Wat kunnen we als professionals zélf beter doen?

Maartje Gardeniers:

‘Professionals moeten echt beter gefaciliteerd worden om hun werk te kunnen doen’

Wat hebben professionals nodig om beter te kunnen werken met de meldcode? 

Spelen vooroordelen over nieuwkomers nog een rol? 

Phildy Asamoah:

‘Voor sommige professionals is het moeilijk om het eigen referentiekader opzij te zetten’

Als het zo ingewikkeld is om zicht te krijgen op de thuissituatie, wordt er dan ook minder vaak onveiligheid gemeld?

Spelen verschillen in culturele achtergrond ook mee?

En, wat maakt het moeilijk om met de meldcode te werken bij nieuwkomers?

Phildy Asamoah houdt zich als adviseur/projectleider bij Pharos voornamelijk bezig met verkenningen en projecten die gaan over de gezondheid van kinderen en gezinnen met een migratieachtergrond. Phildy heeft een achtergrond als klinisch verpleegkundige, volgde een bachelor Gezondheidswetenschappen en een master Zorgmanagement en beleid. 

Maartje Gardeniers is strategisch adviseur/projectleider bij landelijk expertisecentrum Pharos in het team Gelijke Kansen op Gezond Opgroeien. Ze is cultureel antropoloog, gespecialiseerd in de rechten van het kind. Ze zette zich tien jaar in voor de positie en omstandigheden van uithuisgeplaatste kinderen. Nu draagt ze bij aan gelijke kansen voor kinderen voor wie dat niet vanzelfsprekend is.

70 Procent van de aandachtsfunctionarissen die werken met de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vinden het heel moeilijk daarover in gesprek te gaan met ouders in nieuwkomersgezinnen.

56 Procent van de aandachtsfunctionarissen geeft aan dat het signaleren van kindermishandeling bij nieuwkomersgezinnen (veel) moeilijker is dan bij andere gezinnen.

Wie verstaan jullie onder ‘nieuwkomers’? En waarom kozen jullie voor deze specifieke groep?

Deel deze pagina

Gardeniers: ‘Dat hebben we niet onderzocht. Maar een van de respondenten zei wel: “Ik weet zeker dat professionals eerder melden bij een Nederlands gezin.”

Eigenlijk zien we twee stromingen: “Help, een nieuwkomersgezin, dus ik doe maar even niets” en: “Help, een nieuwkomersgezin, wat moet ik doen, ik bel even voor advies”.’

Asamoah: ‘We hoorden inderdaad dat de medewerkers van Veilig Thuis vaak om advies gevraagd worden over migrantengezinnen. De helft van hun casussen betreft deze doelgroep, zo schatte een medewerker van Veilig thuis in. Dus stap 2 uit de meldcode, het advies inwinnen bij Veilig Thuis, gaat dan weer wel goed. Hoe dat komt? Een professional belt misschien sneller omdat hij of zij de situatie niet kan duiden. Maar ook dit verschilt per sector, uit het onderwijs komen bijvoorbeeld nauwelijks adviesaanvragen.’

Asamoah: ‘Het contact met nieuwkomers kun je op een eerlijke en nieuwsgierige manier aangaan. Een simpele maar oprechte vraag als “Hoe is het met jullie?” kan al iets doen. Alleen op die manier kun je vertrouwen winnen. Het kost meer tijd, omdat deze mensen een andere taal spreken of gesloten zijn, maar die extra moeite levert wel iets op. Het zou goed zijn als professionals, die vaak een hoge werkdruk hebben, hier tijd voor krijgen.’

Gardeniers: ‘Professionals denken bij de meldcode vaak aan “een melding doen”.  Dat schrikt af. Je kunt de meldcode beter zien als een hulpmiddel om bij een niet-pluisgevoel te onderzoeken wat er aan de hand is. Juist in dat vroege stadium kan de meldcode houvast geven. Wees je bewust van die signalerende rol.

Als management kun je die rol bespreken en ervoor zorgen dat mensen weten waar ze terechtkunnen met vragen en twijfels. Idealiter is dat bij een aandachtsfunctionaris. Iedere organisatie zou een aandachtsfunctionaris moeten hebben, liefst wettelijk geregeld.’

Als de gemeenten, branches en organisaties het belangrijk vinden dat er preventiever gewerkt gaat worden, dan moeten dit soort knelpunten eerst weggewerkt worden. Professionals moeten echt beter gefaciliteerd worden om hun werk te kunnen doen.’

Asamoah: ‘En nieuwkomersgezinnen moeten beter geïnformeerd worden over het systeem hier, zodat ze meer vertrouwen krijgen in professionals. Dat ze weten: als een professional vraagt hoe het met het opvoeden gaat, wil dat niet zeggen dat je kind direct afgepakt wordt. Bij meer vertrouwen kunnen professionals hun werk beter doen. We zien daar een rol weggelegd voor Sleutelpersonen .’

Gardeniers: ‘Uit onze enquête blijkt dat 82 procent behoefte heeft aan onder meer gespreksvaardigheden, kennis over verschillende culturen en trainingen in cultuursensitiviteit.

Een cultuursensitieve werkwijze is belangrijk om in gesprekken met nieuwkomersgezinnen tot inzichten te komen over culturele normen van opvoeden. Het is daarom essentieel dat hier aandacht voor is binnen de verschillende organisaties en dat professionals hierin getraind worden. Aandachtsfunctionarissen hebben een rol om de professionals in hun organisatie te stimuleren om via intervisie, casuïstiekbespreking en scholing met het thema cultuursensitiviteit aan de slag te gaan. Het is van belang dat zij ook voldoende tijd hebben om hun collega’s te blijven trainen en informeren over dit thema. 

Daarnaast is het ook goed om na te denken over waar professionals terecht kunnen bij heel specifieke vragen die voortkomen uit het contact met nieuwkomersgezinnen. Uit onze verkenning blijkt dat Veilig Thuis deze expertise niet altijd kan bieden. Om professionals op weg te helpen, hebben wij de relevante kennis en expertise vanuit Pharos in ons rapport gebundeld. We onderzoeken nog waar dergelijke informatie voor professionals toegankelijk kan worden aangeboden. Bovendien moeten overal tolken beschikbaar komen, dus de overheid zou daar geld voor moeten vrijmaken.

Asamoah: ‘Ja, voor sommige professionals is het moeilijk om het eigen referentiekader opzij te zetten. Een aandachtsfunctionaris verwoordde het treffend: “Als een kind een pizza of shoarma meekrijgt naar school, vinden sommige professionals dat zorgwekkend. Maar als een kind een witte boterham met hagelslag meekrijgt, gaat er bij niemand een alarmbel af.”’

Gardeniers: ‘Andersom speelt dit ook, bijvoorbeeld bij een kinderopvangmedewerker van Turkse afkomst met Nederlandse kinderen in de groep. Cultuur is niet alleen van de ander, maar ook van jezelf. Als je inzicht hebt in hoe dat werkt, en je bewust bent van je eigen waarden en normen rondom opvoeden, kijk je ook anders naar situaties en beoordeel je ze ook anders.’

Asamoah: ‘Eén respondent gaf aan dat kinderen uit nieuwkomersgezinnen vaak niet op de hoogte zijn van hoe het er in Nederland aan toe gaat. Ze hebben geen idee dat bijvoorbeeld slaan hier niet oké wordt gevonden.’

Gardeniers: ‘Ja, veel professionals denken bij signalen die kunnen duiden op onveiligheid: misschien is dit in die cultuur wel normaal. Wie ben ik dan om daar iets van te zeggen? Daardoor kunnen ze weleens wegkijken of niet assertief genoeg reageren. Zeker als niet precies duidelijk is wat er aan de hand is, komt dit regelmatig voor.’

Asamoah: ‘Ouders uit sommige culturen kunnen erg gesloten zijn, waardoor het sowieso moeilijk is om zicht te krijgen op bijvoorbeeld de dynamiek in een gezin.’

Gardeniers: ‘De aandachtsfunctionarissen gaven aan dat ze een enorme informatiebehoefte hebben. Hoe maak ik contact? Hoe voer ik een gesprek als ik twijfel? Wat doe ik met signalen die misschien wel bij de cultuur passen? Een groot deel van de professionals weet hier geen raad mee .

Ook praktische oorzaken maken het soms lastig om contact te maken met de ouders. Het komt in deze gezinnen bijvoorbeeld vaker voor dat een broertje of zusje een kind naar de opvang brengt.

Als je moeilijk contact kunt maken, kun je ook geen vertrouwensband opbouwen. En zonder zo’n band is het lastig om een keer door te vragen, een persoonlijke vraag te stellen of een vraag die niet per se met open armen wordt ontvangen. Je krijgt dus geen zicht op de thuissituatie.’

Gardeniers: ‘Bepaalde ingewikkeldheden kwamen wel steeds terug. Ze hebben vooral betrekking op het signaleren van onveiligheid en het praten met ouders, dus stap 1 en 3 van de meldcode. De taalbarrière werd veel genoemd, al verschilt dat per sector. Bij Veilig Thuis wordt een tolk ingeschakeld als dat nodig is, maar in het onderwijs, de kinderopvang en in de jeugdgezondheidszorg is dat niet vanzelfsprekend. Mensen gebruiken dan een vertaalwebsite of vragen een collega die toevallig de taal van de nieuwkomer spreekt.’

Asamoah: ‘Met een Nederlands gezin is signaleren en praten makkelijker doordat bijvoorbeeld een leerkracht bij het uitgaan van de school minder moeite hoeft te doen om een informeel gesprekje te voeren met een ouder. Op die manier leert de leerkracht de ouders kennen en krijgt een idee hoe het gaat, ook thuis.’

De enquête is extra belangrijk omdat we uit onderzoek weten dat het risico op kindermishandeling voor de eerste generatie kinderen met een migratieachtergrond - onze doelgroep - 6,1 procent is. Dat is ruim 4 procent hoger dan voor kinderen met een Nederlandse achtergrond of voor kinderen met een migratieachtergrond die behoren tot de derde generatie.’ 

Phildy Asamoah: ‘In de literatuur was niets te vinden over barrières die professionals ervaren bij het werken met de meldcode bij nieuwkomersgezinnen. 225 Aandachtsfunctionarissen kindermishandeling en huiselijk geweld hebben de enquête ingevuld. Om dieper op hun ervaringen in te gaan, hebben we ook twee focusgroepen georganiseerd.’

Maartje Gardeniers: ‘Het gaat om gezinnen die korter dan tien jaar in Nederland zijn. Bij Pharos krijgen we al jaren vragen van professionals over het werken met de meldcode bij deze nieuwkomersgezinnen. Ook tijdens trainingen aan professionals over dit onderwerp merken we dat het lastig is. Daarom hebben een enquête gedaan naar waarom professionals het werken met de meldcode, specifiek de eerste drie stappen, juist bij deze doelgroep zo ingewikkeld vinden.

interview

6,5 min.

Mariëlle van Bussel

We vinden het werken met de meldcode (extra) ingewikkeld als het gaat om nieuwkomersgezinnen. Wat maakt het lastiger? En welke obstakels moeten uit de weg geruimd worden? Maartje Gardeniers en Phildy Asamoah hielden een enquête onder 225 aandachtsfunctionarissen.

‘Professionals denken vaak: help, een nieuwkomersgezin!’

Asamoah: ‘Het contact met nieuwkomers kun je op een eerlijke en nieuwsgierige manier aangaan. Een simpele maar oprechte vraag als “Hoe is het met jullie?” kan al iets doen. Alleen op die manier kun je vertrouwen winnen. Het kost meer tijd, omdat deze mensen een andere taal spreken of gesloten zijn, maar die extra moeite levert wel iets op. Het zou goed zijn als professionals, die vaak een hoge werkdruk hebben, hier tijd voor krijgen.’

Gardeniers: ‘Professionals denken bij de meldcode vaak aan “een melding doen”.  Dat schrikt af. Je kunt de meldcode beter zien als een hulpmiddel om bij een niet-pluisgevoel te onderzoeken wat er aan de hand is. Juist in dat vroege stadium kan de meldcode houvast geven. Wees je bewust van die signalerende rol.

Als management kun je die rol bespreken en ervoor zorgen dat mensen weten waar ze terechtkunnen met vragen en twijfels. Idealiter is dat bij een aandachtsfunctionaris. Iedere organisatie zou een aandachtsfunctionaris moeten hebben, liefst wettelijk geregeld.’

Wat kunnen we als professionals zélf beter doen?

Maartje Gardeniers:

‘Professionals moeten echt beter gefaciliteerd worden om hun werk te kunnen doen’

Als de gemeenten, branches en organisaties het belangrijk vinden dat er preventiever gewerkt gaat worden, dan moeten dit soort knelpunten eerst weggewerkt worden. Professionals moeten echt beter gefaciliteerd worden om hun werk te kunnen doen.’

Asamoah: ‘En nieuwkomersgezinnen moeten beter geïnformeerd worden over het systeem hier, zodat ze meer vertrouwen krijgen in professionals. Dat ze weten: als een professional vraagt hoe het met het opvoeden gaat, wil dat niet zeggen dat je kind direct afgepakt wordt. Bij meer vertrouwen kunnen professionals hun werk beter doen. We zien daar een rol weggelegd voor Sleutelpersonen .’

Gardeniers: ‘Uit onze enquête blijkt dat 82 procent behoefte heeft aan onder meer gespreksvaardigheden, kennis over verschillende culturen en trainingen in cultuursensitiviteit.

Een cultuursensitieve werkwijze is belangrijk om in gesprekken met nieuwkomersgezinnen tot inzichten te komen over culturele normen van opvoeden. Het is daarom essentieel dat hier aandacht voor is binnen de verschillende organisaties en dat professionals hierin getraind worden. Aandachtsfunctionarissen hebben een rol om de professionals in hun organisatie te stimuleren om via intervisie, casuïstiekbespreking en scholing met het thema cultuursensitiviteit aan de slag te gaan. Het is van belang dat zij ook voldoende tijd hebben om hun collega’s te blijven trainen en informeren over dit thema. 

Daarnaast is het ook goed om na te denken over waar professionals terecht kunnen bij heel specifieke vragen die voortkomen uit het contact met nieuwkomersgezinnen. Uit onze verkenning blijkt dat Veilig Thuis deze expertise niet altijd kan bieden. Om professionals op weg te helpen, hebben wij de relevante kennis en expertise vanuit Pharos in ons rapport gebundeld. We onderzoeken nog waar dergelijke informatie voor professionals toegankelijk kan worden aangeboden. Bovendien moeten overal tolken beschikbaar komen, dus de overheid zou daar geld voor moeten vrijmaken.

Wat hebben professionals nodig om beter te kunnen werken met de meldcode? 

Phildy Asamoah:

‘Voor sommige professionals is het moeilijk om het eigen referentiekader opzij te zetten’

Asamoah: ‘Ja, voor sommige professionals is het moeilijk om het eigen referentiekader opzij te zetten. Een aandachtsfunctionaris verwoordde het treffend: “Als een kind een pizza of shoarma meekrijgt naar school, vinden sommige professionals dat zorgwekkend. Maar als een kind een witte boterham met hagelslag meekrijgt, gaat er bij niemand een alarmbel af.”’

Gardeniers: ‘Andersom speelt dit ook, bijvoorbeeld bij een kinderopvangmedewerker van Turkse afkomst met Nederlandse kinderen in de groep. Cultuur is niet alleen van de ander, maar ook van jezelf. Als je inzicht hebt in hoe dat werkt, en je bewust bent van je eigen waarden en normen rondom opvoeden, kijk je ook anders naar situaties en beoordeel je ze ook anders.’

Spelen vooroordelen over nieuwkomers nog een rol? 

Gardeniers: ‘Ja, veel professionals denken bij signalen die kunnen duiden op onveiligheid: misschien is dit in die cultuur wel normaal. Wie ben ik dan om daar iets van te zeggen? Daardoor kunnen ze weleens wegkijken of niet assertief genoeg reageren. Zeker als niet precies duidelijk is wat er aan de hand is, komt dit regelmatig voor.’

Asamoah: ‘Ouders uit sommige culturen kunnen erg gesloten zijn, waardoor het sowieso moeilijk is om zicht te krijgen op bijvoorbeeld de dynamiek in een gezin.’

Gardeniers: ‘De aandachtsfunctionarissen gaven aan dat ze een enorme informatiebehoefte hebben. Hoe maak ik contact? Hoe voer ik een gesprek als ik twijfel? Wat doe ik met signalen die misschien wel bij de cultuur passen? Een groot deel van de professionals weet hier geen raad mee .

Ook praktische oorzaken maken het soms lastig om contact te maken met de ouders. Het komt in deze gezinnen bijvoorbeeld vaker voor dat een broertje of zusje een kind naar de opvang brengt.

Als je moeilijk contact kunt maken, kun je ook geen vertrouwensband opbouwen. En zonder zo’n band is het lastig om een keer door te vragen, een persoonlijke vraag te stellen of een vraag die niet per se met open armen wordt ontvangen. Je krijgt dus geen zicht op de thuissituatie.’

70 Procent van de aandachtsfunctionarissen die werken met de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vinden het heel moeilijk daarover in gesprek te gaan met ouders in nieuwkomersgezinnen.

56 Procent van de aandachtsfunctionarissen geeft aan dat het signaleren van kindermishandeling bij nieuwkomersgezinnen (veel) moeilijker is dan bij andere gezinnen.

Spelen verschillen in culturele achtergrond ook mee?

Asamoah: ‘Eén respondent gaf aan dat kinderen uit nieuwkomersgezinnen vaak niet op de hoogte zijn van hoe het er in Nederland aan toe gaat. Ze hebben geen idee dat bijvoorbeeld slaan hier niet oké wordt gevonden.’

Gardeniers: ‘Dat hebben we niet onderzocht. Maar een van de respondenten zei wel: “Ik weet zeker dat professionals eerder melden bij een Nederlands gezin.”

Eigenlijk zien we twee stromingen: “Help, een nieuwkomersgezin, dus ik doe maar even niets” en: “Help, een nieuwkomersgezin, wat moet ik doen, ik bel even voor advies”.’

Asamoah: ‘We hoorden inderdaad dat de medewerkers van Veilig Thuis vaak om advies gevraagd worden over migrantengezinnen. De helft van hun casussen betreft deze doelgroep, zo schatte een medewerker van Veilig thuis in. Dus stap 2 uit de meldcode, het advies inwinnen bij Veilig Thuis, gaat dan weer wel goed. Hoe dat komt? Een professional belt misschien sneller omdat hij of zij de situatie niet kan duiden. Maar ook dit verschilt per sector, uit het onderwijs komen bijvoorbeeld nauwelijks adviesaanvragen.’

Als het zo ingewikkeld is om zicht te krijgen op de thuissituatie, wordt er dan ook minder vaak onveiligheid gemeld?

Gardeniers: ‘Bepaalde ingewikkeldheden kwamen wel steeds terug. Ze hebben vooral betrekking op het signaleren van onveiligheid en het praten met ouders, dus stap 1 en 3 van de meldcode. De taalbarrière werd veel genoemd, al verschilt dat per sector. Bij Veilig Thuis wordt een tolk ingeschakeld als dat nodig is, maar in het onderwijs, de kinderopvang en in de jeugdgezondheidszorg is dat niet vanzelfsprekend. Mensen gebruiken dan een vertaalwebsite of vragen een collega die toevallig de taal van de nieuwkomer spreekt.’

Asamoah: ‘Met een Nederlands gezin is signaleren en praten makkelijker doordat bijvoorbeeld een leerkracht bij het uitgaan van de school minder moeite hoeft te doen om een informeel gesprekje te voeren met een ouder. Op die manier leert de leerkracht de ouders kennen en krijgt een idee hoe het gaat, ook thuis.’

En, wat maakt het moeilijk om met de meldcode te werken bij nieuwkomers?

De enquête is extra belangrijk omdat we uit onderzoek weten dat het risico op kindermishandeling voor de eerste generatie kinderen met een migratieachtergrond - onze doelgroep - 6,1 procent is. Dat is ruim 4 procent hoger dan voor kinderen met een Nederlandse achtergrond of voor kinderen met een migratieachtergrond die behoren tot de derde generatie.’ 

Phildy Asamoah: ‘In de literatuur was niets te vinden over barrières die professionals ervaren bij het werken met de meldcode bij nieuwkomersgezinnen. 225 Aandachtsfunctionarissen kindermishandeling en huiselijk geweld hebben de enquête ingevuld. Om dieper op hun ervaringen in te gaan, hebben we ook twee focusgroepen georganiseerd.’

Maartje Gardeniers: ‘Het gaat om gezinnen die korter dan tien jaar in Nederland zijn. Bij Pharos krijgen we al jaren vragen van professionals over het werken met de meldcode bij deze nieuwkomersgezinnen. Ook tijdens trainingen aan professionals over dit onderwerp merken we dat het lastig is. Daarom hebben een enquête gedaan naar waarom professionals het werken met de meldcode, specifiek de eerste drie stappen, juist bij deze doelgroep zo ingewikkeld vinden.

Phildy Asamoah houdt zich als adviseur/projectleider bij Pharos voornamelijk bezig met verkenningen en projecten die gaan over de gezondheid van kinderen en gezinnen met een migratieachtergrond. Phildy heeft een achtergrond als klinisch verpleegkundige, volgde een bachelor Gezondheidswetenschappen en een master Zorgmanagement en beleid. 

Maartje Gardeniers is strategisch adviseur/projectleider bij landelijk expertisecentrum Pharos in het team Gelijke Kansen op Gezond Opgroeien. Ze is cultureel antropoloog, gespecialiseerd in de rechten van het kind. Ze zette zich tien jaar in voor de positie en omstandigheden van uithuisgeplaatste kinderen. Nu draagt ze bij aan gelijke kansen voor kinderen voor wie dat niet vanzelfsprekend is.

Wie verstaan jullie onder ‘nieuwkomers’? En waarom kozen jullie voor deze specifieke groep?

We vinden het werken met de meldcode (extra) ingewikkeld als het gaat om nieuwkomersgezinnen. Wat maakt het lastiger? En welke obstakels moeten uit de weg geruimd worden? Maartje Gardeniers en Phildy Asamoah hielden een enquête onder 225 aandachtsfunctionarissen.

‘Professionals denken vaak: help, een nieuwkomersgezin!’

6,5 min.

interview

Mariëlle van Bussel

Deel deze pagina

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm