap: cruciaal in de strijd tegen misbruik

Jongens die van hun vader hebben gehoord en gezien hoe je respectvol met vrouwen omgaat, zullen minder snel grensoverschrijdend seksueel gedrag vertonen dan jongens die zo’n rolmodel hebben gemist. Onderzoek hiernaar staat nog in de kinderschoenen, maar Channah Zwiep en Louis Tavecchio, twee wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam, zien een duidelijk verband. Zes aspecten van goed vaderschap.

Auteur: Berber Bijma 


6 tips 

voor goed vaderschap

1. Betrokken en open over seksualiteit

1. Betrokken en open over seksualiteit

Wetenschappelijk onderzoek naar de rol van vaders in de seksuele opvoeding is beperkt. De reden daarvoor blijkt uit de schaarse onderzoeken die er wél zijn: de seksuele opvoeding van kinderen wordt voor het overgrote deel gedaan door moeders.


Het aantal moeders dat met haar kinderen praat over lichamelijke ontwikkeling, seksualiteit en relaties, is niet eens zo heel groot, maar al vele malen groter dan de groep vaders, zegt onderzoekster Channah Zwiep. ‘Uit onderzoek door studenten van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat vaders de laatste jaren wel iets actiever zijn geworden in de seksuele opvoeding, maar nog steeds relatief weinig doen.’ Diezelfde vaders gaven in het onderzoek overigens aan heel tevreden te zijn over de seksuele opvoeding – die ze dus grotendeels aan de moeder overlaten.


Karakteristieken van goed vaderschap met het oog op seksuele opvoeding zijn, naast betrokkenheid, onder meer ook: ontspannenheid, openheid en ruimte bieden aan de seksuele ontwikkeling. Zwiep adviseert: ‘Benadruk de leuke kanten van seks in plaats van te wijzen op risico’s. Een positieve houding in de opvoeding bevordert een gezonde seksualiteitsbeleving van het kind en de latere volwassene.’


Ook het aangeven van grenzen is een rol die de vader op zich kan nemen. Zwiep: ‘Een peuter kan het vanzelfsprekend vinden om aan borsten te voelen, maar moet wel leren dat je dat niet zomaar bij iedereen kan doen. Het is niet voorbehouden aan de moeder om dat duidelijk te maken. Ook stoeien, wat vaders veel meer doen dan moeders, leent zich goed voor het aangeven van die grenzen: je best doen en willen winnen is prima, maar een ander écht pijn doen of beschadigen, is dat niet. Respect hebben voor jezelf en voor anderen leert een kind op die manier via alledaagse situaties.’


Dat er nog nauwelijks onderzoek is gedaan naar de relatie tussen de seksuele opvoeding door vaders en (het voorkomen van) seksueel misbruik, is volgens prof. dr. Louis Tavecchio een ‘gapende lacune in de wetenschap’. ‘Toch is die relatie evident: een vader heeft als goed rolmodel waarschijnlijk een positieve uitwerking op de seksuele opstelling van hun zoons later.’

2. Bewaar evenwicht tussen waarschuwen en loslaten

2. Bewaar evenwicht tussen waarschuwen en loslaten

Zwart-wit geschetst: moeders zien vooral gevaren. Of het nu gaat om een klimmende kleuter of een puber die seksueel actief wordt: de moeder waarschuwt liefst. Dochters krijgen op het hart gedrukt dat ze niet met 'vreemde' mannen mee moeten gaan, (jonge) zoons krijgen soms van hun moeder te horen dat doktertje spelen ‘niet hoort’.


Vaders daarentegen geven in het onderzoek van Zwiep aan dat ze minder moeite hebben met dat doktertje spelen. Deden ze vroeger zelf ook. En als peuters of kleuters veel aan hun piemel zitten? Tja, dat is nu eenmaal een vrij prominent onderdeel van een jongenslichaam, denken veel vaders. Laat ze maar ontdekken.

Beide uitersten, van verbieden tot ‘niks mis mee’, hebben hun voor- en nadelen. De waarschuwende moeder benadert lichamelijkheid vooral negatief, maar geeft ook terechte grenzen aan. De ‘makkelijke’ vader is relaxed over lichamelijkheid, maar kan ook té makkelijk worden door zich niet druk te maken om de gezonde grenzen van het kinderlijke spel.


Juist daarom is het zo belangrijk dat vader en moeder sámen de seksuele opvoeding op zich nemen. ‘Ze houden elkaar in evenwicht’, zegt emeritus hoogleraar Louis Tavecchio. Samen kunnen ze ook de ruimte én de grenzen aangeven, stelt onderzoekster Channah Zwiep. ‘Bijvoorbeeld: prima als je je piemel wilt onderzoeken, maar niet waar opa en oma bij zitten.’

3. Goed voorbeeld doet goed volgen

3. Goed voorbeeld doet goed volgen

Het beste middel dat vaders in handen hebben om hun zoons een gezonde seksuele moraal bij te brengen, zijn ze zelf. Het verband tussen een goede seksuele opvoeding en het voorkómen dat zoons op latere leeftijd plegers van misbruik worden, is weliswaar niet hard aangetoond, het ligt wel voor de hand, zeggen Tavecchio en Zwiep. ‘De precieze mores kunnen per land en per gezin verschillen’, zegt Zwiep, ‘maar in het algemeen geldt dat vaders andere vrouwen respectvol moeten benaderen. Dus ze bijvoorbeeld geen sletjes noemen, ze niet nafluiten op straat en hun eigen vrouw niet ongevraagd op de billen slaan.’


Kinderen die het vanzelfsprekend vinden dat hun ouders respectvol met elkaar omgaan en voor wie een knuffelmoment van papa en mama geen uitzondering is, ontwikkelen gezond seksueel gedrag. ‘De zichtbaarheid van respect en liefde heeft een gunstig effect op de seksuele opstelling van zoons’, zegt Tavecchio.


Vaders kunnen ook het goede voorbeeld geven door open en eerlijk met hun (jonge) kind te praten over lichamelijkheid en seksualiteit. Niet alleen als hun kind met een vraag komt, maar ook op eigen initiatief. ‘Dat maakt het voor kinderen makkelijker om op andere momenten ook over seksualiteit te beginnen, bijvoorbeeld als ze op school iets raars over seks hebben gehoord wat ze niet begrijpen’, zegt Zwiep.

4. Geen dubbele moraal

4. Geen dubbele moraal

Tavecchio betreurt dat rites de passage (overgangsrituelen) in verreweg de meeste culturen zijn verdwenen: de inwijdingsrituelen van soms wel enkele weken waarmee jongens een duidelijke stap richting volwassenheid zetten. ‘De meeste maatschappijen hebben geen handvatten meer om de seksuele opvoeding vorm te geven. Die opvoeding gebeurt nu vaak letterlijk op straat en op de social media.’


Hoe ouders de seksuele opvoeding vormgeven, hangt sterk samen met hun culturele achtergrond. Uit onderzoek onder Turkse en Marokkaanse vaders in West-Europa blijkt dat zij nauwelijks aan seksuele opvoeding doen of pas als het kind in de puberteit is. Bovendien beperkt die voorlichting zich dan grotendeels tot ‘technische’ informatie , bijvoorbeeld over zwangerschap.


‘Vanuit het islamitische geloof speelt het woord “respect” wel vaak een rol in zo’n gesprek tussen vader en kind’, zegt Zwiep, ‘maar het gesprek zelf komt vaak wel erg laat.’ In islamitische culturen is de seksualiteit van meisjes een groot taboe. Zonder dat er in de meeste gevallen over wordt gesproken, krijgen meisjes al heel jong mee dat seksualiteit vooral gezien moet worden in het perspectief van voortplanting en verder – soms letterlijk – zo bedekt mogelijk moet blijven.


Ook de Westerse cultuur kent zijn taboes, met name in de Verenigde Staten. Tavecchio: ‘Als een jongetje van een jaar of drie op het strand bloot loopt, neemt menige moeder daar aanstoot aan, als was het zedeloos.’


Er is sprake van een dubbele moraal, stelt Zwiep. ‘Aan de ene kant is seks overal beschikbaar, maar aan de andere kant gaan we steeds behoudender om met lichamelijkheid. In Nederland mogen peuters bijvoorbeeld niet meer bloot in het badje in de kinderopvang. Tien jaar geleden deed niemand daar moeilijk over. Hoewel hygiëne vaak als argument wordt gegeven, speelt angst voor pedofielen een grote rol. We zijn wat dat betreft een beetje doorgeslagen. De vraag is: welke boodschap geef je kinderen hierdoor mee over lichamelijkheid?’

5. Werk samen met de moeder

5. Werk samen met de moeder

Veel moeders zien zichzelf als hoofdopvoeder. Amerikaanse wetenschappers gaven aan hun gedrag een naam: maternal gate keeping. De moeder fungeert als poortwachter; zíj bepaalt hoeveel ruimte de vader krijgt in de opvoeding. De een zet de deur op een kier, de ander zet ‘m wijd open. Vaders die proberen de deur verder open te krijgen, maar voortdurend nul op het rekest krijgen, geven het op een gegeven moment op.


Dat klinkt als een verwijt aan de moeders, maar zo eenvoudig ligt het niet, zegt Tavecchio. ‘De rol van de moeder als hoofdverantwoordelijke voor alles wat er met het kind gebeurt, is heel diep ingesleten in veel culturen. Uit de onderzoeken naar maternal gate keeping blijkt zelfs dat sommige moeders gaan twijfelen aan hun eigen kwaliteit als opvoeder wanneer de vader een grote rol heeft in de opvoeding en die goed invult. Dat kan bij moeders een gevoel van falen oproepen. Hun partner wordt als het ware hun concurrent.’


De boodschap aan moeders blijft niettemin: geef je partner de ruimte. Dat benadrukt ook Channah Zwiep. Zij ziet bovendien nóg een taak voor moeders: zwengel al vroeg in de opvoeding het gesprek aan. Een moeder hoeft niet tegen wil en dank de seksuele opvoeding in haar eentje op zich te nemen. Ze kan goed tegen de vader zeggen: ‘Leg jij maar uit hoe een piemel werkt.’ Ook afspraken over de namen waarmee geslachtsdelen worden benoemd of over bloot lopen in huis, kunnen prima samen gemaakt worden.

6. Sta open voor opvoedingsondersteuning

6. Sta open voor opvoedingsondersteuning

Uit onderzoek van Zwiep blijkt dat vaders vaak behoefte hebben aan opvoedinformatie. Bijna de helft van de geïnterviewden heeft vragen over seksuele opvoeding. Zoals: wat is normaal seksueel gedrag en wat niet? Hoe moet ik mijn kinderen begeleiden en hoe praat ik met mijn kind over seks? Toch blijken professionals zich vaak vooral op de moeders te richten, als het gaat over opvoedingsondersteuning.


Om dit aan te tonen legden onderzoekers ooit een bijeenkomst voor aanstaande ouders vast op video, zonder dat de (vrouwelijke) professional die de voorlichting gaf, wist waarvoor de opname was bedoeld. Na afloop bleek dat zij zich uitsluitend op vrouwen had gericht. Zelfs bij het beantwoorden van de vraag van een man had ze zich op diens partner gericht.


Ondanks dit voorbeeld-van-hoe-het-niet-moet, zien zowel Zwiep als Tavecchio de laatste jaren goede tekenen: professionals in onderwijs, zorg en opvoedbegeleiding betrekken steeds vaker mannen bij de opvoeding. Andere aandachtspunten zijn expliciet aan vaders gerichte uitnodigingen, meetings voor vaders, de mogelijkheid om buiten werktijd afspraken te maken, en foto’s van vaders in informatiefolders.

Wie is wie?

  • Channah Zwiep, pedagoog, ontwikkelingspsycholoog en auteur van diverse publicatie over de seksuele ontwikkeling en opvoeding van jonge kinderen. Channah Zwiep is eerder dit jaar overleden.

  • Louis Tavecchio, emeritus hoogleraar pedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam, met onder meer vaderschap als aandachtsgebied

Verder lezen

Verder lezen

  • Zwiep, C.S. (2015). 'Vaders en seksuele opvoeding: een prima combinatie.' Pedagogiek In Praktijk.

  • Louis Tavecchio, emeritus hoogleraar pedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam, met onder meer vaderschap als aandachtsgebied

SRSG Marta Santos Pais:

‘De preventie van misbruik begint bij het aanpakken van stereotypen’

In 2030 moet alle geweld tegen kinderen, waaronder seksueel misbruik, wereldwijd zijn uitgebannen. Als het aan Speciaal VN-Vertegenwoordiger inzake Geweld tegen Kinderen (SRSG) Marta Santos Pais ligt, wordt dat doel nog eerder bereikt. ‘De hele wereld staat hierachter.’

Auteur: Brechtje Keulen


Volgens de Post-2015 Development Agenda van de Verenigde Naties moeten kindermisbruik, uitbuiting en alle andere vormen van geweld tegen kinderen in 2030 wereldwijd zijn uitgebannen. SRSG Marta Santos Pais bezoekt beleidsmakers, professionals uit de zorgsector en lokale leiders over de hele wereld om met hen te spreken over de preventie van geweld tegen kinderen. ‘Geweld en misbruik zijn niet onvermijdelijk. Ze kunnen voorkomen worden. Dat is een heel belangrijk uitgangspunt. Het is belangrijk om taboes te doorbreken en good practices te verzamelen; onder meer als het gaat om werken met jongens en mannen.’

Geweld tegen kinderen is te voorkomen; dat was ook een belangrijke boodschap uit de UN-Violence Study uit 2006. Waarom vindt u het belangrijk die slogan te blijven herhalen? 

‘Autoriteiten hebben wereldwijd nog altijd te weinig oog voor preventie, terwijl uit onderzoek gebleken is dat geweld tegen kinderen daadwerkelijk afneemt als we daar vroeg genoeg in investeren. De gevolgen van geweld en de kosten die daarbij horen zijn enorm. Volgens de laatste cijfers van de WHO zijn in Europa jaarlijks minstens 18 miljoen kinderen slachtoffer van seksueel misbruik. Dat is een heel hoog aantal, en dan hebben we het alleen nog maar over één regio en één vorm van geweld.


De ervaring van misbruik zal een stempel drukken op het leven van een kind. Het zal zijn gevoel van eigenwaarde, zijn vertrouwen in anderen en zijn algemene lichamelijke en psychische gezondheid aantasten. Dat kan enorme gevolgen hebben.’

Kinderen die opgroeien in een gewelddadige omgeving, hebben een grotere kans om later zelf geweldsdelicten te plegen, soms ook seksueel misbruik. Wat is het verband tussen die verschillende vormen van geweld?

‘Kinderen die bijvoorbeeld vanaf heel jonge leeftijd geslagen worden als ze zich misdragen, leren dat conflicten met geweld worden opgelost. Zij zullen soms niet begrijpen dat er andere manieren zijn om met woede, frustratie of spijt om te gaan. Slachtoffers van geweld zullen dus in sommige gevallen gaan herhalen wat hen is overkomen. Zij zijn niet in staat om uit deze cirkel van geweld te breken.


Hieruit kan ook seksueel misbruik voortkomen. Veel plegers van seksueel misbruik zijn ooit zelf slachtoffer geweest van seksueel misbruik of andere vormen van geweld. Het is enorm belangrijk om plegers – in veruit de meeste gevallen jongens en mannen – niet alleen te straffen, maar hen ook te begeleiden en ondersteunen.’

Wat vindt u van de nadruk op het werken met jongens en mannen, als onderdeel van een misbruikpreventiestrategie?

‘In de preventie van kindermisbruik hebben we ons altijd op empowerment van vrouwen gericht. Dat is ook belangrijk: in verschillende culturen heersen overtuigingen, bepaalde patriarchale structuren of gewoontes en gebruiken die meisjes kwetsbaar maken voor seksueel misbruik. Denk bijvoorbeeld aan het idee dat iemand van HIV zou kunnen genezen door geslachtsgemeenschap te hebben met een maagd. Dat zijn zorgwekkende praktijken waar we ons tegen moeten verzetten.


De andere kant van de medaille is dat we er – met onze eigen stereotypische benadering – vaak vanuit gaan dat mannen en jongens alleen plegers zijn, en vrouwen en meisjes de slachtoffers. Daarbij vergeten we dat mannen vaak ook slachtoffers zijn geweest die niet goed zijn begeleid, mogelijk omdat ze er niet over gesproken hebben.


Recent onderzoek in Cambodja laat zien dat het aantal jongens dat slachtoffer wordt van seksueel misbruik ongelofelijk hoog is, en zeker niet lager dan het aantal meisjes dat hiermee te maken krijgt. Maar jongens melden misbruik niet vaak. Ze zijn bang dat er over hen gepraat zal worden, dat ze niet sterk genoeg waren om zichzelf te verdedigen, dat ze zullen worden gezien als slechte mensen zonder principes.’

Hoe moeten zulke culturele aspecten meewegen als het om preventie van geweld en seksueel misbruik gaat?

‘We moeten zulke taboes in alle culturen doorbreken, maar het is ook zaak om te begrijpen wat erachter zit, om het beter te kunnen aankaarten. Dat doe je door respectvol in gesprek te gaan met religieuze leiders en andere spilfiguren, de media, door families te steunen en professionals te trainen. Het belangrijkste is ervoor te zorgen dat als een kind vertelt over seksueel misbruik op school – een groot taboe in de meeste samenlevingen – dat we dan luisteren en maatregelen nemen om het kind te beschermen.’

Hoe kunnen we er in de praktijk voor zorgen dat jongens en mannen ook daadwerkelijk onderdeel worden van preventiestrategieën?

‘Eerst moeten we zorgen dat alle landen van de wereld wetgeving hebben die misbruik en geweld verbiedt. In de beleidsagenda moet worden opgenomen dat preventie centraal staat, en dat het geen vrijblijvende optie is.


Primaire preventie bestaat ook uit het informeren en bewustmaken van de bevolking. Parlementariërs en beleidsmakers zijn hier de spilfiguren: zij zijn betrokken bij de beleidsagenda, en hebben vaak invloed op de verdeling van budgetten. Plaatselijke leiders, zoals burgemeesters of religieuze leiders, kunnen heel goede ambassadeurs zijn en het probleem bespreekbaar maken. Samen kunnen zij miljoenen mensen bereiken.


Bij primaire preventie van misbruik en geweld is het ook belangrijk om stereotypen in de maatschappij aan te pakken. Een kind krijgt ze al heel vroeg mee binnen het gezin: in de meeste samenlevingen is de moeder nog steeds de aangewezen persoon om voor de baby te zorgen, terwijl de vader de kostwinner is. Het is onze taak om deze perspectieven en houdingen wereldwijd te veranderen.


We weten dat plegers de slachtoffers vaak van dichtbij kennen. Als we dus echt iets willen veranderen, moeten we doordringen tot de huiselijke sfeer. Daarom zijn radio en tv-campagnes zo belangrijk.’

En hoe werkt dat in secundaire en tertiaire preventie?

‘Professionals spelen een heel belangrijke rol in secundaire preventie, doordat zij direct werken met ouders en kinderen, en in het bijzonder met risicogroepen. Zij werken ook met de plegers, die niet alleen gestraft maar ook geholpen moeten worden. Zo zijn hulpverleners ook verantwoordelijk voor tertiaire preventie: ze kunnen voorkomen dat iemand opnieuw slachtoffer wordt doordat het systeem hen niet adequaat kan helpen.


Daarnaast spelen professionals een belangrijke rol in het verzamelen van good practices: ze verzamelen bewijzen van wat werkt en zijn daarmee deel van een heel belangrijke beweging die geweld en misbruik wereldwijd moet uitbannen. Organisaties als ISPCAN, waarin professionals van over de hele wereld zich verenigen, maken die wereldwijde uitwisseling van kennis mogelijk.’


Kunt u een voorbeeld geven van een succesvol project dat inzet op preventie door gericht met mannen en jongens te werken?

‘In de favela’s van Brazilië loopt een succesvol project dat me erg aanspreekt, Program H. Jongens en mannen kunnen er deelnemen aan een cursus die hen leert verantwoordelijkheden in het gezin te delen met hun vrouw: de baby in bad doen, een maaltijd voor kinderen bereiden of gesprekken voeren met artsen en leraren.


Deze cursus stuitte op veel verzet totdat duidelijk werd dat mannen en jongens die de cursus doorlopen hadden, mochten meedoen aan een groot voetbaltoernooi. Brazilianen zijn gek op voetbal, dus iedereen deed echt zijn best voor de cursus. Het resultaat was een enorme afname van huiselijk geweld, geweld tegen kinderen en kindermisbruik.


Dit project werkt zowel primair, secundair als tertiair preventief. Het zorgt voor bewustzijn in de samenleving en het pakt stereotypes aan, het richt zich op een risicogroep – bewoners van de Braziliaanse favela’s waar relatief veel seksueel geweld voorkomt. En ten slotte zorgen het veranderde gedrag en de houding van de mannen ervoor dat kinderen in een veiligere omgeving opgroeien en de kans hebben om de vicieuze cirkel van geweld te doorbreken. Vanwege het succes wordt het project op dit moment geïntroduceerd in andere landen, waaronder Zuid-Afrika.’

Wat is uw prioriteit als SRSG de komende tijd?

‘De UN-Violence Study heeft de afgelopen tien jaar enorm geholpen bij het tegengaan van het geweld. Nu de Post-2015 Development Agenda van start gaat, gaan we het effect van die inspanningen zeker merken. 2016 wordt daarom een belangrijk jaar.

‘met name in patriarchale culturen is het opvoeden van jongens een taak van beide ouders.’
John Doe

Concreet wil ik bijvoorbeeld dat ieder land een ombudsman krijgt, en een kindertelefoon voor hulp en advies voor kinderen. Het is ook belangrijk om extra kwetsbare groepen kinderen in de gaten te houden, zoals de kinderen van vluchtelingen in Europa, en kinderen die in detentie zitten. We willen het taboe op kindermisbruik slechten, en daarvoor iedereen mobiliseren die een verschil kan maken: hulpverleners, popmuzikanten of professionele voetballers: we zoeken allerlei ambassadeurs.


Alle landen hebben ingestemd met de Sustainable Development Agenda voor 2030, en moeten dus ook laten zien welke vorderingen ze maken. Daardoor wordt een gebied dat lang onzichtbaar was, zichtbaar gemaakt. Alle kindermisbruik en geweld tegen kinderen uitbannen is een ambitieus doel, maar het is uitvoerbaar en bereikbaar. En het is een zaak die iedereen aangaat. Die boodschap blijven we wereldwijd verspreiden. De wereld staat erachter.’

Wie is Marta Santos Pais?

Marta Santos Pais werd in 2009 aangesteld als Special Representative of the Secretary-General on Violence Against Children. Ze zet zich op hoog niveau in voor preventie en uitbanning van elke vorm van geweld tegen kinderen in alle delen van de wereld. Al dertig jaar houdt ze zich bezig met mensenrechtenkwesties. Hiervoor werkte ze onder meer bij UNICEF, als directeur van de afdeling Evaluatie, Planning en Beleid, en als directeur van het Innocenti Research Center. Ze was eerder ook Rapporteur van het VN-Kinderrechtencomité. Haar mandaat als Special Representative of the Secretary-General wordt in oktober 2015 voor de tweede keer vernieuwd.

Vader herkanst als opa

‘Je moet hard werken om in te zien dat je wél iets waard bent’

Vanaf zijn 12e werd Jack (nu 70) misbruikt en geslagen door zijn vader. De blauwe plekken zijn verdwenen, zegt Jack maar zijn gevoel ‘niemand’ te zijn is nooit helemaal weggetrokken. Dankzij therapie en lotgenotencontact kan Jack zijn kleinkinderen nu geven wat hij zijn kinderen niet kon bieden: genegenheid en affectie. 

Auteur: Merel van Dorp

‘Als mijn vader niet jong was gestorven, was ik emotioneel nooit zo ver gekomen. Wat ik niet als vader kon, lukt mij als opa nu wel. Door die jaren therapie weet ik dat het in me zit om te knuffelen. Mijn kleinkinderen kan ik wel affectie geven. Ik kan liefdevol met ze omgaan en groei ervan, als ze “lieve opa” tegen me zeggen.


Mijn moeder heeft me nooit geknuffeld of getroost. Viel ik, dan was mijn moeder bezorgd om mijn broek. Letterlijk zei ze: “Je knie groeit wel weer aan.” Als jongetje hield ik van haar – dat doe je, want het is je moeder. Maar eigenlijk was zij een kille vrouw.

Geen complimenten 

Complimenten kreeg ik niet. Hoewel, ééntje. Dat ik zo lekker rustig was. Want ik had jong geleerd om me stil te houden. Mijn vader sloeg me en ik wist nooit wat ik nu weer verkeerd had gedaan. Hij werkte in wisselende diensten en was daardoor op de gekste tijden thuis.’


‘Vanaf mijn twaalfde misbruikte hij me. Pas toen besefte ik wat er met mijn zus gebeurde, als ze mee naar de slaapkamer moest wanneer onze moeder niet thuis was. De blauwe plekken verdwijnen, het misbruik druk je diep weg.

Gebrek aan affectie

Het gebrek aan affectie is eigenlijk het ergste. Er blijft niets van je over. Blijkbaar ben je zo’n slecht kind, dat je ouders niet eens van je kunnen houden. Je moet hard werken om in te zien dat je wél iets waard bent.


Als 22-jarige trouwde ik. Ik heb me nooit afgevraagd of ik kinderen wilde: dat hoorde erbij als je trouwde. Bij de geboorte van onze eerste was ik trots en blij. Mijn zoon vastpakken of -later- een flesje geven durfde ik best. Maar de handelingen waren werktuiglijk. Echt knuffelen kon ik niet. Het was meer: ik hield hem vast, want anders zou hij vallen. Gelukkig kon mijn vrouw wel knuffelen en troosten.

Normale man 

Ook later vond ik het moeilijk om de kinderen aan te raken. Stel dat ik daar gevoelens bij kreeg? Dan was ik net zo smerig als mijn vader! Ik vond het eng toen mijn zoon en dochter in de puberteit kwamen en de leeftijd kregen van toen hij mij misbruikte. Onbevangen met ze omgaan, was moeilijk. Ik was zo bang dat het in me zat, al wilde ik het niet. Terwijl ik rationeel wist: ik ben een normale man, met een normale seksualiteit.

Eigenwaarde terug

Via de arts kwam ik bij groepstherapie terecht; dat heb ik een kleine tien jaar gedaan. De groepsleden reageerden op elkaar, deelden complimenten uit, vroegen dóór. Wat mij echt hielp, was dat ik in de groep niets hoefde te bewijzen. Daardoor kreeg ik mijn eigenwaarde langzaam terug. De groep geloofde je en ik geloofde wat een groepslid bijvoorbeeld over mij zei. Terwijl, als “buitenstaanders” op mijn verhaal reageerden, dat toch meer voelde alsof men mij naar de mond praatte.


Rond mijn 16e droeg mijn vader me op om mijn moeder te verleiden. Dat vond ik zo’n raar voorstel. Ik liet het op me inwerken en vertelde hem de dag erop met knikkende knieën, dat ik weigerde. Ik vertelde ook meteen dat ik wat hij deed, ook niet meer wilde. “Dan niet”, zei hij. En dat was het. Het leverde mij het gevoel op dat ik jaren had meegewerkt aan het misbruik. Dat het mijn eigen schuld was.


Een belangrijk moment was toen ik ontdekte hoe sterk ik eigenlijk was. Op verzoek van de therapeut moesten drie mannen uit de groep mij op de grond houden. In eerste instantie begon ik er niet eens aan, om me los te worstelen. Tot de therapeut net zo lang op me inpraatte dat ik woest werd. Toen bleek ik razendsnel te kunnen opstaan. Het drong tot me door dat ik wel sterk was en niet zo klein, lelijk en niks waard als ik altijd had geloofd. Daar groeide ik echt van.

Nog steeds heb ik moeite complimenten aan te nemen. Ik geloof het gewoon niet. Maar als vader deelde ik ze ook niet makkelijk uit. Ik keek altijd naar wat mijn kinderen níet konden. En het was nooit goed genoeg, hoor ik nu van ze terug. Dat neem ik mezelf kwalijk.

Moeite met aanraken 

Laatst vroeg mijn volwassen zoon mij om hulp bij het in elkaar zetten van een badkamermeubel, maar kreeg het sneller zelf voor elkaar. Dan merk ik hoe trots hij is, als ik daar iets over zeg. Nu lukt me dat, soms. Verder heb ik er nog steeds moeite mee als iemand mij zomaar aanraakt. Een tijdje geleden hielp ik een kennis met zijn auto repareren en hij klopte mij in het voorbijgaan even op de rug. Dan verkramp ik helemaal en stokt mijn adem.

Alleen op de wereld 

Als het in mijn relatie even niet lekker loopt, komt dat gevoel “niets” te zijn terug. Ik voel weer de eenzaamheid, het verdriet. Als kind was ik zelfs jaloers op de hoofdpersoon Rémi, uit het boek “Alleen op de wereld”. Hij had steun van vriendjes. Van mij wist niemand over mijn thuissituatie.

Tot mijn vaders dood heb ik een enorme angst voor hem gehouden. Hij belde bijvoorbeeld op en zei: “Er moet een gordijnroede worden opgehangen. Dat kan jij wel doen. Wanneer kom je?” Dan beloofde ik dat ik kwam. Mijn vrouw begreep daar niets van.

Geen marionet meer

Als ik het vergat – ik had ook mijn gezin, werk, een hond -, belde hij na een paar dagen woest op en ging ik er gauw langs. Ik zei nog uitgebreid sorry ook. Hoe hij zulke dingen opdroeg, was precies zoals hij me vroeger – zonder iets te zeggen - aankeek en met zijn vingers knipte. Hij stierf toen ik dertig was. Na zijn dood stortte ik in een gat. Zijn marionet was ik niet meer, maar wie was ik nog wel? Ik voelde me een niemand. Al had ik een goede baan, leuke collega’s, een huis, vrouw, kinderen.


Ik raakte oververmoeid, want ik werd heel vroeg wakker en kon dan de slaap niet meer vatten. Werken lukte niet meer: als ik moest presteren, haakte ik af. Uiteindelijk kon ik niet meer werken. Depressief sloot ik me dagen op in mijn ‘werkkamertje’, waar ik wekkers en radiootjes uit elkaar schroefde en met wat geluk weer juist in elkaar prutste.


Voor mijn idee heb ik de kinderen een aantal jaar nauwelijks opgemerkt. Ze irriteerden me en ik ondernam niets met ze. Uiteindelijk ging ik weer leren, aan de sociale academie. Maar betaald werk heb ik nooit meer kunnen doen. Dat leverde teveel druk op.

Geen begrip 

Mijn vader is vermoedelijk zelf niet zachtzinnig opgevoed en zijn moeder stierf jong. Al zijn er misschien verklaringen voor zijn handelen; ik kan geen enkel begrip voor hem opbrengen. Hij was een tiran. In de loop der jaren heb ik door de therapie langzaam mijn gevoel weer teruggekregen. Ik voel nu echt of ik van iemand houd.


Moeilijker is het nog om te voelen dat iemand van míj houdt. Maar kinderen zijn zo onbevangen dat het daar ietsje beter bij lukt. Intussen voel ik ook dat ik van mijn kinderen houd. Maar in de periode dat ze thuis waren, herkende ik dat gevoel nauwelijks. Wat niet wil zeggen dat ik me liefdeloos gedroeg. Het bijbehorende gevoel was er niet.

Littekens 

In de lotgenotenvereniging, die eens per zes weken bijeenkwam, hoefde ik nooit uit te leggen waarom ik iets deed of liet, waar ik tegenop zag of wat ik vermeed. Iedereen begreep dat. Door de lotgenotengroep besefte ik dat ik eigenlijk ook maar heel gewoon ben, ondanks de littekens uit mijn jeugd.

Vlak voor zijn dood zag ik mijn vader een keer lopen. Drieënvijftig en een aantal hartinfarcten gehad. Hij liep als een oud mannetje. “Als ik hem een zet geef, dondert-ie om”, vloog het door mijn hoofd. In een droom, jaren later, heb ik hem eens heel erg geslagen. Het luchtte vreselijk op om een keer te voelen: ik ben wél sterker.’

De naam Jack is een pseudoniem

Over Augeo

Augeo wil als particuliere stichting bevorderen dat kinderen veilig opgroeien. Zij helpt professionals en beleidsmakers hun kennis en kunde vergroten, zodat kinderen die met geweld, verwaarlozing of misbruik te maken krijgen gezien, gehoord en gesteund worden.

Zolang duizenden kinderen nog geweld, verwaarlozing of misbruik meemaken en er te weinig hulp is, draagt Augeo met haar programma’s ‘Meer kinderen in beeld’, ‘Meer kinderen gehoord’ en ‘Meer kinderen gesteund en geholpen’ bij aan concrete verbeteringen. Door deze programma’s, onze academy, dit magazine, onderzoek en lobbyactiviteiten helpen wij meer kinderen veilig te laten opgroeien.

Deze Augeo Actueel is een korte versie van Augeo Magazine ‘Voorkom seksueel misbruik. Meer aandacht voor mannen en jongens’, die oktober 2015 verscheen en in samenwerking met ISPCAN tot stand kwam.

Aan dit nummer werkten mee

  • Coördinatie: Annette Wiesman
  • Teksten: Berber Bijma, Jolanda van den Braak, Merel van Dorp, Marga Haagmans, Edith Geurts, Deborah Ligtenberg, Brechtje Keulen, Petra Wolthuis
  • Advies: Mariëlle Dekker
  • Beeld: Hüsne Afsar, iStock, Shutterstock
  • Eindredactie: Sander Peters
  • Ontwerp en opmaak: NR Grafisch Ontwerp
  • Uitgever: Augeo, Annelies Mulder

Augeo Magazine

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm