Zorg- en Veiligheidshuis Haaglanden en de Haagse Hogeschool hebben een participatief actieonderzoek opgezet. Dit is een praktijkgerichte onderzoeksmethode die ervaringen combineert met theoretische kennis. Professionals, maar ook (voormalig) cliënten en ervaringsdeskundigen spelen een belangrijke rol.

De onderzoekers hebben gesprekken gevoerd met een groot aantal ketenpartners, zoals jeugdbescherming, zorg, GGZ, specialistische zorg huiselijk geweld, politie, reclassering, gemeente en justitie. Daarnaast spraken ze met cliënten en ex-cliënten en bestudeerden ze een aantal dossiers van het Zorg- en Veiligheidshuis.

Een ontwikkelgroep van tien personen, afgevaardigd door alle betrokken partners, is met de analyse aan de slag gegaan. Uiteindelijk besloot men dat de focus moest liggen op twee knelpunten: een verbetering van de positie van de cliënten en een gespreksleidraad die moet leiden tot een gezamenlijke analyse van een casus.

Over het onderzoek ‘De handen ineen!’ is een eindrapport en een infographic gemaakt.

Over het onderzoek

Hoe kun je effectiever en efficiënter samenwerken in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling? Lees hier de ervaringen en tips van een ervaringsdeskundige en aantal professionals. Op dezelfde pagina kun je ook de Frustratiewijzer downloaden, waarin veelvoorkomende frustraties rondom samenwerking én oplossingen uit de praktijk zijn beschreven.

Meer over beter samenwerken

Wat doet een Zorg- en Veiligheidshuis? Bekijk de animatie

Wantrouwen

‘Voor cliënten is het prettig dat er geluisterd wordt, niet óver hen gepraat wordt, en dat ze betrokken zijn bij hun eigen proces

Magda van de Lagemaat:

Een ervaringsdeskundige kan het gesprek kantelen richting het perspectief van de cliënten’

Magda van de Lagemaat:

Voorbereiding van cliënten

Niet óver maar mét

‘Alles moet al geprobeerd zijn om structurele veiligheid te creëren,’ zegt Magda van de Lagemaat. ‘Het gaat vooral om alleenstaande moeders met een vermoeden van een verstandelijke beperking die zelf geen fijne jeugd hebben gehad. Ze zijn zorgmijdend, hebben een klein netwerk en kampen met langdurige problematiek op het gebied van bijvoorbeeld verslaving, schulden, langdurig en ernstig huiselijk geweld, psychisch welbevinden en opvoeding. Het is een complex geheel waarbij één hulpverlener niet voldoende is.’

Van de Lagemaat: ‘Soms duurt het een half jaar om mensen zover te krijgen dat ze meewerken. Of het lukt cliënten niet om een hulpvraag te formuleren. We blijven net zo lang betrokken totdat er stabiele veiligheid is voor langere tijd - in ieder geval een half jaar. Het hele traject kan soms wel drie jaar in beslag nemen.’

Wie zijn de cliënten van het Zorg- en Veiligheidshuis?

Structurele aanpak

Completer beeld

Gespreksleidraad

Cora Bartelink is senior onderzoeker aan de Haagse Hogeschool. Met haar onderzoek draagt zij al jaren bij aan innovatie in de jeugdsector, in het bijzonder op het terrein van kindermishandeling en jeugdbescherming.

Magda van de Lagemaat is adviseur Leren & ontwikkelen en coördinator van de huiselijk geweld aanpak bij het Zorg- en Veiligheidshuis Haaglanden. Tot voor kort was ze procesregisseur, eerder casusregisseur.

Een struikelblok is vaak het wantrouwen in de hulpverlening, weet Van de Lagemaat. ‘Mensen hebben al zo veel hulpverleners gezien, zonder resultaat. Daarbij is het lastig om naar een gesprek te komen waar veel mensen aanwezig zijn. Er zitten vaak instanties aan tafel waarmee ze in het verleden geen fijne gesprekken hebben gevoerd, bijvoorbeeld Veilig Thuis. De casusregisseur legt cliënten dan uit dat ze boos mogen zijn, dat alles besproken mag worden, maar dat de feiten zo ernstig zijn dat er in ieder geval iets moet veranderen.’

Wat de aanwezigheid van cliënten oplevert? ‘Voor henzelf is het prettig dat er naar hen geluisterd wordt, dat er niet óver hen gepraat wordt door mensen die ze niet kennen, en dat ze betrokken zijn bij hun eigen proces,’ vindt Van de Lagemaat. ‘Voor ons als professionals is het fijn om gezamenlijk in gesprek te kunnen gaan en om te toetsen of ons advies daadwerkelijk aankomt.’ Bartelink: ‘Als de cliënten hun visie zelf naar voren hebben gebracht, kunnen professionals de situatie beter inschatten en een beter plan van aanpak maken. Uiteindelijk moeten we daar natuurlijk naartoe.’

In het gunstigste geval zitten beide ouders zelf aan tafel. ‘De casusregisseur bereidt zo’n gesprek dan thuis met hen voor,’ aldus Van de Lagemaat. ‘Hij vertelt wie er verder aan tafel zullen zitten en wat het doel is van het overleg. Ook zal hij cliënten voorbereiden op de vragen die de procesregisseur gaat stellen. Zoals: kun je een cijfer geven voor de veiligheid thuis? Hoe kan dat cijfer volgens jou omhoog? En dan zijn er nog de praktische zaken die besproken worden, zoals waar de cliënten willen zitten tijdens het overleg. En dat ze een time-out kunnen nemen als de emoties te hoog oplopen.’

Kinderen worden niet uitgenodigd voor het overleg, dat zou te heftig voor hen zijn. Hun stem wordt gehoord via de casusregisseur. Van de Lagemaat: ‘Die spreekt het kind thuis of op school. Daarbij heeft een hulpverlener van jeugd-GGZ de opdracht gekregen om vanuit het kind-perspectief te spreken. Wat heeft het in deze situatie nodig?’

Waar mogelijk wordt een ervaringsdeskundige die als ouder of als kind huiselijk geweld heeft meegemaakt, uitgenodigd voor een overleg. ‘Die ervaringsdeskundige vertegenwoordigt een cliënt die er niet bij kan of wil zijn. Maar hij of zij kan ook een brug slaan tussen een aanwezige cliënten en de hulpverleners. Zo wilde eens een cliënt weglopen uit het overleg, maar kwam hij met hulp van de ervaringsdeskundige toch weer terug aan tafel. Ook kan een ervaringsdeskundige het gesprek kantelen richting het perspectief van de cliënten, door bijvoorbeeld in te steken op de vraag hoe die weer hoop krijgen voor de toekomst, en wat we kunnen doen om de patronen te doorbreken.’

Het tweede aandachtspunt in het onderzoek was het verbeteren van de positie van de cliënten. Volgens het credo: niet óver maar mét de cliënt praten. ‘Dat was in het Zorg- en Veiligheidshuis te weinig het geval. We weten vanuit de psychologie dat cliënten die betrokken zijn bij de besluitvorming meer achter het besluit staan en daardoor ook actiever betrokken zijn bij het plan van aanpak. Meestal leidt dat tot een positief effect op de veiligheid in een gezin. We hebben onderzocht wat er nodig is om cliënten meer te betrekken bij het overleg over hun eigen proces. Dat geldt voor de voorbereiding van een overleg, het overleg zelf en de nazorg na afloop.’

In de praktijk werkt het niet zo simpel, weet Van de Lagemaat. ‘Bij deze cliënten, die vaak zorg mijden, kost het soms een half jaar om contact te krijgen. Ze hier aan tafel krijgen is dan een brug te ver.’

Daarom is er gekeken naar allerlei mogelijkheden om toch de stem van de cliënten mee te nemen in het overleg. Een paar ketenpartners gaan samen op huisbezoek, of de casusregisseur voert het gesprek met de cliënten alleen en verwoordt hun perspectief vervolgens in de casuïstiekbespreking. Soms wil een cliënt alleen na afloop van het overleg gebeld worden. ‘Het zijn allemaal kleine ingangen om op voort te borduren,’ vindt Van de Lagemaat.

De professionals moeten soms nog wennen aan de andere werkwijze. ‘We kijken nu beter naar wie op welk moment nodig is en dus moeten er keuzes worden gemaakt,’ aldus Bartelink. ‘Als dat betekent dat de traumabehandeling in een latere fase van start gaat, betekent dat dat de ggz in een later stadium aanhaakt. Professionals vinden het lastig om zo’n keuze te maken, omdat ze bang zijn collega’s van een andere organisatie te passeren.’

Dat de leidraad uitgaat van gefaseerde zorg, vindt Van de Lagemaat ook winst. ‘We waren gewend om brandjes te blussen. Er was een probleem, we gingen eropaf en keken niet verder dan de situatie van dat moment. We gaan nu voor een structurele aanpak en dus moeten we ervoor zorgen dat we eerst een goede analyse maken. Op die manier steken we niet in op de verkeerde aanpak.’

De leidraad wordt inmiddels toegepast in Zorg- en Veiligheidshuis Haaglanden. Hoe dit in de praktijk werkt? ‘We pakken de leidraad erbij en kijken welke vragen helpend zijn om een goede analyse te maken van een casus,’ vertelt coördinator van de huiselijk geweld aanpak Magda van de Lagemaat. ‘De leidraad geeft extra handvatten om dieper op onderwerpen in te gaan en om door te vragen, zodat je een completer beeld vormt.

Het komt weleens voor dat iemand tijdens een bespreking roept dat “er doden gaan vallen” als er niets gebeurt in een bepaald gezin. Je kunt dan direct in de actiemodus schieten, óf doorvragen. Wat is je grootste zorg precies? Op basis waarvan denk je dat? Wat moeten we nú doen? Wat kan later? Wie heb je daarvoor nodig? Eigenlijk maak je het probleem concreet en haal je zo de paniek weg.’

Bartelink: ‘De fase van de beeldvorming kost nu veel meer tijd dan voorheen. Dat is positief. Want blijkbaar wordt er nu langer nagedacht over hoe professionals sámen de situatie zien. Voorheen was er een beperkter zicht op de situatie, stond men te weinig stil bij de vraag wat die informatie precies betekende en werd er ook geen informatie gecombineerd.’

Hoe kom je dan wél tot een gezamenlijke analyse? Met die vraag is men aan de slag gegaan naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek. Bartelink: ‘We vroegen ons af: hoe zorgen we ervoor dat er meer uit een casuïstiekbespreking komt? En: hoe wordt dat dan een gezamenlijk plan? Dat resulteerde in de Leidraad Gezamenlijke Analyse en Planvorming. Daarmee kunnen we in de casuïstiekbespreking de situatie van een gezin op gestructureerde wijze ontrafelen.

De leidraad is gebaseerd op het BOB-model en op de visie gefaseerde ketenzorg. BOB staat voor Beeldvorming, Oordeelsvorming en Besluitvorming. In elke fase worden de vragen gesteld volgens het BOB-model. Bijvoorbeeld: welke zorgen zijn er (beeldvorming), wat is er nodig om directe veiligheid te creëren (oordeelsvorming) en welke acties moeten prioriteit hebben (besluitvorming)? Elk onderdeel heeft zijn eigen vragen die moeten leiden tot het verzamelen van informatie, het vormen van een oordeel en het beslissen over mogelijke interventies.

Tegelijkertijd wordt in de leidraad de visie gefaseerde ketenzorg gevolgd, zodat professionals scherp houden in welke fase de ketenzorg aan het gezin zich bevindt.

Bartelink leidde het onderzoek ‘De handen ineen!’ naar de samenwerking rond huiselijk geweld en kindermishandeling vanuit Zorg- en Veiligheidshuis Haaglanden. Ze concludeerde aan de hand van onder meer interviews met professionals dat de samenwerking tussen de ketenpartners - die het Zorg- en Veiligheidshuis zou moeten bevorderen - in de praktijk tegenvalt.

Bartelink: ‘Er werd informatie over de schutting gegooid van de ene naar de andere ketenpartner en die moest maar zien wat hij ermee deed. Zo kreeg zo’n ketenpartner alleen losse stukjes informatie, en was een goede analyse maken onhaalbaar. Organisaties hielden elkaar op de hoogte, maar daar bleef het bij. En dus kwamen professionals niet verder dan brandjes blussen, ieder op zijn eigen eilandje.’

Samenwerken in de jeugdsector is belangrijk, maar het verloopt vaak moeizaam. ‘Dat zien we overal,’ zegt onderzoeker Cora Bartelink, ‘maar bij huiselijk geweld is het extra complex omdat er zo veel verschillende partners bij een gezin betrokken zijn. Nog een maatje complexer zijn de omstandigheden waarin mensen verkeren die bij een Zorg- en Veiligheidshuis terechtkomen.

Het gaat om cliënten met meerdere problemen, waarvan langdurig huiselijk geweld en kindermishandeling er vaak een is. Bartelink: ‘De problemen zijn vaak zo met elkaar verweven, dat oorzaak en gevolg al lang niet meer te onderscheiden zijn.’

In het Zorg- en Veiligheidshuis werken ketenpartners samen op het gebied van zorg, straf en bestuur. Alle partners die bij een gezin betrokken zijn, komen er bij elkaar. Een procesregisseur coördineert het traject, een casusregisseur heeft het directe contact met het gezin.

Deel deze pagina

in de praktijk

7 min.

Mariëlle van Bussel

Over de schutting

In Zorg- en Veiligheidshuis Haaglanden bespreken ketenpartners gezinnen waar ernstig huiselijk geweld speelt en hulpverlening tot nu toe te weinig effect heeft gehad. Maar die samenwerking gaat lang niet altijd goed.
De Haagse Hogeschool onderzocht waar de knelpunten zitten en hoe het beter kan.   

Van brandjes blussen naar structurele veiligheid

‘De fase van de beeldvorming kost nu veel meer tijd dan voorheen. Dat is positief

Cora Bartelink:

‘Organisaties hielden elkaar op de hoogte, maar daar bleef het bij’

Cora Bartelink:

Hoe kun je effectiever en efficiënter samenwerken in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling? Lees hier de ervaringen en tips van een ervaringsdeskundige en aantal professionals. Op dezelfde pagina kun je ook de Frustratiewijzer downloaden, waarin veelvoorkomende frustraties rondom samenwerking én oplossingen uit de praktijk zijn beschreven.

Meer over beter samenwerken

Deel deze pagina

Zorg- en Veiligheidshuis Haaglanden en de Haagse Hogeschool hebben een participatief actieonderzoek opgezet. Dit is een praktijkgerichte onderzoeksmethode die ervaringen combineert met theoretische kennis. Professionals, maar ook (voormalig) cliënten en ervaringsdeskundigen spelen een belangrijke rol.

De onderzoekers hebben gesprekken gevoerd met een groot aantal ketenpartners, zoals jeugdbescherming, zorg, GGZ, specialistische zorg huiselijk geweld, politie, reclassering, gemeente en justitie. Daarnaast spraken ze met cliënten en ex-cliënten en bestudeerden ze een aantal dossiers van het Zorg- en Veiligheidshuis.

Een ontwikkelgroep van tien personen, afgevaardigd door alle betrokken partners, is met de analyse aan de slag gegaan. Uiteindelijk besloot men dat de focus moest liggen op twee knelpunten: een verbetering van de positie van de cliënten en een gespreksleidraad die moet leiden tot een gezamenlijke analyse van een casus.

Over het onderzoek ‘De handen ineen!’ is een eindrapport en een infographic gemaakt.

Over het onderzoek

Wat doet een Zorg- en Veiligheidshuis? Bekijk de animatie

‘Voor cliënten is het prettig dat er geluisterd wordt, niet óver hen gepraat wordt, en dat ze betrokken zijn bij hun eigen proces

Magda van de Lagemaat:

Een struikelblok is vaak het wantrouwen in de hulpverlening, weet Van de Lagemaat. ‘Mensen hebben al zo veel hulpverleners gezien, zonder resultaat. Daarbij is het lastig om naar een gesprek te komen waar veel mensen aanwezig zijn. Er zitten vaak instanties aan tafel waarmee ze in het verleden geen fijne gesprekken hebben gevoerd, bijvoorbeeld Veilig Thuis. De casusregisseur legt cliënten dan uit dat ze boos mogen zijn, dat alles besproken mag worden, maar dat de feiten zo ernstig zijn dat er in ieder geval iets moet veranderen.’

Wat de aanwezigheid van cliënten oplevert? ‘Voor henzelf is het prettig dat er naar hen geluisterd wordt, dat er niet óver hen gepraat wordt door mensen die ze niet kennen, en dat ze betrokken zijn bij hun eigen proces,’ vindt Van de Lagemaat. ‘Voor ons als professionals is het fijn om gezamenlijk in gesprek te kunnen gaan en om te toetsen of ons advies daadwerkelijk aankomt.’ Bartelink: ‘Als de cliënten hun visie zelf naar voren hebben gebracht, kunnen professionals de situatie beter inschatten en een beter plan van aanpak maken. Uiteindelijk moeten we daar natuurlijk naartoe.’

Wantrouwen

In het gunstigste geval zitten beide ouders zelf aan tafel. ‘De casusregisseur bereidt zo’n gesprek dan thuis met hen voor,’ aldus Van de Lagemaat. ‘Hij vertelt wie er verder aan tafel zullen zitten en wat het doel is van het overleg. Ook zal hij cliënten voorbereiden op de vragen die de procesregisseur gaat stellen. Zoals: kun je een cijfer geven voor de veiligheid thuis? Hoe kan dat cijfer volgens jou omhoog? En dan zijn er nog de praktische zaken die besproken worden, zoals waar de cliënten willen zitten tijdens het overleg. En dat ze een time-out kunnen nemen als de emoties te hoog oplopen.’

Kinderen worden niet uitgenodigd voor het overleg, dat zou te heftig voor hen zijn. Hun stem wordt gehoord via de casusregisseur. Van de Lagemaat: ‘Die spreekt het kind thuis of op school. Daarbij heeft een hulpverlener van jeugd-GGZ de opdracht gekregen om vanuit het kind-perspectief te spreken. Wat heeft het in deze situatie nodig?’

Voorbereiding van cliënten

Een ervaringsdeskundige kan het gesprek kantelen richting het perspectief van de cliënten’

Magda van de Lagemaat:

Waar mogelijk wordt een ervaringsdeskundige die als ouder of als kind huiselijk geweld heeft meegemaakt, uitgenodigd voor een overleg. ‘Die ervaringsdeskundige vertegenwoordigt een cliënt die er niet bij kan of wil zijn. Maar hij of zij kan ook een brug slaan tussen een aanwezige cliënten en de hulpverleners. Zo wilde eens een cliënt weglopen uit het overleg, maar kwam hij met hulp van de ervaringsdeskundige toch weer terug aan tafel. Ook kan een ervaringsdeskundige het gesprek kantelen richting het perspectief van de cliënten, door bijvoorbeeld in te steken op de vraag hoe die weer hoop krijgen voor de toekomst, en wat we kunnen doen om de patronen te doorbreken.’

Het tweede aandachtspunt in het onderzoek was het verbeteren van de positie van de cliënten. Volgens het credo: niet óver maar mét de cliënt praten. ‘Dat was in het Zorg- en Veiligheidshuis te weinig het geval. We weten vanuit de psychologie dat cliënten die betrokken zijn bij de besluitvorming meer achter het besluit staan en daardoor ook actiever betrokken zijn bij het plan van aanpak. Meestal leidt dat tot een positief effect op de veiligheid in een gezin. We hebben onderzocht wat er nodig is om cliënten meer te betrekken bij het overleg over hun eigen proces. Dat geldt voor de voorbereiding van een overleg, het overleg zelf en de nazorg na afloop.’

In de praktijk werkt het niet zo simpel, weet Van de Lagemaat. ‘Bij deze cliënten, die vaak zorg mijden, kost het soms een half jaar om contact te krijgen. Ze hier aan tafel krijgen is dan een brug te ver.’

Daarom is er gekeken naar allerlei mogelijkheden om toch de stem van de cliënten mee te nemen in het overleg. Een paar ketenpartners gaan samen op huisbezoek, of de casusregisseur voert het gesprek met de cliënten alleen en verwoordt hun perspectief vervolgens in de casuïstiekbespreking. Soms wil een cliënt alleen na afloop van het overleg gebeld worden. ‘Het zijn allemaal kleine ingangen om op voort te borduren,’ vindt Van de Lagemaat.

Niet óver maar mét

De professionals moeten soms nog wennen aan de andere werkwijze. ‘We kijken nu beter naar wie op welk moment nodig is en dus moeten er keuzes worden gemaakt,’ aldus Bartelink. ‘Als dat betekent dat de traumabehandeling in een latere fase van start gaat, betekent dat dat de ggz in een later stadium aanhaakt. Professionals vinden het lastig om zo’n keuze te maken, omdat ze bang zijn collega’s van een andere organisatie te passeren.’

Dat de leidraad uitgaat van gefaseerde zorg, vindt Van de Lagemaat ook winst. ‘We waren gewend om brandjes te blussen. Er was een probleem, we gingen eropaf en keken niet verder dan de situatie van dat moment. We gaan nu voor een structurele aanpak en dus moeten we ervoor zorgen dat we eerst een goede analyse maken. Op die manier steken we niet in op de verkeerde aanpak.’

‘Alles moet al geprobeerd zijn om structurele veiligheid te creëren,’ zegt Magda van de Lagemaat. ‘Het gaat vooral om alleenstaande moeders met een vermoeden van een verstandelijke beperking die zelf geen fijne jeugd hebben gehad. Ze zijn zorgmijdend, hebben een klein netwerk en kampen met langdurige problematiek op het gebied van bijvoorbeeld verslaving, schulden, langdurig en ernstig huiselijk geweld, psychisch welbevinden en opvoeding. Het is een complex geheel waarbij één hulpverlener niet voldoende is.’

Van de Lagemaat: ‘Soms duurt het een half jaar om mensen zover te krijgen dat ze meewerken. Of het lukt cliënten niet om een hulpvraag te formuleren. We blijven net zo lang betrokken totdat er stabiele veiligheid is voor langere tijd - in ieder geval een half jaar. Het hele traject kan soms wel drie jaar in beslag nemen.’

Wie zijn de cliënten van het Zorg- en Veiligheidshuis?

Structurele aanpak

‘De fase van de beeldvorming kost nu veel meer tijd dan voorheen. Dat is positief

Cora Bartelink:

De leidraad wordt inmiddels toegepast in Zorg- en Veiligheidshuis Haaglanden. Hoe dit in de praktijk werkt? ‘We pakken de leidraad erbij en kijken welke vragen helpend zijn om een goede analyse te maken van een casus,’ vertelt coördinator van de huiselijk geweld aanpak Magda van de Lagemaat. ‘De leidraad geeft extra handvatten om dieper op onderwerpen in te gaan en om door te vragen, zodat je een completer beeld vormt.

Het komt weleens voor dat iemand tijdens een bespreking roept dat “er doden gaan vallen” als er niets gebeurt in een bepaald gezin. Je kunt dan direct in de actiemodus schieten, óf doorvragen. Wat is je grootste zorg precies? Op basis waarvan denk je dat? Wat moeten we nú doen? Wat kan later? Wie heb je daarvoor nodig? Eigenlijk maak je het probleem concreet en haal je zo de paniek weg.’

Bartelink: ‘De fase van de beeldvorming kost nu veel meer tijd dan voorheen. Dat is positief. Want blijkbaar wordt er nu langer nagedacht over hoe professionals sámen de situatie zien. Voorheen was er een beperkter zicht op de situatie, stond men te weinig stil bij de vraag wat die informatie precies betekende en werd er ook geen informatie gecombineerd.’

Completer beeld

Hoe kom je dan wél tot een gezamenlijke analyse? Met die vraag is men aan de slag gegaan naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek. Bartelink: ‘We vroegen ons af: hoe zorgen we ervoor dat er meer uit een casuïstiekbespreking komt? En: hoe wordt dat dan een gezamenlijk plan? Dat resulteerde in de Leidraad Gezamenlijke Analyse en Planvorming. Daarmee kunnen we in de casuïstiekbespreking de situatie van een gezin op gestructureerde wijze ontrafelen.

De leidraad is gebaseerd op het BOB-model en op de visie gefaseerde ketenzorg. BOB staat voor Beeldvorming, Oordeelsvorming en Besluitvorming. In elke fase worden de vragen gesteld volgens het BOB-model. Bijvoorbeeld: welke zorgen zijn er (beeldvorming), wat is er nodig om directe veiligheid te creëren (oordeelsvorming) en welke acties moeten prioriteit hebben (besluitvorming)? Elk onderdeel heeft zijn eigen vragen die moeten leiden tot het verzamelen van informatie, het vormen van een oordeel en het beslissen over mogelijke interventies.

Tegelijkertijd wordt in de leidraad de visie gefaseerde ketenzorg gevolgd, zodat professionals scherp houden in welke fase de ketenzorg aan het gezin zich bevindt.

Gespreksleidraad

‘Organisaties hielden elkaar op de hoogte, maar daar bleef het bij’

Cora Bartelink:

Bartelink leidde het onderzoek ‘De handen ineen!’ naar de samenwerking rond huiselijk geweld en kindermishandeling vanuit Zorg- en Veiligheidshuis Haaglanden. Ze concludeerde aan de hand van onder meer interviews met professionals dat de samenwerking tussen de ketenpartners - die het Zorg- en Veiligheidshuis zou moeten bevorderen - in de praktijk tegenvalt.

Bartelink: ‘Er werd informatie over de schutting gegooid van de ene naar de andere ketenpartner en die moest maar zien wat hij ermee deed. Zo kreeg zo’n ketenpartner alleen losse stukjes informatie, en was een goede analyse maken onhaalbaar. Organisaties hielden elkaar op de hoogte, maar daar bleef het bij. En dus kwamen professionals niet verder dan brandjes blussen, ieder op zijn eigen eilandje.’

Over de schutting

Cora Bartelink is senior onderzoeker aan de Haagse Hogeschool. Met haar onderzoek draagt zij al jaren bij aan innovatie in de jeugdsector, in het bijzonder op het terrein van kindermishandeling en jeugdbescherming.

Magda van de Lagemaat is adviseur Leren & ontwikkelen en coördinator van de huiselijk geweld aanpak bij het Zorg- en Veiligheidshuis Haaglanden. Tot voor kort was ze procesregisseur, eerder casusregisseur.

Samenwerken in de jeugdsector is belangrijk, maar het verloopt vaak moeizaam. ‘Dat zien we overal,’ zegt onderzoeker Cora Bartelink, ‘maar bij huiselijk geweld is het extra complex omdat er zo veel verschillende partners bij een gezin betrokken zijn. Nog een maatje complexer zijn de omstandigheden waarin mensen verkeren die bij een Zorg- en Veiligheidshuis terechtkomen.

Het gaat om cliënten met meerdere problemen, waarvan langdurig huiselijk geweld en kindermishandeling er vaak een is. Bartelink: ‘De problemen zijn vaak zo met elkaar verweven, dat oorzaak en gevolg al lang niet meer te onderscheiden zijn.’

In het Zorg- en Veiligheidshuis werken ketenpartners samen op het gebied van zorg, straf en bestuur. Alle partners die bij een gezin betrokken zijn, komen er bij elkaar. Een procesregisseur coördineert het traject, een casusregisseur heeft het directe contact met het gezin.

In Zorg- en Veiligheidshuis Haaglanden bespreken ketenpartners gezinnen waar ernstig huiselijk geweld speelt en hulpverlening tot nu toe te weinig effect heeft gehad. Maar die samenwerking gaat lang niet altijd goed.
De Haagse Hogeschool onderzocht waar de knelpunten zitten en hoe het beter kan.   

Van brandjes blussen naar structurele veiligheid

Mariëlle van Bussel

7 min.

in de praktijk

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm