Op de website Geweld in jeugdzorg vind je onder andere ervaringsverhalen over geweld in de jeugdzorg.

Mick vertelde eerder hoe zijn begeleiding vanuit jeugdzorg abrupt stopte toen hij 18 werd: ‘Ik was terug bij af.’

Lees deze brief van Serena (21) aan haar voormalige voogd over wat zij gemist heeft in haar begeleiding.

  • Breng de signalen in kaart.

  • Overleg met een collega en raadpleeg eventueel Veilig Thuis.

  • Voer een gesprek met de cliënt.

  • Maak een afweging van het geweld of de kindermishandeling. Neem bij twijfel contact op met Veilig Thuis.

  • Organiseer hulp of maak een melding.

Om welke reden dan ook, en je ziet dat ouders niet betrokken zijn:

Kijk wat het kind nodig heeft.

Mijn ouders bezochten die bijna nooit. Mijn basisschool had meer toenadering kunnen zoeken: ze hadden moeten polsen, zonder te beschuldigen: ‘Zijn jullie bij Anna thuis? Helpen jullie haar met schoolzaken? Vragen jullie haar hoe het gaat en wat er speelt?’ Het gebeurde niet.

Volg de stappen van de Meldcode als je je zorgen maakt om een kind.

Luister naar wat het kind te vertellen heeft.

Zoek uit wat er aan de hand is als ouders bijvoorbeeld niet op ouderavonden komen.

Tips voor professionals

Anna: ‘Geen enkel kind verdient wat ik heb meegemaakt, daarom zet ik mij in voor jongerenparticipatie. Ik wil hulpverleners, docenten en beleidsmakers er (weer) meer bewust van te maken dat ze met kinderen werken. Dit is wat ik iedereen wil meegeven:’

‘De eerste volwassene die mij écht hielp, was een mentrix die af en toe een rondje met mij wandelde’

‘Ik voelde me ongehoord, maar kon er niets tegen doen. De hulpverleners waren de autoriteit’

‘Mijn ouders vonden me dom en overbodig. Alleen als ik iets fout deed, zagen ze me

‘Ik zat daar voor mijn eigen veiligheid, maar het voelde alsof ik de crimineel was’

ervaringsverhaal

5,5 min.

Diana Eijsermans

Somajeh Ghaeminia

Dit artikel is eerder verschenen in de jeugdzorgspecial van Augeo magazine.

Om privacyredenen is de naam Anna gefingeerd.

Geen enkel kind verdient wat ik heb meegemaakt, daarom zet ik mij in voor jongerenparticipatie. Ik weet: ik ben een heel lastige puber geweest, maar ik weet óók dat ik een goed mens ben. Ik heb nooit iemand kwaad gedaan. Ik wilde alleen mijn eigen wereld creëren. Ik wilde niet worden zoals mijn ouders.

Mijn ouders en ik hebben het nog een klein jaar geprobeerd thuis, maar het wilde niet. Ik werd opnieuw mishandeld. Ik raakte afgestompt en nam niemand meer serieus. Door te verhuizen naar de stad waar ik wil zijn, heb ik mijn eigen pad gekozen. Met die stap is het contact met mijn ouders verbroken. Ze kunnen niet accepteren dat ik anders ben dan zij.’

Alles wordt in de jeugdzorg vastgelegd in regels en protocollen. Maar vergeet niet dat het om kinderen gaat! Een hulpverlener mag een kind geen knuffel geven. Hulpverleners mogen geen sigaretje roken met jongeren. De eerste volwassene die mij écht hielp, was een mentrix die af en toe een rondje met mij door het park wandelde. We rookten dan samen een sigaretje, en ik weet het, ik was 15 jaar en mocht volgens de wet niet roken. Maar juist op die momenten kwamen de gesprekken los, begon zij mij te begrijpen en durfde ik weer iemand te vertrouwen. Dat is waar het uiteindelijk om gaat.

Zo vroeg ik de groepsleiding al twee weken voor de verjaardag van een vriendin of ik op de dag van haar feestje een keer na middernacht thuis mocht komen in plaats van om tien uur. Dat was prima. Het zou in de overdracht worden genoteerd. Maar door een fout wist de dienstdoende groepsleider van niets. Ik kreeg huisarrest en extra corvee. Ik probeerde een gesprek aan te gaan, maar geluisterd werd er niet. Regels zijn regels.

Wat ik ook gemist heb, is het besef bij hulpverleners dat het voor een jongere ongelooflijk moeilijk is uit huis gehaald te worden. Om in een groep geplaatst te worden waar dagelijks tien verschillende hulpverleners langskomen. Dat een kind aandacht verdient.

In de instellingen waar ik verbleef, was ik verlost van het regime van mijn ouders. Maar wat ik in de jeugdzorg gemist heb, is menselijkheid. In mijn puberteit heb ik wel 73 hulpverleners gehad. Dat maakte me onzeker. Ik voelde me ongehoord, maar kon er niets tegen doen. De hulpverleners waren de autoriteit. Zij volgden de regels en maakten geen uitzondering. Dat heeft me heel verdrietig gemaakt.

In mijn puberteit ging ik niet meer naar muziekles of sporttraining. Ik deed alsof, maar zat ondertussen bij de paar vrienden die ik toen had. Erg lang kon ik mijn ouders niet voor de gek houden. Door mijn gedrag werden zij steeds dwingender en werd ik strenger gestraft. Corrigerende tikken en venijnige knepen kreeg ik altijd al, maar het grove geweld begon tussen mijn 13e en 14e. In die tijd ging mijn vader eens in de twee maanden helemaal door het lint.

Als mijn vader me in elkaar sloeg, stond mijn moeder meestal in een hoekje te huilen. Of ze was het ermee eens. Maar ze greep nooit in. Mijn broers en zussen werden niet mishandeld. Zij gaven geen tegengas. Ik wel. Ik werd alleen maar bozer.

Soms bleef ik weken van huis en sliep ik bij vriendinnen. Ik spijbelde veel en vluchtte in drinken en jointjes roken. Dat maakte mijn ouders nóg bozer. Niemand had door dat het thuis zo slecht ging. Totdat een vriendin mijn verwondingen zag en doorvroeg. Ik begon te huilen, kon er niet omheen. Op haar advies ben ik naar de vertrouwenspersoon op school gegaan.

Het gesprek heeft niet geholpen. Integendeel. Ze beloofde wat ik verteld had binnen vier muren te houden, maar nog diezelfde middag kwam mijn vader verhaal halen; de lerares had mijn ouders gebeld. Dat heeft me helemaal kapot gemaakt. Ik spijbelde nog meer en de mishandelingen gingen door. Die stopten pas toen ik in de crisisopvang zat.

Er werd nauwelijks voor mij gezorgd of naar me omgekeken. Ik stond zelf op, smeerde mijn brood en fietste alleen naar school. Daar was ik teruggetrokken en werd ik gepest. Na schooltijd paste ik op mijn zusje of was ik alleen thuis. Vriendinnen had ik niet. Mijn ouders vonden me dom en overbodig. Alleen als ik iets fout deed, zagen ze me.

’s Ochtends werden de celdeuren van het slot gedraaid. In rijen liepen we naar de douches. Vier keer per dag mochten we een half uur luchten op een binnenplaats. We werden gevisiteerd. Ik moest me uitkleden en naakt kikkersprongen maken om niets naar binnen te kunnen smokkelen. Het was een echte cel waarin ik woonde, met een stalen toilet. Ik zat daar voor mijn eigen veiligheid, maar het voelde alsof ik de crimineel was. Maar wat had ik misdaan?

Veel geld verdienen, dat vonden mijn ouders belangrijk. Ze werkten fulltime. En ook wij, hun kinderen, moesten presteren. Drie uur per dag speelde ik verplicht muziek. Ik sportte op hoog niveau en trainde elf uur per week. Ik zat op het vwo en moest goede cijfers halen. Dat gold ook voor mijn broers en zussen, maar zij zijn slim en getalenteerd…

‘14 was ik, toen ik in de crisisopvang terechtkwam. De situatie thuis escaleerde na een ruzie met mijn vader. Ik kan er nog steeds niet veel over vertellen, dat is te pijnlijk, maar na jaren van verwaarlozing en geweld stroomde mijn emmer over. Na een telefoontje van mijn moeder kwam de politie en belandde ik op het politiebureau. Ik werd naar de crisisopvang gebracht in een andere stad. Daar moest ik drie dagen binnen blijven. Ik voelde me onveilig en opgesloten.

Vanuit de crisisopvang ben ik van een instelling naar een andere instelling, naar familie en weer naar de volgende instelling verhuisd; de volgorde ben ik kwijt. Ook heb ik in een jeugdgevangenis gezeten, omdat er toen geen plek was in een instelling. Ik leefde er in een groep van twaalf meiden. Negen zaten daar omdat ze onder toezicht waren gesteld, voor hun eigen bescherming of omdat hun ouders niet voor hen konden zorgen. De drie anderen hadden een strafbaar feit gepleegd.

‘Ik voelde me onveilig en opgesloten’

Anna:

Verwaarlozing en geweld dreven Anna (nu 22) uit huis, waarna ze van instelling naar instelling verhuisde. ‘Mijn laatste verhuizing was drie maanden geleden. De veertiende in acht jaar tijd. Maar de eerste naar een plek die ik echt zélf heb uitgekozen.’

Lees ook deze ervaringsverhalen

Op de website Geweld in jeugdzorg vind je onder andere ervaringsverhalen over geweld in de jeugdzorg.

Mick vertelde eerder hoe zijn begeleiding vanuit jeugdzorg abrupt stopte toen hij 18 werd: ‘Ik was terug bij af.’

  • Breng de signalen in kaart.

  • Overleg met een collega en raadpleeg eventueel Veilig Thuis.

  • Voer een gesprek met de cliënt.

  • Maak een afweging van het geweld of de kindermishandeling. Neem bij twijfel contact op met Veilig Thuis.

  • Organiseer hulp of maak een melding.

Om welke reden dan ook, en je ziet dat ouders niet betrokken zijn:

Kijk wat het kind nodig heeft.

Mijn ouders bezochten die bijna nooit. Mijn basisschool had meer toenadering kunnen zoeken: ze hadden moeten polsen, zonder te beschuldigen: ‘Zijn jullie bij Anna thuis? Helpen jullie haar met schoolzaken? Vragen jullie haar hoe het gaat en wat er speelt?’ Het gebeurde niet.

Volg de stappen van de Meldcode als je je zorgen maakt om een kind.

Luister naar wat het kind te vertellen heeft.

Zoek uit wat er aan de hand is als ouders bijvoorbeeld niet op ouderavonden komen.

Tips voor professionals

Anna: ‘Geen enkel kind verdient wat ik heb meegemaakt, daarom zet ik mij in voor jongerenparticipatie. Ik wil hulpverleners, docenten en beleidsmakers er (weer) meer bewust van te maken dat ze met kinderen werken. Dit is wat ik iedereen wil meegeven:’

Lees deze brief van Serena (21) aan haar voormalige voogd over wat zij gemist heeft in haar begeleiding.

Lees ook deze ervaringsverhalen

Dit artikel is eerder verschenen in de jeugdzorgspecial van Augeo magazine.

Alles wordt in de jeugdzorg vastgelegd in regels en protocollen. Maar vergeet niet dat het om kinderen gaat! Een hulpverlener mag een kind geen knuffel geven. Hulpverleners mogen geen sigaretje roken met jongeren. De eerste volwassene die mij écht hielp, was een mentrix die af en toe een rondje met mij door het park wandelde. We rookten dan samen een sigaretje, en ik weet het, ik was 15 jaar en mocht volgens de wet niet roken. Maar juist op die momenten kwamen de gesprekken los, begon zij mij te begrijpen en durfde ik weer iemand te vertrouwen. Dat is waar het uiteindelijk om gaat.

Om privacyredenen is de naam Anna gefingeerd.

Geen enkel kind verdient wat ik heb meegemaakt, daarom zet ik mij in voor jongerenparticipatie. Ik weet: ik ben een heel lastige puber geweest, maar ik weet óók dat ik een goed mens ben. Ik heb nooit iemand kwaad gedaan. Ik wilde alleen mijn eigen wereld creëren. Ik wilde niet worden zoals mijn ouders.

Mijn ouders en ik hebben het nog een klein jaar geprobeerd thuis, maar het wilde niet. Ik werd opnieuw mishandeld. Ik raakte afgestompt en nam niemand meer serieus. Door te verhuizen naar de stad waar ik wil zijn, heb ik mijn eigen pad gekozen. Met die stap is het contact met mijn ouders verbroken. Ze kunnen niet accepteren dat ik anders ben dan zij.’

‘De eerste volwassene die mij écht hielp, was een mentrix die af en toe een rondje met mij wandelde’

Zo vroeg ik de groepsleiding al twee weken voor de verjaardag van een vriendin of ik op de dag van haar feestje een keer na middernacht thuis mocht komen in plaats van om tien uur. Dat was prima. Het zou in de overdracht worden genoteerd. Maar door een fout wist de dienstdoende groepsleider van niets. Ik kreeg huisarrest en extra corvee. Ik probeerde een gesprek aan te gaan, maar geluisterd werd er niet. Regels zijn regels.

Wat ik ook gemist heb, is het besef bij hulpverleners dat het voor een jongere ongelooflijk moeilijk is uit huis gehaald te worden. Om in een groep geplaatst te worden waar dagelijks tien verschillende hulpverleners langskomen. Dat een kind aandacht verdient.

In de instellingen waar ik verbleef, was ik verlost van het regime van mijn ouders. Maar wat ik in de jeugdzorg gemist heb, is menselijkheid. In mijn puberteit heb ik wel 73 hulpverleners gehad. Dat maakte me onzeker. Ik voelde me ongehoord, maar kon er niets tegen doen. De hulpverleners waren de autoriteit. Zij volgden de regels en maakten geen uitzondering. Dat heeft me heel verdrietig gemaakt.

‘Ik voelde me ongehoord, maar kon er niets tegen doen. De hulpverleners waren de autoriteit’

In mijn puberteit ging ik niet meer naar muziekles of sporttraining. Ik deed alsof, maar zat ondertussen bij de paar vrienden die ik toen had. Erg lang kon ik mijn ouders niet voor de gek houden. Door mijn gedrag werden zij steeds dwingender en werd ik strenger gestraft. Corrigerende tikken en venijnige knepen kreeg ik altijd al, maar het grove geweld begon tussen mijn 13e en 14e. In die tijd ging mijn vader eens in de twee maanden helemaal door het lint.

Als mijn vader me in elkaar sloeg, stond mijn moeder meestal in een hoekje te huilen. Of ze was het ermee eens. Maar ze greep nooit in. Mijn broers en zussen werden niet mishandeld. Zij gaven geen tegengas. Ik wel. Ik werd alleen maar bozer.

Soms bleef ik weken van huis en sliep ik bij vriendinnen. Ik spijbelde veel en vluchtte in drinken en jointjes roken. Dat maakte mijn ouders nóg bozer. Niemand had door dat het thuis zo slecht ging. Totdat een vriendin mijn verwondingen zag en doorvroeg. Ik begon te huilen, kon er niet omheen. Op haar advies ben ik naar de vertrouwenspersoon op school gegaan.

Het gesprek heeft niet geholpen. Integendeel. Ze beloofde wat ik verteld had binnen vier muren te houden, maar nog diezelfde middag kwam mijn vader verhaal halen; de lerares had mijn ouders gebeld. Dat heeft me helemaal kapot gemaakt. Ik spijbelde nog meer en de mishandelingen gingen door. Die stopten pas toen ik in de crisisopvang zat.

Er werd nauwelijks voor mij gezorgd of naar me omgekeken. Ik stond zelf op, smeerde mijn brood en fietste alleen naar school. Daar was ik teruggetrokken en werd ik gepest. Na schooltijd paste ik op mijn zusje of was ik alleen thuis. Vriendinnen had ik niet. Mijn ouders vonden me dom en overbodig. Alleen als ik iets fout deed, zagen ze me.

‘Mijn ouders vonden me dom en overbodig. Alleen als ik iets fout deed, zagen ze me

’s Ochtends werden de celdeuren van het slot gedraaid. In rijen liepen we naar de douches. Vier keer per dag mochten we een half uur luchten op een binnenplaats. We werden gevisiteerd. Ik moest me uitkleden en naakt kikkersprongen maken om niets naar binnen te kunnen smokkelen. Het was een echte cel waarin ik woonde, met een stalen toilet. Ik zat daar voor mijn eigen veiligheid, maar het voelde alsof ik de crimineel was. Maar wat had ik misdaan?

Veel geld verdienen, dat vonden mijn ouders belangrijk. Ze werkten fulltime. En ook wij, hun kinderen, moesten presteren. Drie uur per dag speelde ik verplicht muziek. Ik sportte op hoog niveau en trainde elf uur per week. Ik zat op het vwo en moest goede cijfers halen. Dat gold ook voor mijn broers en zussen, maar zij zijn slim en getalenteerd…

‘Ik zat daar voor mijn eigen veiligheid, maar het voelde alsof ik de crimineel was’

‘14 was ik, toen ik in de crisisopvang terechtkwam. De situatie thuis escaleerde na een ruzie met mijn vader. Ik kan er nog steeds niet veel over vertellen, dat is te pijnlijk, maar na jaren van verwaarlozing en geweld stroomde mijn emmer over. Na een telefoontje van mijn moeder kwam de politie en belandde ik op het politiebureau. Ik werd naar de crisisopvang gebracht in een andere stad. Daar moest ik drie dagen binnen blijven. Ik voelde me onveilig en opgesloten.

Vanuit de crisisopvang ben ik van een instelling naar een andere instelling, naar familie en weer naar de volgende instelling verhuisd; de volgorde ben ik kwijt. Ook heb ik in een jeugdgevangenis gezeten, omdat er toen geen plek was in een instelling. Ik leefde er in een groep van twaalf meiden. Negen zaten daar omdat ze onder toezicht waren gesteld, voor hun eigen bescherming of omdat hun ouders niet voor hen konden zorgen. De drie anderen hadden een strafbaar feit gepleegd.

Verwaarlozing en geweld dreven Anna (nu 22) uit huis, waarna ze van instelling naar instelling verhuisde. ‘Mijn laatste verhuizing was drie maanden geleden. De veertiende in acht jaar tijd. Maar de eerste naar een plek die ik echt zélf heb uitgekozen.’

ervaringsverhaal

5,5 min.

Diana Eijsermans

Somajeh Ghaeminia

‘Ik voelde me onveilig en opgesloten’

Anna:

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm