Ella: ‘Als kind moet je
zelf je plek opeisen, confrontaties hebben met je ouders. Het is zinloos om te proberen dat te voorkomen’

Aïsha: ‘Ik realiseer me nu vaker: niet alles hoeft opgelost te worden. En door een rotperiode kan ik heenkomen’

De cultuur in een groep kan positief werken, maar je ook belemmeren als die groep hulp van buiten afwijst. Dat ervoeren Aïsha (25) en Ella (26) toen ze jonger waren. ‘Je moet sterk zijn en je familie niet te schande maken.’

Hoe lotgenotencontact kan helpen

Een lotgenotengroep kan een belangrijke plek zijn voor kinderen en jongeren die ingrijpende ervaringen hebben meegemaakt. Door ervaringen te delen met anderen die hetzelfde hebben meegemaakt, ontstaat erkenning, begrip en verbinding - en dit kan bijdragen aan herstel en veerkracht. In dit artikel lees je wat lotgenotencontact betekende voor Bo en Jeroen. Op deze pagina van Slachtofferhulp kunnen jongeren (16 t/m 24 jaar) zich aanmelden voor specifieke lotgenotengroepen.

Initiatieven die de sociale cohesie vergroten

De wijk is een belangrijke groep waar kinderen en jongeren veel kunnen leren. Laat je door dit artikel inspireren. Het gaat over vier mooie initiatieven die de sociale cohesie in de wijk verhogen. Zoals de Buurtvaders in Amersfoort, die door aanwezig te zijn in de wijk een vertrouwensband met kinderen en jongeren opbouwen en hen daardoor laagdrempelig kunnen ondersteunen. En de speelkar in Gouda, die ervoor zorgde dat kinderen in de wijk met elkaar gingen spelen - en daardoor ook de ouders in beeld kwamen.

Leestips van ella

‘Vaak vind ik boeken en verhalen over ingrijpende jeugdervaringen een beetje cringe. Als ik echt wat zou moeten aanraden, dan wellicht een boek van Francine Oomen, een van haar Hoe overleef ik-serie of Lena Lijstje. Mijn broertje las altijd boeken van Het Leven van een Loser. Dat zijn boeken in kindertaal die ons allebei geholpen hebben met het relativeren van ons leven, en met humor!’

Persoonlijke keuze

‘Een jongere moet zelf kunnen kiezen of hij of zij geholpen wil worden,’ zegt ook Aïsha. ‘Te veel pushen werkt niet. Professionals zouden nieuwsgierig moeten zijn en zeggen dat ze er voor jou zijn als je wilt praten. Straal uit “niets is te raar voor mij” en vertel luchtig iets over jezelf waaruit blijkt dat je je in anderen kunt verplaatsen.’

En ontzorg jongeren niet te veel, zegt Ella. ‘Als kind moet je zelf je plek opeisen, confrontaties hebben met je ouders. Het is zinloos om te proberen dat te voorkomen.’ Ze beseft dat ze nog heel vaak moeilijke confrontaties zal meemaken. ‘Maar dat hoort bij het leven. Dus leer me daarmee omgaan.’

Ella is nog altijd kritisch op het toelaten van hulp. Het al dan niet verwerken van ingrijpende jeugdervaringen moet volgens haar altijd een persoonlijke keuze zijn. ‘Het kan voelen als bemoeienis met mijn persoonlijke situatie. Hulp toelaten doe ik alleen op de moeilijkste momenten, bijvoorbeeld die waarop ik gepest of gediscrimineerd word. Dan moet ik overleven, ik kan dat niet alleen aan. Ik hoor bij zóveel verschillende groepen. Een hulpverlener helpt mij nuchter te blijven in situaties waar ik geen controle over heb.’

Gefragmenteerd

Ook Ella kreeg na jaren geworstel de hulp die ze nodig had. Daarvóór had ze alleen hulp gehad voor specifieke problemen. De ambulante hulpverlener waar ze vorig jaar mee sprak, was de eerst volwassene ooit die haar vroeg naar haar hele leven en achtergrond. ‘Mijn identiteit heeft altijd gefragmenteerd aangevoeld. Ik kon nergens helemaal mezelf zijn, niemand had zicht op mijn volledige belevingswereld. Tijdens die gesprekken heb ik voor het eerst uitgesproken hoe erg ik dat gemist heb.’

Inspiratie

En nee, niet alles is meteen rozengeur en maneschijn als je eenmaal hulp zoekt, heeft Aïsha gemerkt. ‘Ik ga nog steeds door dingen heen. Ook dat heb ik moeten leren. In plaats van alles op de toekomst te gooien, vraag ik me af: hoe wil ik dat mijn leven op dit moment is? En ik realiseer me vaker: niet alles hoeft opgelost te worden. En door een rotperiode kan ik heenkomen.’

De laatste jaren is Aïsha enorm veranderd. Haar ‘verkeerde’ vrienden en gewoonten heeft ze uit haar leven verbannen. Ze is een opleiding tot ervaringsdeskundige gaan volgen en begeleidt als vrijwilliger jongeren die mentale problemen hebben.

Ze kwam erachter dat ook haar moeder ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt, waar ze nooit de juiste hulp voor heeft gekregen. ‘Door mij is ze gaan inzien dat je je leven kunt omdraaien. Stukje voor stukje is ze meer gaan vertellen over haar jeugd. Vroeger was praten voor haar te zwaar, maar nu vertrouwt ze me. En ik begrijp haar ook beter.’

Ook Aïsha’s jongere zusje, dat al op haar 8e uit huis werd geplaatst, draagt trauma’s met zich mee. Ze heeft een verslaving gehad en woont nu onder begeleiding. Aïsha heeft haar kunnen inspireren tot hulp zoeken.

Vluchtheuvel

Zoals de dansschool aanvankelijk een vluchtheuvel was voor Ella, had het geloof dat kunnen zijn voor de islamitisch opgevoede Aïsha. Maar door het schuldgevoel dat haar was aangepraat, raakte ze ervan overtuigd dat ze ‘niet goed genoeg’ was voor het geloof. Later besefte ze dat dat onzin was. ‘Op latere leeftijd heeft religie me wél zingeving geboden. Toen ben ik op een mooie manier gaan geloven. Ik heb nu het gevoel: ook al doe ik dingen fout, ik ben nog steeds goed genoeg.’

Dansvrienden

Intussen vond ze dankzij haar danstalent een soort nieuwe familie: een multiculturele dansschool. Dansen was voor Ella een uitlaatklep, de dansschool een plek waar ze gezien werd en alsnog de puber kon zijn die ze nooit had kunnen zijn. Daar ontwikkelde ze lichamelijke en psychische veerkracht.

Toch zorgden haar onverwerkte trauma’s en de hoge topsport-eisen die aan haar gesteld werden, voor gezondheidsproblemen en paniekaanvallen. Psychische hulp zoeken werd ook in die topsportwereld ontmoedigd. ‘De norm is dat je weerstand moet opbouwen en sterk moet zijn,’ legt Ella uit. ‘Bij jeugdzorg word je gezien als een slachtoffer, vonden mijn dansvrienden. Ze dachten niet dat ik psychische hulp nodig had. Ze zeiden dat ik slim genoeg was om mezelf te redden. Mijn pijn werd onderschat. En ze betwijfelden of jeugdzorg mij kon helpen, gezien de slechte ervaringen die ze van anderen hoorden.’

Spanningsveld

Ella: ‘Tussen school en thuis was een groot spanningsveld. Daardoor wist ik niet wat ik wel en niet aan anderen kon vertellen’

Docenten vermoedden waarschijnlijk wel dat er thuis van alles speelde, maar wisten niet wat ze met het gesloten meisje aan moesten. De eerste weken op de basisschool zei Ella geen woord. ‘Ik was in de war over wat er van me verwacht werd, wist niet hoe ik me tot de buitenwereld moest verhouden. Er was een groot spanningsveld tussen school en thuis. Daardoor wist ik niet wat ik wel en niet aan anderen kon vertellen.’

Op de middelbare school kwam Ella via haar mentor bij een hulpverlener van jeugdzorg terecht. Die wilde Ella uit huis plaatsen, waar zij zich tegen verzette. Ze kwamen een compromis overeen: in plaats daarvan zou ze naar een adolescentenpsychiater gaan. Dat deed ze drie jaar lang. Ze kreeg er EMDR-therapie voor haar trauma’s, maar daar was het te vroeg voor, denkt ze achteraf.

Ook Ella (26) mocht niet praten over de spanningen en problemen die zij thuis had. Haar Zuidoost-Aziatische ouders worstelden met conflicten, huiselijk geweld en een gokverslaving. Dat leidde tot emotionele verwaarlozing van Ella, die veel alleen thuis was. ‘Mijn ouders waren bang dat we op de radar van jeugdzorg zouden komen,’ vertelt Ella. ‘Dat zou hun verblijfsvergunning in gevaar brengen. Dus was hun houding: we lossen het zelf wel op. Het is heel eng voor een kind om met die angst op te groeien. Ze lieten me alleen met mijn eigen stress.’

Als Ella klaagde over eenzaamheid, kreeg ze te horen dat ze ondankbaar was. Zoals zij het formuleert: ‘Mijn ouders hebben me mijn geluk vaak door mijn strot heen geduwd.’ Intussen was ze als 13-jarige verantwoordelijk voor de hele huishoudelijke administratie en beantwoordde ze brieven van de gemeente, de immigratiedienst en het Justitieel Incassobureau. Er was sprake van parentificatie, leerde ze later: de omkering van ouder- en kindrollen. 

Stigma, belang en onbegrip

Vorig jaar voerde Aïsha in het kader van haar stage voor de Jongerentaskforce een onderzoek uit naar de impact van groepscultuur op het mentale welzijn van jongeren. De conclusie kwam overeen met haar eigen ervaringen. Kinderen die opgroeien in groepsculturen vinden het vaak moeilijk om hulp te zoeken, omdat er een stigma op rust (het is alleen voor ‘gekken’), omdat ze niet meekrijgen dat mentale gezondheid belangrijk is, maar ook omdat ze van hun ouders hebben meegekregen dat ze niet begrepen zullen worden. Daardoor vragen ze soms te laat of helemaal niet om hulp. ‘Vaak hebben deze jongeren vrienden die óók neerkijken op hulp zoeken. Ze vinden dat je er zelf mee moet dealen. Terwijl je als jongere niet altijd doorhebt hoe ernstig het is,’ zegt Aïsha.

‘Voor mijn onderzoek sprak ik jongeren uit verschillende culturen, zoals een Turkse, Somalische en Portugese. Overal was schaamte om hulp te zoeken. Je moet je sterk houden en de familie niet te schande maken.’ Ter relativering: ook jongeren met een Nederlandse achtergrond die geen stabiele thuisbasis hebben, vinden het vaak moeilijk om hulp te zoeken.

Geen prioriteit

Aïsha: ‘EMDR-therapie was het eerste in mijn leven dat ik heb afgemaakt’

Onlangs rondde ze haar EMDR-therapie af. ‘Dat was de eerste keer in mijn hele leven dat ik iets heb afgemaakt.’ Ze heeft geleerd dat ze niet verdiende wat haar is aangedaan. Dat ze geen slecht mens is, maar gewoon beschadigd. En dat ze trots mag zijn op hoe ze zich erdoorheen heeft geslagen. Vriendinnen hadden dat al tegen haar gezegd, maar toen haar therapeut het zei, kwam het veel meer aan.

Aïsha’s vriendschappen en relaties liepen vaak mis. Toen ze begon te begrijpen dat haar problemen thuis hiervan weleens de oorzaak konden zijn, besloot ze hulp te zoeken. ‘Ik wilde niet dat anderen er óók last van kregen.’ Ze was altijd bang geweest dat de buitenwereld haar verleden tegen haar zou gebruiken. ‘Door daar niet met anderen over te praten, heb ik veel geblokkeerd.’

Nu zegt ze: ‘Als je geen hulp zoekt bij mentale problemen, ga je verkeerde copingmechanismen ontwikkelen.’ Maar dat wist ze destijds nog niet. Aïsha groeide op met het idee dat je je mentale zelf moet oplossen. ‘Dat hoort ook een beetje bij mijn West-Afrikaanse achtergrond. Mijn moeder komt uit Sierra Leone en mijn vader uit Mali. Mentale gezondheid was bij ons thuis geen prioriteit, zolang er maar genoeg te eten was. Praten werd gezien als zeuren.’

Zelfs toen Aïsha op haar 14e een suïcidepoging had gedaan, wilde haar moeder niets van psychologische hulp weten. ‘Ze geloofde niet dat mensen buiten onze eigen cultuur ons zouden begrijpen, en ze was bang dat ik opnieuw uit huis zou worden geplaatst.’ Aïsha werd een aandachtstrekker genoemd. ‘Het was heel eenzaam. Ik had niet de neiging voor dingen te vechten. School deed er niet toe, ik zag geen toekomst meer voor me. Ik voelde me zó ongelukkig.’

Ervaringsverhalen

7 min.

Annette Wiesman

Aïsha was 11 toen ze uit huis werd geplaatst. Haar ouders waren gescheiden en er was thuis veel ruzie; ze maakte fysiek geweld en emotionele verwaarlozing mee. In het jaar dat ze niet thuis woonde, zat ze in vier verschillende instellingen. ‘Ik merkte pas later hoezeer die periode me beschadigd heeft,’ vertelt de nu 25-jarige Aïsha. Ze voelde veel boosheid over wat haar was overkomen, en luisterde naar niemand. Weer thuis ontwikkelde ze een slechte band met haar moeder. Aïsha: ‘Als puber was ik depressief. Ik dacht dat alles wat er was misgegaan, mijn schuld was. Ik trok me terug in mezelf en ging met verkeerde mensen om.’

Hulpverleners zouden ons niet begrijpen, dacht mijn moeder’

Ella studeert communicatie en is marketeer. Ze danste al tiener jarenlang op hoog niveau en is al elf jaar actief voor de Jongerentaskforce.

Aïsha hoopt binnenkort een opleiding af te ronden bij een particulier instituut voor ervaringsdeskundigen. Ze doet vrijwilligerswerk bij de Jongerentaskforce, waarbij ze als maatje meewandelt met een jongere met psychische problemen.

Hoe lotgenotencontact kan helpen

Een lotgenotengroep kan een belangrijke plek zijn voor kinderen en jongeren die ingrijpende ervaringen hebben meegemaakt. Door ervaringen te delen met anderen die hetzelfde hebben meegemaakt, ontstaat erkenning, begrip en verbinding - en dit kan bijdragen aan herstel en veerkracht. In dit artikel lees je wat lotgenotencontact betekende voor Bo en Jeroen. Op deze pagina van Slachtofferhulp kunnen jongeren (16 t/m 24 jaar) zich aanmelden voor specifieke lotgenotengroepen.

Initiatieven die de sociale cohesie vergroten

De wijk is een belangrijke groep waar kinderen en jongeren veel kunnen leren. Laat je door dit artikel inspireren. Het gaat over vier mooie initiatieven die de sociale cohesie in de wijk verhogen. Zoals de Buurtvaders in Amersfoort, die door aanwezig te zijn in de wijk een vertrouwensband met kinderen en jongeren opbouwen en hen daardoor laagdrempelig kunnen ondersteunen. En de speelkar in Gouda, die ervoor zorgde dat kinderen in de wijk met elkaar gingen spelen - en daardoor ook de ouders in beeld kwamen.

Leestips van ella

‘Vaak vind ik boeken en verhalen over ingrijpende jeugdervaringen een beetje cringe. Als ik echt wat zou moeten aanraden, dan wellicht een boek van Francine Oomen, een van haar Hoe overleef ik-serie of Lena Lijstje. Mijn broertje las altijd boeken van Het Leven van een Loser. Dat zijn boeken in kindertaal die ons allebei geholpen hebben met het relativeren van ons leven, en met humor!’

Ella studeert communicatie en is marketeer. Ze danste al tiener jarenlang op hoog niveau en is al elf jaar actief voor de Jongerentaskforce.

Aïsha hoopt binnenkort een opleiding af te ronden bij een particulier instituut voor ervaringsdeskundigen. Ze doet vrijwilligerswerk bij de Jongerentaskforce, waarbij ze als maatje meewandelt met een jongere met psychische problemen.

‘Een jongere moet zelf kunnen kiezen of hij of zij geholpen wil worden,’ zegt ook Aïsha. ‘Te veel pushen werkt niet. Professionals zouden nieuwsgierig moeten zijn en zeggen dat ze er voor jou zijn als je wilt praten. Straal uit “niets is te raar voor mij” en vertel luchtig iets over jezelf waaruit blijkt dat je je in anderen kunt verplaatsen.’

En ontzorg jongeren niet te veel, zegt Ella. ‘Als kind moet je zelf je plek opeisen, confrontaties hebben met je ouders. Het is zinloos om te proberen dat te voorkomen.’ Ze beseft dat ze nog heel vaak moeilijke confrontaties zal meemaken. ‘Maar dat hoort bij het leven. Dus leer me daarmee omgaan.’

Ella: ‘Als kind moet je
zelf je plek opeisen, confrontaties hebben met je ouders. Het is zinloos om te proberen dat te voorkomen’

Ella is nog altijd kritisch op het toelaten van hulp. Het al dan niet verwerken van ingrijpende jeugdervaringen moet volgens haar altijd een persoonlijke keuze zijn. ‘Het kan voelen als bemoeienis met mijn persoonlijke situatie. Hulp toelaten doe ik alleen op de moeilijkste momenten, bijvoorbeeld die waarop ik gepest of gediscrimineerd word. Dan moet ik overleven, ik kan dat niet alleen aan. Ik hoor bij zóveel verschillende groepen. Een hulpverlener helpt mij nuchter te blijven in situaties waar ik geen controle over heb.’

Persoonlijke keuze

Ook Ella kreeg na jaren geworstel de hulp die ze nodig had. Daarvóór had ze alleen hulp gehad voor specifieke problemen. De ambulante hulpverlener waar ze vorig jaar mee sprak, was de eerst volwassene ooit die haar vroeg naar haar hele leven en achtergrond. ‘Mijn identiteit heeft altijd gefragmenteerd aangevoeld. Ik kon nergens helemaal mezelf zijn, niemand had zicht op mijn volledige belevingswereld. Tijdens die gesprekken heb ik voor het eerst uitgesproken hoe erg ik dat gemist heb.’

Gefragmenteerd

En nee, niet alles is meteen rozengeur en maneschijn als je eenmaal hulp zoekt, heeft Aïsha gemerkt. ‘Ik ga nog steeds door dingen heen. Ook dat heb ik moeten leren. In plaats van alles op de toekomst te gooien, vraag ik me af: hoe wil ik dat mijn leven op dit moment is? En ik realiseer me vaker: niet alles hoeft opgelost te worden. En door een rotperiode kan ik heenkomen.’

Aïsha: ‘Ik realiseer me nu vaker: niet alles hoeft opgelost te worden. En door een rotperiode kan ik heenkomen’

De laatste jaren is Aïsha enorm veranderd. Haar ‘verkeerde’ vrienden en gewoonten heeft ze uit haar leven verbannen. Ze is een opleiding tot ervaringsdeskundige gaan volgen en begeleidt als vrijwilliger jongeren die mentale problemen hebben.

Ze kwam erachter dat ook haar moeder ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt, waar ze nooit de juiste hulp voor heeft gekregen. ‘Door mij is ze gaan inzien dat je je leven kunt omdraaien. Stukje voor stukje is ze meer gaan vertellen over haar jeugd. Vroeger was praten voor haar te zwaar, maar nu vertrouwt ze me. En ik begrijp haar ook beter.’

Ook Aïsha’s jongere zusje, dat al op haar 8e uit huis werd geplaatst, draagt trauma’s met zich mee. Ze heeft een verslaving gehad en woont nu onder begeleiding. Aïsha heeft haar kunnen inspireren tot hulp zoeken.

Inspiratie

Zoals de dansschool aanvankelijk een vluchtheuvel was voor Ella, had het geloof dat kunnen zijn voor de islamitisch opgevoede Aïsha. Maar door het schuldgevoel dat haar was aangepraat, raakte ze ervan overtuigd dat ze ‘niet goed genoeg’ was voor het geloof. Later besefte ze dat dat onzin was. ‘Op latere leeftijd heeft religie me wél zingeving geboden. Toen ben ik op een mooie manier gaan geloven. Ik heb nu het gevoel: ook al doe ik dingen fout, ik ben nog steeds goed genoeg.’

Vluchtheuvel

Intussen vond ze dankzij haar danstalent een soort nieuwe familie: een multiculturele dansschool. Dansen was voor Ella een uitlaatklep, de dansschool een plek waar ze gezien werd en alsnog de puber kon zijn die ze nooit had kunnen zijn. Daar ontwikkelde ze lichamelijke en psychische veerkracht.

Toch zorgden haar onverwerkte trauma’s en de hoge topsport-eisen die aan haar gesteld werden, voor gezondheidsproblemen en paniekaanvallen. Psychische hulp zoeken werd ook in die topsportwereld ontmoedigd. ‘De norm is dat je weerstand moet opbouwen en sterk moet zijn,’ legt Ella uit. ‘Bij jeugdzorg word je gezien als een slachtoffer, vonden mijn dansvrienden. Ze dachten niet dat ik psychische hulp nodig had. Ze zeiden dat ik slim genoeg was om mezelf te redden. Mijn pijn werd onderschat. En ze betwijfelden of jeugdzorg mij kon helpen, gezien de slechte ervaringen die ze van anderen hoorden.’

Dansvrienden

Docenten vermoedden waarschijnlijk wel dat er thuis van alles speelde, maar wisten niet wat ze met het gesloten meisje aan moesten. De eerste weken op de basisschool zei Ella geen woord. ‘Ik was in de war over wat er van me verwacht werd, wist niet hoe ik me tot de buitenwereld moest verhouden. Er was een groot spanningsveld tussen school en thuis. Daardoor wist ik niet wat ik wel en niet aan anderen kon vertellen.’

Op de middelbare school kwam Ella via haar mentor bij een hulpverlener van jeugdzorg terecht. Die wilde Ella uit huis plaatsen, waar zij zich tegen verzette. Ze kwamen een compromis overeen: in plaats daarvan zou ze naar een adolescentenpsychiater gaan. Dat deed ze drie jaar lang. Ze kreeg er EMDR-therapie voor haar trauma’s, maar daar was het te vroeg voor, denkt ze achteraf.

Ella: ‘Tussen school en thuis was een groot spanningsveld. Daardoor wist ik niet wat ik wel en niet aan anderen kon vertellen’

Ook Ella (26) mocht niet praten over de spanningen en problemen die zij thuis had. Haar Zuidoost-Aziatische ouders worstelden met conflicten, huiselijk geweld en een gokverslaving. Dat leidde tot emotionele verwaarlozing van Ella, die veel alleen thuis was. ‘Mijn ouders waren bang dat we op de radar van jeugdzorg zouden komen,’ vertelt Ella. ‘Dat zou hun verblijfsvergunning in gevaar brengen. Dus was hun houding: we lossen het zelf wel op. Het is heel eng voor een kind om met die angst op te groeien. Ze lieten me alleen met mijn eigen stress.’

Als Ella klaagde over eenzaamheid, kreeg ze te horen dat ze ondankbaar was. Zoals zij het formuleert: ‘Mijn ouders hebben me mijn geluk vaak door mijn strot heen geduwd.’ Intussen was ze als 13-jarige verantwoordelijk voor de hele huishoudelijke administratie en beantwoordde ze brieven van de gemeente, de immigratiedienst en het Justitieel Incassobureau. Er was sprake van parentificatie, leerde ze later: de omkering van ouder- en kindrollen. 

Spanningsveld

Vorig jaar voerde Aïsha in het kader van haar stage voor de Jongerentaskforce een onderzoek uit naar de impact van groepscultuur op het mentale welzijn van jongeren. De conclusie kwam overeen met haar eigen ervaringen. Kinderen die opgroeien in groepsculturen vinden het vaak moeilijk om hulp te zoeken, omdat er een stigma op rust (het is alleen voor ‘gekken’), omdat ze niet meekrijgen dat mentale gezondheid belangrijk is, maar ook omdat ze van hun ouders hebben meegekregen dat ze niet begrepen zullen worden. Daardoor vragen ze soms te laat of helemaal niet om hulp. ‘Vaak hebben deze jongeren vrienden die óók neerkijken op hulp zoeken. Ze vinden dat je er zelf mee moet dealen. Terwijl je als jongere niet altijd doorhebt hoe ernstig het is,’ zegt Aïsha.

‘Voor mijn onderzoek sprak ik jongeren uit verschillende culturen, zoals een Turkse, Somalische en Portugese. Overal was schaamte om hulp te zoeken. Je moet je sterk houden en de familie niet te schande maken.’ Ter relativering: ook jongeren met een Nederlandse achtergrond die geen stabiele thuisbasis hebben, vinden het vaak moeilijk om hulp te zoeken.

Stigma, belang en onbegrip

Onlangs rondde ze haar EMDR-therapie af. ‘Dat was de eerste keer in mijn hele leven dat ik iets heb afgemaakt.’ Ze heeft geleerd dat ze niet verdiende wat haar is aangedaan. Dat ze geen slecht mens is, maar gewoon beschadigd. En dat ze trots mag zijn op hoe ze zich erdoorheen heeft geslagen. Vriendinnen hadden dat al tegen haar gezegd, maar toen haar therapeut het zei, kwam het veel meer aan.

Aïsha: ‘EMDR-therapie was het eerste in mijn leven dat ik heb afgemaakt’

Aïsha’s vriendschappen en relaties liepen vaak mis. Toen ze begon te begrijpen dat haar problemen thuis hiervan weleens de oorzaak konden zijn, besloot ze hulp te zoeken. ‘Ik wilde niet dat anderen er óók last van kregen.’ Ze was altijd bang geweest dat de buitenwereld haar verleden tegen haar zou gebruiken. ‘Door daar niet met anderen over te praten, heb ik veel geblokkeerd.’

Nu zegt ze: ‘Als je geen hulp zoekt bij mentale problemen, ga je verkeerde copingmechanismen ontwikkelen.’ Maar dat wist ze destijds nog niet. Aïsha groeide op met het idee dat je je mentale zelf moet oplossen. ‘Dat hoort ook een beetje bij mijn West-Afrikaanse achtergrond. Mijn moeder komt uit Sierra Leone en mijn vader uit Mali. Mentale gezondheid was bij ons thuis geen prioriteit, zolang er maar genoeg te eten was. Praten werd gezien als zeuren.’

Zelfs toen Aïsha op haar 14e een suïcidepoging had gedaan, wilde haar moeder niets van psychologische hulp weten. ‘Ze geloofde niet dat mensen buiten onze eigen cultuur ons zouden begrijpen, en ze was bang dat ik opnieuw uit huis zou worden geplaatst.’ Aïsha werd een aandachtstrekker genoemd. ‘Het was heel eenzaam. Ik had niet de neiging voor dingen te vechten. School deed er niet toe, ik zag geen toekomst meer voor me. Ik voelde me zó ongelukkig.’

Geen prioriteit

Ervaringsverhalen

7 min.

Annette Wiesman

Aïsha was 11 toen ze uit huis werd geplaatst. Haar ouders waren gescheiden en er was thuis veel ruzie; ze maakte fysiek geweld en emotionele verwaarlozing mee. In het jaar dat ze niet thuis woonde, zat ze in vier verschillende instellingen. ‘Ik merkte pas later hoezeer die periode me beschadigd heeft,’ vertelt de nu 25-jarige Aïsha. Ze voelde veel boosheid over wat haar was overkomen, en luisterde naar niemand. Weer thuis ontwikkelde ze een slechte band met haar moeder. Aïsha: ‘Als puber was ik depressief. Ik dacht dat alles wat er was misgegaan, mijn schuld was. Ik trok me terug in mezelf en ging met verkeerde mensen om.’

De cultuur in een groep kan positief werken, maar je ook belemmeren als die groep hulp van buiten afwijst. Dat ervoeren Aïsha (25) en Ella (26) toen ze jonger waren. ‘Je moet sterk zijn en je familie niet te schande maken.’

Hulpverleners zouden ons niet begrijpen, dacht mijn moeder’

Deel dit artikel:

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm