Doktertje spelen, elkaar kusjes geven, je broek laten zakken in de groep… Jonge kinderen zijn op allerlei manieren bezig met lichamelijkheid en seksualiteit. Om zich te kunnen ontwikkelen, hebben ze ruimte nodig om te experimenteren. Maar net als bij andere spelletjes zijn er wel regels nodig.

Seksspelletjes: normaal of signaal?

Hoe kan een kind praten over seksueel geweld als het nooit heeft geleerd onderscheid te maken tussen fijne en ongewenste aanraking? Biologiedocent Geert Verwijmeren merkte dat het curriculum vooral gericht was op voortplanting. Al ruim tien jaar zet hij zich in voor de seksuele en relationele vorming van kinderen in de onderbouw. Als het aan hem en voormalig Rutgers-programmamanager Sanna Maris ligt, leren we alle kinderen vanaf groep 1 het verschil herkennen.

Het verschil tussen fijn en ongewenst

Als professionals hebben we vaak een natuurlijke afweerreactie als we van een kind horen over seksueel misbruik. In bovenstaande video (16 min.) vertelt Aafke Scharloo hoe we daardoor de signalen vaak over het hoofd zien - met alle gevolgen van dien. Hoe word je je eigen afweer de baas?  

Misschien is het wel niet waar?

Kinderen vertellen hun verhaal vaak emotieloos

De gouden vraag is: ‘Vertel daar eens meer over?’

Het kind moet het idee hebben dat jij het aankunt

Achteraf zeggen slachtoffers: ‘Ik had er geen woorden voor’

Informatie maakt het kind bewuster van wat er is gebeurd

Probeer te ontschuldigen

9.

Laat merken dat je het kind gelooft

8.

Stel de gouden vraag

7.

Houd de toon luchtig

6.

Sluit aan bij de fase waarin het kind zit

5.

Creëer een veilige situatie om te praten

4.

Geef informatie

3.

Vraag of het kind ‘de onderbroekregel’ kent

2.

1.

Wees alert op proefballonnetjes

Aafke Scharloo is orthopedagoog en zelfstandig gevestigd klinisch psycholoog met specialistische expertise in diagnostiek en behandeling na seksueel misbruik, mishandeling en trauma.

Geef altijd een ontvangstbevestiging

Deel deze pagina

Ben je eenmaal met een kind in gesprek over mogelijk misbruik, praat er dan over alsof je het over een boterham met pindakaas hebt, adviseert Scharloo. ‘Gebruik een nuchtere en luchtige toon, zonder oordeel. Als je zegt: “Wat hij bij jou heeft gedaan, mag niet,” slaan kinderen meteen dicht, is mijn ervaring.’

Een kind moet het gevoel krijgen dat hij of zij geen schuld heeft – victim blaming is bewezen schadelijk voor de verwerking. Toch werkt ontschuldigen niet altijd, omdat de dader de verantwoordelijkheid voor wat er is gebeurd vaak bij het slachtoffer legt of heeft gelegd. Het gesprek hierover aangaan kan door bijvoorbeeld te zeggen: “Veel kinderen denken dat het hun eigen schuld is. Denk jij dat ook?” Kies je woorden voorzichtig, zodat het kind deze niet opvat als een bevestiging van het negatieve zelfbeeld.

Pas veel later, meestal in de hulpverleningsfase, komen kinderen toe aan hun emoties. Hoe emotieloos het kind ook vertelt, laat merken dat je hem gelooft. De angst om niet geloofd te worden is een belangrijke reden om níet over het misbruik te praten. Scharloo: ‘Reageer bijvoorbeeld met: “Wat rot voor je. Goed dat je het me hebt verteld, ik ga je helpen. Zoiets kun je niet in je eentje oplossen. We gaan iemand zoeken die er verstand van heeft. En tot die tijd gaan we dit en dat doen.” Neem het voortouw met een directieve houding. Het schept veiligheid voor het kind als iemand de weg wijst, hem bij de hand neemt en weet wat er moet gebeuren. Een professionele hulpverlener kan daarna samen met het kind kijken welke behandeling helpt.’

Als kinderen eenmaal gaan praten, wordt dat vaak een feitelijke opsomming van wat er is gebeurd. Dat komt misschien niet overeen met je verwachting van hoe een slachtoffer zich zou moeten gedragen. Je kunt je afvragen of het misbruik wel echt gebeurd is. Goed dus om te weten dat dat feitelijke verhaal een vorm van zelfbescherming is, een manier om het te kunnen dragen.

Stel dus alleen open vragen, op een directieve manier. Scharloo: ‘De gouden vraag is: “Vertel daar eens meer over?”. Die kun je wel tien keer stellen. 

Soms wil de politie het kind nog spreken. Houd er rekening mee dat je bewijslast niet vervuilt en het verhaal niet beïnvloedt. “Vertel er eens meer over?” is altijd goed: je legt het kind niks in de mond.’

Met een aarzelende vraag als ‘Wil je daar iets meer over vertellen?’ nodig je het kind uit tot het antwoorden met ‘nee’. Dat kan de vermijding - niemand praat graag over nare dingen - onbedoeld versterken. Ook willen kinderen altijd graag bevestigen wat je zegt of vraagt. Bovendien kunnen ze onbedoeld dat wat je ze vraagt (‘Zat opa aan je piemel?’) onderdeel maken van hun verhaal, terwijl het misschien niet op de waarheid berust. Dat is voor zowel de hulpverlening als de waarheidsvinding nadelig.

Laat ook niet te veel emoties zien, en toon niet te veel medeleven. Dat vinden kinderen moeilijk. Ze moeten het idee hebben dat je hun verhaal aankunt. Luister goed en laat je verrassen door wat het kind vertelt. Zorg dat je niet te snel interpreteert en dingen invult.

Het kan lang duren voordat kinderen tot hun bewustzijn toelaten dat iets niet oké is. Ze kunnen het gebeurde niet plaatsen en drukken het misschien weg. Dan heeft ernaar vragen geen zin, zegt Scharloo. ‘Als je niet weet wat het is, kun je het moeilijk plaatsen. Je neemt het als vanzelfsprekend aan. Pas achteraf - soms jaren later - zeggen slachtoffers dan: “Ik voelde dat het niet klopte, maar ik had er geen woorden voor.”’

In een later stadium van het onthullingsproces realiseren kinderen zich wel dat er iets is gebeurd waarvan ze last hebben en waarvan ze willen dat het stopt. Dan sluiten zulke vragen waarschijnlijk beter aan.

De kans bestaat dat termen als ‘tegen je wil’ of ‘misbruik’ niet aansluiten bij de beleving van het kind. Als kinderen seksueel misbruik meemaken, zijn ze zich er niet altijd van bewust dat het misbruik is. Scharloo: ‘Plegers trekken een kind er vaak in mee, ze maken het medeverantwoordelijk: jij vond het toch ook fijn? Misschien was het ook spannend voor het kind, is het zelf naar de dader toe gegaan. Kortom, een vraag stellen als “Heeft iemand je weleens tegen je zin aangeraakt?” of “Ben je weleens seksueel misbruikt?” werkt alleen bij kinderen die zich al realiseren dat er iets is gebeurd wat zij niet wilden. Jonge kinderen beseffen dat vaak nog niet, ze ervaren de wereld zoals hij is.’

Als je vermoedt dat er iets aan de hand kan zijn, is het belangrijk om een situatie te creëren waarin je er samen over kunt praten. Als leerkracht of begeleider plan je bijvoorbeeld een een-op-een activiteit met het kind. Vraag of het kind bij iets kan komen helpen en kaart het onderwerp aan terwijl je bezig bent. Zo kan het wegkijken als het daar behoefte aan heeft en rustig nadenken. Door samen bezig te zijn met iets anders voorkom je bovendien dat de spanning van een gesprek te hoog oploopt.

Dat kan bijvoorbeeld door - als je in het onderwijs werkt - naar een speciaal tv-programma of een video te kijken over het onderwerp. Door die informatie wordt het kind zich steeds bewuster van wat er is gebeurd. Als leerkracht maak je vervolgens een haakje om het onderwerp verder te brengen. Scharloo geeft een voorbeeld: ‘“Gisteren keken we dokter Corrie in de klas, wat vond je ervan?” Daarna kun je vragen stellen. 

Of knip iets uit de krant en bespreek het met de klas. Zegt een leerling dan: “Dat doet papa altijd bij mij”, dan kun je antwoorden: “Heel goed dat je dat vertelt. Daar praten we straks samen over verder.’”

Het onthullen van seksueel misbruik is veel meer dan het vertellen. Het gaat gepaard met wikken en wegen en begint vaak met een fase waarin het kind zich realiseert dat datgene wat er gebeurt of is gebeurd niet klopt. Om het te helpen erover te praten, is het goed om informatie te geven.

Als Scharloo vermoedt dat er iets speelt, vraagt ze bijvoorbeeld: ‘Ken je de onderbroekregel?’ Dan kijkt een kind haar meestal glazig aan. ‘Ik leg dan uit dat deze regel betekent dat het niet zo’n goed idee is dat iemand je aanraakt waar je onderbroek zit. Zeker niet als niemand het mag weten. Daarna kun je bijvoorbeeld vragen: “Ken je iemand die dat heeft meegemaakt?” En nog later: “Heb jíj dat weleens meegemaakt?”’

De meeste kinderen vertellen niet meteen wat er is gebeurd. Voordat ze dat doen, laten ze vaak een proefballonnetje op om te checken hoe anderen reageren, zegt klinisch psycholoog Aafke Scharloo, die veel met kinderen praat bij vermoedens van seksueel misbruik. ‘Een proefballonnetje is een vage uitspraak die voor de goede verstaander zou kunnen wijzen op seksueel misbruik, maar ook nog teruggetrokken of genegeerd kan worden. Een kind kan bijvoorbeeld aangeven: “Ik vind het slapen bij opa niet leuk.” Als je niet reageert op zo’n ballonnetje - bijvoorbeeld omdat je niet weet hoe erop in te gaan - krijgt het kind de boodschap mee dat je het niet weten wilt. Geef dus altijd een ontvangstbevestiging: laat merken dat je de opmerking hebt gehoord, bijvoorbeeld door te vragen: “Wat bedoel je daarmee?”’

Kinderen praten niet vaak uit zichzelf over het misbruik. Als ze heel jong zijn, hebben ze er de woorden nog niet voor. Iets oudere kinderen schamen zich en voelen zich schuldig of medeplichtig. Dat kan vergaande gevolgen hebben - van een negatief zelfbeeld tot aan automutilatie of suïcide. Bovendien praten ze er niet makkelijk over als de pleger een bekende is, bijvoorbeeld de leerkracht of een van de ouders.

Praten over misbruik

5,5 min.

Annemarie van Dijk

Bij een vermoeden van seksueel misbruik moeten professionals daarnaar kunnen en dúrven vragen, vindt klinisch psycholoog Aafke Scharloo. Ze formuleerde 9 duidelijke tips die je daarbij helpen.

‘Stel de gouden vraag.

Misschien wel tien keer’

Een kind moet het gevoel krijgen dat hij of zij geen schuld heeft – victim blaming is bewezen schadelijk voor de verwerking. Toch werkt ontschuldigen niet altijd, omdat de dader de verantwoordelijkheid voor wat er is gebeurd vaak bij het slachtoffer legt of heeft gelegd. Het gesprek hierover aangaan kan door bijvoorbeeld te zeggen: “Veel kinderen denken dat het hun eigen schuld is. Denk jij dat ook?” Kies je woorden voorzichtig, zodat het kind deze niet opvat als een bevestiging van het negatieve zelfbeeld.

Kinderen vertellen hun verhaal vaak emotieloos

Pas veel later, meestal in de hulpverleningsfase, komen kinderen toe aan hun emoties. Hoe emotieloos het kind ook vertelt, laat merken dat je hem gelooft. De angst om niet geloofd te worden is een belangrijke reden om níet over het misbruik te praten. Scharloo: ‘Reageer bijvoorbeeld met: “Wat rot voor je. Goed dat je het me hebt verteld, ik ga je helpen. Zoiets kun je niet in je eentje oplossen. We gaan iemand zoeken die er verstand van heeft. En tot die tijd gaan we dit en dat doen.” Neem het voortouw met een directieve houding. Het schept veiligheid voor het kind als iemand de weg wijst, hem bij de hand neemt en weet wat er moet gebeuren. Een professionele hulpverlener kan daarna samen met het kind kijken welke behandeling helpt.’

Probeer te ontschuldigen

9.

Als kinderen eenmaal gaan praten, wordt dat vaak een feitelijke opsomming van wat er is gebeurd. Dat komt misschien niet overeen met je verwachting van hoe een slachtoffer zich zou moeten gedragen. Je kunt je afvragen of het misbruik wel echt gebeurd is. Goed dus om te weten dat dat feitelijke verhaal een vorm van zelfbescherming is, een manier om het te kunnen dragen.

Laat merken dat je het kind gelooft

8.

Doktertje spelen, elkaar kusjes geven, je broek laten zakken in de groep… Jonge kinderen zijn op allerlei manieren bezig met lichamelijkheid en seksualiteit. Om zich te kunnen ontwikkelen, hebben ze ruimte nodig om te experimenteren. Maar net als bij andere spelletjes zijn er wel regels nodig.

Seksspelletjes: normaal of signaal?

Stel dus alleen open vragen, op een directieve manier. Scharloo: ‘De gouden vraag is: “Vertel daar eens meer over?”. Die kun je wel tien keer stellen. 

Soms wil de politie het kind nog spreken. Houd er rekening mee dat je bewijslast niet vervuilt en het verhaal niet beïnvloedt. “Vertel er eens meer over?” is altijd goed: je legt het kind niks in de mond.’

De gouden vraag is: ‘Vertel daar eens meer over?’

Met een aarzelende vraag als ‘Wil je daar iets meer over vertellen?’ nodig je het kind uit tot het antwoorden met ‘nee’. Dat kan de vermijding - niemand praat graag over nare dingen - onbedoeld versterken. Ook willen kinderen altijd graag bevestigen wat je zegt of vraagt. Bovendien kunnen ze onbedoeld dat wat je ze vraagt (‘Zat opa aan je piemel?’) onderdeel maken van hun verhaal, terwijl het misschien niet op de waarheid berust. Dat is voor zowel de hulpverlening als de waarheidsvinding nadelig.

Stel de gouden vraag

7.

Laat ook niet te veel emoties zien, en toon niet te veel medeleven. Dat vinden kinderen moeilijk. Ze moeten het idee hebben dat je hun verhaal aankunt. Luister goed en laat je verrassen door wat het kind vertelt. Zorg dat je niet te snel interpreteert en dingen invult.

Het kind moet het idee hebben dat jij het aankunt

Ben je eenmaal met een kind in gesprek over mogelijk misbruik, praat er dan over alsof je het over een boterham met pindakaas hebt, adviseert Scharloo. ‘Gebruik een nuchtere en luchtige toon, zonder oordeel. Als je zegt: “Wat hij bij jou heeft gedaan, mag niet,” slaan kinderen meteen dicht, is mijn ervaring.’

Houd de toon luchtig

6.

Hoe kan een kind praten over seksueel geweld als het nooit heeft geleerd onderscheid te maken tussen fijne en ongewenste aanraking? Biologiedocent Geert Verwijmeren merkte dat het curriculum vooral gericht was op voortplanting. Al ruim tien jaar zet hij zich in voor de seksuele en relationele vorming van kinderen in de onderbouw. Als het aan hem en voormalig Rutgers-programmamanager Sanna Maris ligt, leren we alle kinderen vanaf groep 1 het verschil herkennen.

Het verschil tussen fijn en ongewenst

Het kan lang duren voordat kinderen tot hun bewustzijn toelaten dat iets niet oké is. Ze kunnen het gebeurde niet plaatsen en drukken het misschien weg. Dan heeft ernaar vragen geen zin, zegt Scharloo. ‘Als je niet weet wat het is, kun je het moeilijk plaatsen. Je neemt het als vanzelfsprekend aan. Pas achteraf - soms jaren later - zeggen slachtoffers dan: “Ik voelde dat het niet klopte, maar ik had er geen woorden voor.”’

In een later stadium van het onthullingsproces realiseren kinderen zich wel dat er iets is gebeurd waarvan ze last hebben en waarvan ze willen dat het stopt. Dan sluiten zulke vragen waarschijnlijk beter aan.

Achteraf zeggen slachtoffers: ‘Ik had er geen woorden voor’

De kans bestaat dat termen als ‘tegen je wil’ of ‘misbruik’ niet aansluiten bij de beleving van het kind. Als kinderen seksueel misbruik meemaken, zijn ze zich er niet altijd van bewust dat het misbruik is. Scharloo: ‘Plegers trekken een kind er vaak in mee, ze maken het medeverantwoordelijk: jij vond het toch ook fijn? Misschien was het ook spannend voor het kind, is het zelf naar de dader toe gegaan. Kortom, een vraag stellen als “Heeft iemand je weleens tegen je zin aangeraakt?” of “Ben je weleens seksueel misbruikt?” werkt alleen bij kinderen die zich al realiseren dat er iets is gebeurd wat zij niet wilden. Jonge kinderen beseffen dat vaak nog niet, ze ervaren de wereld zoals hij is.’

Sluit aan bij de fase waarin het kind zit

5.

Als je vermoedt dat er iets aan de hand kan zijn, is het belangrijk om een situatie te creëren waarin je er samen over kunt praten. Als leerkracht of begeleider plan je bijvoorbeeld een een-op-een activiteit met het kind. Vraag of het kind bij iets kan komen helpen en kaart het onderwerp aan terwijl je bezig bent. Zo kan het wegkijken als het daar behoefte aan heeft en rustig nadenken. Door samen bezig te zijn met iets anders voorkom je bovendien dat de spanning van een gesprek te hoog oploopt.

Creëer een veilige situatie om te praten

4.

Dat kan bijvoorbeeld door - als je in het onderwijs werkt - naar een speciaal tv-programma of een video te kijken over het onderwerp. Door die informatie wordt het kind zich steeds bewuster van wat er is gebeurd. Als leerkracht maak je vervolgens een haakje om het onderwerp verder te brengen. Scharloo geeft een voorbeeld: ‘“Gisteren keken we dokter Corrie in de klas, wat vond je ervan?” Daarna kun je vragen stellen. 

Of knip iets uit de krant en bespreek het met de klas. Zegt een leerling dan: “Dat doet papa altijd bij mij”, dan kun je antwoorden: “Heel goed dat je dat vertelt. Daar praten we straks samen over verder.’”

Informatie maakt het kind bewuster van wat er is gebeurd

Het onthullen van seksueel misbruik is veel meer dan het vertellen. Het gaat gepaard met wikken en wegen en begint vaak met een fase waarin het kind zich realiseert dat datgene wat er gebeurt of is gebeurd niet klopt. Om het te helpen erover te praten, is het goed om informatie te geven.

Geef informatie

3.

Als professionals hebben we vaak een natuurlijke afweerreactie als we van een kind horen over seksueel misbruik. In bovenstaande video (16 min.) vertelt Aafke Scharloo hoe we daardoor de signalen vaak over het hoofd zien - met alle gevolgen van dien. Hoe word je je eigen afweer de baas?  

Misschien is het wel niet waar?

Als Scharloo vermoedt dat er iets speelt, vraagt ze bijvoorbeeld: ‘Ken je de onderbroekregel?’ Dan kijkt een kind haar meestal glazig aan. ‘Ik leg dan uit dat deze regel betekent dat het niet zo’n goed idee is dat iemand je aanraakt waar je onderbroek zit. Zeker niet als niemand het mag weten. Daarna kun je bijvoorbeeld vragen: “Ken je iemand die dat heeft meegemaakt?” En nog later: “Heb jíj dat weleens meegemaakt?”’

Vraag of het kind ‘de onderbroekregel’ kent

2.

De meeste kinderen vertellen niet meteen wat er is gebeurd. Voordat ze dat doen, laten ze vaak een proefballonnetje op om te checken hoe anderen reageren, zegt klinisch psycholoog Aafke Scharloo, die veel met kinderen praat bij vermoedens van seksueel misbruik. ‘Een proefballonnetje is een vage uitspraak die voor de goede verstaander zou kunnen wijzen op seksueel misbruik, maar ook nog teruggetrokken of genegeerd kan worden. Een kind kan bijvoorbeeld aangeven: “Ik vind het slapen bij opa niet leuk.” Als je niet reageert op zo’n ballonnetje - bijvoorbeeld omdat je niet weet hoe erop in te gaan - krijgt het kind de boodschap mee dat je het niet weten wilt. Geef dus altijd een ontvangstbevestiging: laat merken dat je de opmerking hebt gehoord, bijvoorbeeld door te vragen: “Wat bedoel je daarmee?”’

Geef altijd een ontvangstbevestiging

Kinderen praten niet vaak uit zichzelf over het misbruik. Als ze heel jong zijn, hebben ze er de woorden nog niet voor. Iets oudere kinderen schamen zich en voelen zich schuldig of medeplichtig. Dat kan vergaande gevolgen hebben - van een negatief zelfbeeld tot aan automutilatie of suïcide. Bovendien praten ze er niet makkelijk over als de pleger een bekende is, bijvoorbeeld de leerkracht of een van de ouders.

1.

Wees alert op proefballonnetjes

Aafke Scharloo is orthopedagoog en zelfstandig gevestigd klinisch psycholoog met specialistische expertise in diagnostiek en behandeling na seksueel misbruik, mishandeling en trauma.

Misschien wel tien keer’

Bij een vermoeden van seksueel misbruik moeten professionals daarnaar kunnen en dúrven vragen, vindt klinisch psycholoog Aafke Scharloo. Ze formuleerde 9 duidelijke tips die je daarbij helpen.

‘Stel de gouden vraag.

5,5 min.

Annemarie van Dijk

Praten over misbruik

Deel deze pagina

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm