Bevindingen uit het leeratelier

Wat zijn voor jullie de meest belangrijke resultaten?

De training is onderwerp van een zogenaamd actieonderzoek. Hoe hebben jullie dat aangepakt?

Welke rol speelt de training bij het verbeteren van de samenwerking met de ouders?

‘Authentiek zijn is heel belangrijk als je met deze ouders en jeugdigen praat’

In een Regionale Kenniswerkplaats Jeugd (RKJ) werken professionals uit de praktijk, beleid, onderzoek en opleidingen samen met ouders en jongeren. Met elkaar pakken ze regionale vraagstukken op, wisselen ze kennis en ervaringen uit en werken ze aan oplossingen. De kracht van een kenniswerkplaats zit dan ook in het voortdurend en gelijkwaardig samen werken, leren en verbeteren. Met als doel: bijdragen aan het gezond, veilig en kansrijk opgroeien van kinderen en jongeren. 

Lees hier meer.

De kracht van de kenniswerkplaats

Mark van Dijk is docent-onderzoeker bij Hogeschool Inholland. Van Dijk is  verbonden aan het lectoraat Empowerment en professionalisering en in die rol betrokken bij de Regionale Kenniswerkplaats Jeugd Noord-Holland.

Yvonne van Pouderoijen is orthopedagoog met de expertise Huiselijk geweld en kindermishandeling. Behalve als teamleider werkt ze als trainer en projectleider/onderzoeker bij de Regionale Kenniswerkplaats Jeugd Noord-Holland op het thema Meldcode & empowerment.

Deel deze pagina:

Wat geef je professionals mee die het lastig vinden om het gesprek aan te gaan met ouders of kinderen?

Jullie onderzoeken onder andere de training ‘Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld’. Wat kom je zoal tegen?

Wat houdt die empowerment-gedachte in?

Ervaren ouders de Meldcode niet altijd als een opgeheven vinger?

Wat is de aanleiding geweest voor specifiek dit laatste leeratelier?

Jullie experimenteren in vier verschillende leerateliers. Welke zijn dat?

Waarom onderzoeken jullie de samenwerking van professionals met het informele netwerk?

Van Pouderoijen: ‘Professionals ervaren handelingsverlegenheid als het gaat om het signaleren van kindermishandeling, dus stap 1. En bij het aangaan van een gesprek met de ouders, stap 3. Ze zijn bijvoorbeeld bang om hun werkrelatie met de ouders te verliezen, ze weten niet zeker of hun inschatting van mogelijke mishandeling juist is, of ze vragen zich af wat ze moeten doen als ouders ontkennen. Van ouders horen we terug dat hun stem niet voldoende gehoord wordt. En kinderen onder de 12 wordt überhaupt niets gevraagd, boven de 12 jaar incidenteel. Uit ons onderzoek blijkt dat 80 procent van de professionals aangeeft dat ze te weinig aandacht hebben voor de kinderen zelf.’

Ik hoop dat professionals inzien hoe belangrijk het is om je te verplaatsen in de cliënt in plaats van alleen maar te focussen op wat je zelf vindt van de situatie. Als je je niet kunt verplaatsen, mis je de aansluiting. Dan mis je de oplossing die het gezin zelf kan aandragen, zoals de hulp van een tante of oma bijvoorbeeld. Aansluiting zorgt voor betere en meer passende hulp.’

Van Dijk: ‘We moeten professionals ondersteunen in het bespreekbaar maken van het onderwerp onveiligheid. Op die manier kunnen we de handelingsverlegenheid verkleinen. Maar we kwamen er in gesprekken met professionals achter dat de Meldcode zelf ook aandacht nodig heeft. Wat er moet gebeuren staat er wel in, maar hoe dat moet, ontbreekt nog.’

Van Pouderoijen: ‘Juist bij het thema onveiligheid is het erg belangrijk om elkaar niet uit het oog te verliezen en de ouders en jeugdigen een zwaarwegende stem te geven in het meebeslissen over welke stappen wanneer het beste genomen kunnen worden.’

Van Dijk: ‘We hebben de training inhoudelijk bestudeerd, maar ook ervaringsgericht. Dus we hebben bij de trainingen gezeten om te observeren wat er zoal gebeurt, wat er aan de orde komt. We hebben professionals geïnterviewd: wat zijn jullie ervaringen, waar hebben jullie behoefte aan? Zo was er bijvoorbeeld meer behoefte aan casuïstiek. Dat verwerken we dan weer tijdens het aanscherpen van de training. Sowieso gebruiken we alle informatie die we tijdens dit onderzoek ophalen bij het ontwikkelen van onderwijs. Zo hebben we bijvoorbeeld een training over huiselijk geweld opgezet voor studenten. Uiteindelijk komen in de rapportage, die begin 2023 verschijnt, drie perspectieven aan bod: de literatuur, de professionals en de ervaringsdeskundigen.’

Van Pouderoijen: ‘We geven aan wat je wél kunt doen of wél kunt bieden. En we benadrukken het perspectief van de cliënt. Door ervaringsoefeningen te doen voelen professionals hoe het is als iemand tegen je zegt dat zij niets voor je kan betekenen terwijl je haar net je grootste geheim hebt verteld. Hoe voelt het om in onveiligheid te verkeren?

Ik nodig professionals uit om zelf te reflecteren op hoe zij in dit thema staan. Wat zijn jouw waarden en normen? Wat vind je zelf lastig? Durf je dat te delen met collega’s? Als je je eigen kwetsbaarheden onder ogen durft te zien, zal een moeder misschien eerder haar verhaal durven delen. Authentiek zijn is heel belangrijk als je met deze ouders en jeugdigen praat.’

Van Pouderoijen: ‘Ik besteed veel aandacht aan basisgesprekstechnieken die professionals kunnen ondersteunen tijdens het bespreken van onveiligheid. Hoe start je een gesprek? Wat doe je als iemand ontkent? Hoe reageer je op een vreselijk geheim? Soms schrikken hulpverleners zo van wat ze te horen krijgen, dat een kind de volgende keer niets meer zegt. Of zelfs vertelt dat het nu weer goed gaat.

Van Pouderoijen: ‘Hoe kun je naast deze mensen, die in een kwetsbare situatie zitten, blijven staan en ze écht iets bieden? Het streven moet zijn dat je altijd partnerschap blijft behouden en de cliënt blijft de specialist als het gaat om zijn eigen situatie. Het is belangrijk dat hij regie houdt, ook als het om onveiligheid gaat. Dat hij het gevoel heeft dat er niet óver maar mét hem gesproken wordt. 

Als je in een onveilige situatie verkeert, zorgt het verlies van regie voor nog meer onveiligheid. Vanuit de literatuur weten we wel dat eigen regie belangrijk is, maar hoe je dat kunt doen, staat in de Meldcode niet expliciet beschreven. In de training die ik geef, en die we in het leeratelier onderzoeken, wil ik onder andere tools bieden voor hoe je de regie bij de ouders kunt laten.’

Van Pouderoijen: ‘Dat willen we juist voorkomen door gelijkwaardigheid na te streven in de vorm van een soort partnerschap. Daar besteden we veel aandacht aan in de training. Omdat professionals de Meldcode nu vaak zien als een “moetje”, wordt deze niet optimaal benut. Als je alleen maar focust op het melden, schiet de Meldcode zijn doel voorbij. Juist het bespreekbaar maken van onveiligheid en het luisteren naar oplossingen die ouders aandragen, zou prioriteit moeten hebben zodat de preventieve kracht van de Meldcode veel groter wordt. Professionals staan dan niet met een opgeheven vinger, maar werken meer vanuit de empowerment-gedachte.’

Yvonne van Pouderoijen: ‘Sinds de invoering van de verbeterde Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in 2019 merkte ik dat er steeds meer trainingen bij mij werden aangevraagd. Toen uit cijfers van het CBS bleek dat slechts 20 procent van de meldingen gedaan wordt door professionals die met ouders en jeugdigen werken, wist ik dat we hier iets mee moesten doen. Ik heb contact gezocht met het lectoraat Empowerment en professionalisering van Hogeschool Inholland, en samen hebben we gekeken hoe we een onderzoek kunnen opzetten. De centrale vraag was: hoe kunnen professionals de Meldcode toepassen in samenwerking met de ouders? Als dat lukt is de Meldcode een empowermenttool in plaats van een opgeheven vinger.’

Van Dijk: ‘In Haarlem is een beweging ontstaan, Triple ThreaT, waarmee een grote groep jongeren wordt bereikt. Een mooi voorbeeld van hoe jongeren bottom-up andere jongeren aan zich weten te binden met allerlei activiteiten die aansluiten bij de doelgroep. Wij lopen mee en hopen van hun ervaringen te leren. Hoe gaat deze informele organisatie om met formele hulp, bijvoorbeeld? 

In het tweede leeratelier, genaamd Ambulante Spoedhulp, onderzoeken we hoe we informele hulpbronnen kunnen betrekken bij spoedhulp. Professionals denken vaak dat samenwerken vertraagt, maar op de lange termijn is de inzet van het netwerk juist helpend en duurzamer. Het gaat in dit leeratelier onder andere om de inzet van een Jouw Ingebrachte Mentor (JIM), een methodiek waarbij de jongere zelf een mentor kiest die hem of haar gaat steunen. 

In nog weer een ander leeratelier dat we “Zo licht als kan” noemen, kijken we naar de mogelijkheden om jeugdhulp af te bouwen en samenwerking met het netwerk op te bouwen. Dit doen we in een residentiële setting en in de wijk. 

Tot slot is er het leeratelier ‘Samenwerken met ouders rondom de meldcode.’

Mark van Dijk: ‘Hulpverleners vinden het nog steeds lastig om op een gelijkwaardige manier samen te werken met het netwerk rondom een jeugdige. In de hulpverlening erkennen we dat gelijkwaardigheid van belang is, maar er is nog te weinig kennis over hóé we dat kunnen bereiken. Daar is nog een enorme winst te behalen. Het roept nu vooral vragen op: wat is ieders rol in een samenwerking? Gaat een professional mee naar een instantie, of juist iemand uit het netwerk? In onze leerateliers zijn we aan het uitvinden wat wel en niet werkt.’

informeel netwerk

6 min.

Mariëlle van Bussel

Hoe verbeter je de samenwerking tussen professionals en het informele netwerk? Dat onderzoeken ze in de Regionale Kenniswerkplaats Jeugd Noord-Holland. Een van de speerpunten is het betrekken van ouders bij de Meldcode. Onderzoekers Mark van Dijk en Yvonne van Pouderoijen: ‘Ouders en jeugdigen moeten een zwaarwegende stem krijgen.’

‘Gebruik de Meldcode als empowermenttool’

Actieonderzoek is een benadering van onderzoek en volgt geen vastomlijnde methode. Er zijn allerlei methoden en werkvormen te gebruiken waarmee u (bijvoorbeeld) werkprocessen kunt onderzoeken. Denk hierbij aan workshops, brainstormsessies of storytelling.

De 5 kenmerken van actieonderzoek zijn: kennisontwikkeling en leren, participatief, cyclisch, met aandacht voor de context.

Bekijk de handreiking actieonderzoek op de website van ZonMw

Wat is actieonderzoek?

Bevindingen uit het leeratelier

Ik hoop dat professionals inzien hoe belangrijk het is om je te verplaatsen in de cliënt in plaats van alleen maar te focussen op wat je zelf vindt van de situatie. Als je je niet kunt verplaatsen, mis je de aansluiting. Dan mis je de oplossing die het gezin zelf kan aandragen, zoals de hulp van een tante of oma bijvoorbeeld. Aansluiting zorgt voor betere en meer passende hulp.’

Van Dijk: ‘We moeten professionals ondersteunen in het bespreekbaar maken van het onderwerp onveiligheid. Op die manier kunnen we de handelingsverlegenheid verkleinen. Maar we kwamen er in gesprekken met professionals achter dat de Meldcode zelf ook aandacht nodig heeft. Wat er moet gebeuren staat er wel in, maar hoe dat moet, ontbreekt nog.’

Van Pouderoijen: ‘Juist bij het thema onveiligheid is het erg belangrijk om elkaar niet uit het oog te verliezen en de ouders en jeugdigen een zwaarwegende stem te geven in het meebeslissen over welke stappen wanneer het beste genomen kunnen worden.’

Wat zijn voor jullie de meest belangrijke resultaten?

Actieonderzoek is een benadering van onderzoek en volgt geen vastomlijnde methode. Er zijn allerlei methoden en werkvormen te gebruiken waarmee u (bijvoorbeeld) werkprocessen kunt onderzoeken. Denk hierbij aan workshops, brainstormsessies of storytelling.

De 5 kenmerken van actieonderzoek zijn: kennisontwikkeling en leren, participatief, cyclisch, met aandacht voor de context.

Bekijk de handreiking actieonderzoek op de website van ZonMw

Wat is actieonderzoek?

Van Dijk: ‘We hebben de training inhoudelijk bestudeerd, maar ook ervaringsgericht. Dus we hebben bij de trainingen gezeten om te observeren wat er zoal gebeurt, wat er aan de orde komt. We hebben professionals geïnterviewd: wat zijn jullie ervaringen, waar hebben jullie behoefte aan? Zo was er bijvoorbeeld meer behoefte aan casuïstiek. Dat verwerken we dan weer tijdens het aanscherpen van de training. Sowieso gebruiken we alle informatie die we tijdens dit onderzoek ophalen bij het ontwikkelen van onderwijs. Zo hebben we bijvoorbeeld een training over huiselijk geweld opgezet voor studenten. Uiteindelijk komen in de rapportage, die begin 2023 verschijnt, drie perspectieven aan bod: de literatuur, de professionals en de ervaringsdeskundigen.’

De training is onderwerp van een zogenaamd actieonderzoek. Hoe hebben jullie dat aangepakt?

Van Pouderoijen: ‘We geven aan wat je wél kunt doen of wél kunt bieden. En we benadrukken het perspectief van de cliënt. Door ervaringsoefeningen te doen voelen professionals hoe het is als iemand tegen je zegt dat zij niets voor je kan betekenen terwijl je haar net je grootste geheim hebt verteld. Hoe voelt het om in onveiligheid te verkeren?

Welke rol speelt de training bij het verbeteren van de samenwerking met de ouders?

Ik nodig professionals uit om zelf te reflecteren op hoe zij in dit thema staan. Wat zijn jouw waarden en normen? Wat vind je zelf lastig? Durf je dat te delen met collega’s? Als je je eigen kwetsbaarheden onder ogen durft te zien, zal een moeder misschien eerder haar verhaal durven delen. Authentiek zijn is heel belangrijk als je met deze ouders en jeugdigen praat.’

‘Authentiek zijn is heel belangrijk als je met deze ouders en jeugdigen praat’

Van Pouderoijen: ‘Ik besteed veel aandacht aan basisgesprekstechnieken die professionals kunnen ondersteunen tijdens het bespreken van onveiligheid. Hoe start je een gesprek? Wat doe je als iemand ontkent? Hoe reageer je op een vreselijk geheim? Soms schrikken hulpverleners zo van wat ze te horen krijgen, dat een kind de volgende keer niets meer zegt. Of zelfs vertelt dat het nu weer goed gaat.

Wat geef je professionals mee die het lastig vinden om het gesprek aan te gaan met ouders of kinderen?

Van Pouderoijen: ‘Professionals ervaren handelingsverlegenheid als het gaat om het signaleren van kindermishandeling, dus stap 1. En bij het aangaan van een gesprek met de ouders, stap 3. Ze zijn bijvoorbeeld bang om hun werkrelatie met de ouders te verliezen, ze weten niet zeker of hun inschatting van mogelijke mishandeling juist is, of ze vragen zich af wat ze moeten doen als ouders ontkennen. Van ouders horen we terug dat hun stem niet voldoende gehoord wordt. En kinderen onder de 12 wordt überhaupt niets gevraagd, boven de 12 jaar incidenteel. Uit ons onderzoek blijkt dat 80 procent van de professionals aangeeft dat ze te weinig aandacht hebben voor de kinderen zelf.’

Jullie onderzoeken onder andere de training ‘Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld’. Wat kom je zoal tegen?

In een Regionale Kenniswerkplaats Jeugd (RKJ) werken professionals uit de praktijk, beleid, onderzoek en opleidingen samen met ouders en jongeren. Met elkaar pakken ze regionale vraagstukken op, wisselen ze kennis en ervaringen uit en werken ze aan oplossingen. De kracht van een kenniswerkplaats zit dan ook in het voortdurend en gelijkwaardig samen werken, leren en verbeteren. Met als doel: bijdragen aan het gezond, veilig en kansrijk opgroeien van kinderen en jongeren. 

Lees hier meer.

De kracht van de kenniswerkplaats

Van Pouderoijen: ‘Hoe kun je naast deze mensen, die in een kwetsbare situatie zitten, blijven staan en ze écht iets bieden? Het streven moet zijn dat je altijd partnerschap blijft behouden en de cliënt blijft de specialist als het gaat om zijn eigen situatie. Het is belangrijk dat hij regie houdt, ook als het om onveiligheid gaat. Dat hij het gevoel heeft dat er niet óver maar mét hem gesproken wordt. 

Als je in een onveilige situatie verkeert, zorgt het verlies van regie voor nog meer onveiligheid. Vanuit de literatuur weten we wel dat eigen regie belangrijk is, maar hoe je dat kunt doen, staat in de Meldcode niet expliciet beschreven. In de training die ik geef, en die we in het leeratelier onderzoeken, wil ik onder andere tools bieden voor hoe je de regie bij de ouders kunt laten.’

Wat houdt die empowerment-gedachte in?

Van Pouderoijen: ‘Dat willen we juist voorkomen door gelijkwaardigheid na te streven in de vorm van een soort partnerschap. Daar besteden we veel aandacht aan in de training. Omdat professionals de Meldcode nu vaak zien als een “moetje”, wordt deze niet optimaal benut. Als je alleen maar focust op het melden, schiet de Meldcode zijn doel voorbij. Juist het bespreekbaar maken van onveiligheid en het luisteren naar oplossingen die ouders aandragen, zou prioriteit moeten hebben zodat de preventieve kracht van de Meldcode veel groter wordt. Professionals staan dan niet met een opgeheven vinger, maar werken meer vanuit de empowerment-gedachte.’

Ervaren ouders de Meldcode niet altijd als een opgeheven vinger?

Yvonne van Pouderoijen: ‘Sinds de invoering van de verbeterde Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in 2019 merkte ik dat er steeds meer trainingen bij mij werden aangevraagd. Toen uit cijfers van het CBS bleek dat slechts 20 procent van de meldingen gedaan wordt door professionals die met ouders en jeugdigen werken, wist ik dat we hier iets mee moesten doen. Ik heb contact gezocht met het lectoraat Empowerment en professionalisering van Hogeschool Inholland, en samen hebben we gekeken hoe we een onderzoek kunnen opzetten. De centrale vraag was: hoe kunnen professionals de Meldcode toepassen in samenwerking met de ouders? Als dat lukt is de Meldcode een empowermenttool in plaats van een opgeheven vinger.’

Wat is de aanleiding geweest voor specifiek dit laatste leeratelier?

Van Dijk: ‘In Haarlem is een beweging ontstaan, Triple ThreaT, waarmee een grote groep jongeren wordt bereikt. Een mooi voorbeeld van hoe jongeren bottom-up andere jongeren aan zich weten te binden met allerlei activiteiten die aansluiten bij de doelgroep. Wij lopen mee en hopen van hun ervaringen te leren. Hoe gaat deze informele organisatie om met formele hulp, bijvoorbeeld? 

In het tweede leeratelier, genaamd Ambulante Spoedhulp, onderzoeken we hoe we informele hulpbronnen kunnen betrekken bij spoedhulp. Professionals denken vaak dat samenwerken vertraagt, maar op de lange termijn is de inzet van het netwerk juist helpend en duurzamer. Het gaat in dit leeratelier onder andere om de inzet van een Jouw Ingebrachte Mentor (JIM), een methodiek waarbij de jongere zelf een mentor kiest die hem of haar gaat steunen. 

In nog weer een ander leeratelier dat we “Zo licht als kan” noemen, kijken we naar de mogelijkheden om jeugdhulp af te bouwen en samenwerking met het netwerk op te bouwen. Dit doen we in een residentiële setting en in de wijk. 

Tot slot is er het leeratelier ‘Samenwerken met ouders rondom de meldcode.’

Jullie experimenteren in vier verschillende leerateliers. Welke zijn dat?

Mark van Dijk: ‘Hulpverleners vinden het nog steeds lastig om op een gelijkwaardige manier samen te werken met het netwerk rondom een jeugdige. In de hulpverlening erkennen we dat gelijkwaardigheid van belang is, maar er is nog te weinig kennis over hóé we dat kunnen bereiken. Daar is nog een enorme winst te behalen. Het roept nu vooral vragen op: wat is ieders rol in een samenwerking? Gaat een professional mee naar een instantie, of juist iemand uit het netwerk? In onze leerateliers zijn we aan het uitvinden wat wel en niet werkt.’

Waarom onderzoeken jullie de samenwerking van professionals met het informele netwerk?

Mark van Dijk is docent-onderzoeker bij Hogeschool Inholland. Van Dijk is  verbonden aan het lectoraat Empowerment en professionalisering en in die rol betrokken bij de Regionale Kenniswerkplaats Jeugd Noord-Holland.

Yvonne van Pouderoijen is orthopedagoog met de expertise Huiselijk geweld en kindermishandeling. Behalve als teamleider werkt ze als trainer en projectleider/onderzoeker bij de Regionale Kenniswerkplaats Jeugd Noord-Holland op het thema Meldcode & empowerment.

Hoe verbeter je de samenwerking tussen professionals en het informele netwerk? Dat onderzoeken ze in de Regionale Kenniswerkplaats Jeugd Noord-Holland. Een van de speerpunten is het betrekken van ouders bij de Meldcode. Onderzoekers Mark van Dijk en Yvonne van Pouderoijen: ‘Ouders en jeugdigen moeten een zwaarwegende stem krijgen.’

‘Gebruik de Meldcode als empowermenttool’

informeel netwerk

6 min.

Mariëlle van Bussel

Deel deze pagina:

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm