Augeo magazine - Over veilig opgroeien

Signaleren, enkele voorbeelden van benodigde kennis en vaardigheden:

Je kent de definitie, omvang, vormen en mogelijke gevolgen van kindermishandeling.

Je kent de signalen bij de doelgroep waar je mee werkt (lichamelijk welzijn en gedrag kind, gedrag ouders, gezinssituatie).

Je weet dat kindermishandeling het resultaat is van een samenspel van factoren op het niveau van het kind, de ouder(s) en de leefsituatie.

Je kent relevante signaleringschecklists of -instrumenten en past ze toe.

Je weet dat kindermishandeling normatieve problematiek is, dat wil zeggen dat de grenzen mede bepaald worden door maatschappelijke, culturele en evensbeschouwelijke opvattingen.

Je herkent en benoemt verbale en non-verbale signalen bij kinderen en/of ouders die wijzen op een zorgwekkende opvoedingssituatie en/of kindermishandeling .

Je kunt eigen waarnemingen en oordelen van die van anderen (beroepskrachten en/of betrokkenen) scheiden.

Je kunt concreet onderbouwen op grond van welke signalen en waarom jij je zorgen maakt over een kind.

Je weet wanneer er sprake is van een levensbedreigende situatie (waarin onmiddellijk handelen nodig is).

‘Signaleren en handelen’, enkele voorbeelden van benodigde kennis en vaardigheden:

Je weet wat kinderen minimaal nodig hebben om zich goed te kunnen ontwikkelen en wat de taken van ouders hierin zijn.

Je weet wat de belangrijkste risico- en beschermende factoren zijn.

Je weet voor de doelgroep waar je mee werkt, wat de belangrijkste verschillen zijn in normen, waarden en culturele en levensbeschouwelijke opvattingen over opvoeding en ontwikkeling.

Je kunt bij je afweging rekening houden met de ontwikkeling en leeftijd van kind en ouders.

Je kunt bij je afweging rekening houden met culturele en levensbeschouwelijke opvattingen die een rol spelen binnen een gezin, maar kan ook beoordelen wanneer algemeen aanvaardbare grenzen worden overschreden.

Je kunt schriftelijk, concreet en compact vastleggen wat je waarneemt en huodt dit bij in een dossier.

Je kunt proactief informatie bij anderen opvragen om een totaalbeeld te krijgen van de situatie van kind, ouders en andere gezinsleden.

Je kunt nformatie uit verschillende bronnen beoordelen om tot een goede analyse van de problematiek te komen.

Je weet welke hulp anderen kunnen bieden.

Je kunt snel en effectief een doorverwijzing regelen en nagaan of dezeuitgevoerd is.

Je handelt wanneer een kind in direct gevaar is.

‘Signaleren, handelen en hulp bieden’, enkele voorbeelden van benodigde kennis en vaardigheden:

Je weet welke hulp je kunt bieden om de kindermishandeling te stoppen.

Je hebt recente kennis over effectieve methoden, technieken en interventies om de achterliggende problematiek en/of de gevolgen van kindermishandeling aan te pakken.

Je kent recente theorieën over probleembesef en motiveren van ouders en jeugdigen.

Je kunt, binnen de grenzen van je eigen rol en handelingsmogelijkheden, hulpverlening in gang zetten.

Je kunt afwegen welke stappen gezet moeten worden om de kindermishandeling te stoppen, de schade te beperken en je kunt hierin prioriteiten stellen.

Je kunt daarbij passende hulpverleningsmogelijkheden inventariseren en (laten) inzetten.

Je kunt uders en/of kind motiveren voor hulpverlening.