Editie 1, juli 2017

Landelijke aanpak kindermishandeling: 10 jaar!

Wat is er sindsdien allemaal gebeurd, en wat is er nog nodig om meer kinderen veilig te laten opgroeien?

Met: Rinda den Besten, Naima Dhawtal, Marc Dullaert, Steven van Eijk, Arend Groot, Suus Mijland, André Rouvoet, Staatssecretaris Martin van Rijn, Ingrid Russel, Jan-Dirk Sprokkereef, Jantine Kriens en Joan van Zomeren.

Voorwoord

Mariëlle Dekker

Directeur Augeo

Op naar de groeispurt

Deze maand, precies tien jaar geleden, werd het eerste Actieplan Aanpak Kindermishandeling van de rijksoverheid gepubliceerd. In de tientallen jaren ervoor was het van overheidswege oorverdovend stil geweest op dit thema. Ik was sinds een paar maanden betrokken bij de start van Augeo, een nieuw fonds voor kinderen in Nederland. We stonden te juichen dat er opeens niet alleen een programmaminister van Jeugd en Gezin was, maar ook nog eentje die het thema geweld tegen kinderen durfde te prioriteren. Eerlijk gezegd zag het actieplan er in mijn ogen zelfs zo goed uit, dat ik me even afvroeg of Augeo zich wel op Nederland moest blijven focussen. De adviesraad van Augeo hielp me al snel uit de droom: ‘Er is zoveel werk te doen dat de overheid jullie juist nodig heeft.’

Tien jaar na dato vind ik die woorden nog steeds waar. Niet omdat er de afgelopen tien jaar niets is gebeurd – de afgelopen tien jaar is het thema kindermishandeling op de agenda komen te staan van alle denkbare beroepsgroepen die rondom ouders en kinderen staan – maar omdat de NGO's en de overheid gezamenlijk concluderen dat we bepaald nog niet klaar zijn. De invoering van een meldcode en de aankomende aanscherpingen daarvan zijn een resultaat dat op veel bijval kan rekenen. Lastiger wordt het als we nadenken over de zorg die volgt na het doorlopen van een meldcode. Veelbelovende zorginnovaties bloeien op, maar in een tijd van bezuinigingen en transitie kregen inspectierapporten over Veilig Thuis veelzeggend weinig ambitieuze titels als ‘de basis op orde.’ In de helft van de gemelde gezinnen keert geweld terug, bleek uit evaluatieonderzoek. Verder ben ik qua cijfers het spoor helemaal bijster, want zowel de prevalentiestudie als de jaarcijfers van Veilig Thuis zijn niet meer volledig, vergelijkbaar of beschikbaar. In ieder geval claimt niemand een significante daling van kindermishandeling te hebben waargenomen.

‘We missen een minister van Jeugd en Gezin die op jeugdthema's verbindingen legt’
John Doe

Zo is na tien jaar een moment van reflectie aangebroken. In dit nummer van Augeo Magazine hebben we daarom aan betrokkenen, van Veilig Thuis-medewerker tot staatssecretaris, gevraagd te reflecteren op de afgelopen periode. Volgens deskundigen breekt in de ontwikkeling van kinderen op 10-jarige leeftijd het besef door dat er een verschil is tussen ‘nu eenmaal ergens goed in zijn’ en ‘ergens je best voor doen.’ De pre-puber begrijpt dat zijn inspanning niet altijd een garantie is voor succes.

In deze pre-puberale fase zijn we, denk ik, ook beland met de aanpak van kindermishandeling. Veel partijen hebben inspanningen geleverd. Over de veranderingen bij zichzelf zijn ze doorgaans tevreden, maar over de veranderingen in de algehele situatie van kinderen niet. Daar kan ik een heleboel redenen voor aanvoeren, maar zo lang de formatie nog voortduurt, noem ik er in ieder geval eentje: het ontbeert aan een integrale aanpak van risicofactoren als armoede, werkeloosheid, verslavingsproblematiek en partnergeweld. We missen een minister van Jeugd en Gezin die op jeugdthema’s de verbindingen legt tussen de beleidsterreinen van verschillende ministeries. 


Gelukkig kondigt in de pre-pubertijd zich ook de groeispurt aan. Ik zou dan ook graag meters willen gaan maken de komende jaren in de aanpak van kindermishandeling. Niet van de grond af aan beginnen, maar voortbordurend op wat we ontwikkeld hebben. Zodat we straks, als we de volle puberteit eenmaal bereikt hebben, inzien welke van onze inspanningen hebben geleid tot succes. 

Tien jaar overheidsbeleid 

‘Dat de overheid hierin een taak heeft, is inmiddels vanzelfsprekend’

Debbie Maas van Veilig Thuis West-Brabant:

‘In de vakantie vallen veel belangrijke steunpilaren weg’

Gezinsleden zitten op elkaars lip, hulpverleners en bekenden zijn op vakantie. Niet zo vreemd dat de zomervakantie voor veel kinderen in risicosituaties een onveilig moment is. Debbie Maas, adjunct-directeur Veilig Thuis West-Brabant: ‘Alles staat of valt met duidelijke afspraken.’

Auteur: Veronique Huijbregts

Tien jaar geleden formuleerde André Rouvoet als minister voor Jeugd en Gezin het eerste overheidsbeleid om kindermishandeling aan te pakken. Staatssecretaris Martin van Rijn van het ministerie van VWS zorgde ervoor dat de Jeugdwet er kwam, met daarbij de decentralisatie van zorg en ondersteuning aan jeugd en gezinnen naar de gemeenten. Samen kijken ze terug.

Dertien jaar lang zat Rouvoet in de Tweede Kamer zonder dat daar ooit was gedebatteerd over kindermishandeling. Hij schrok dan ook hevig toen hij als kersverse minister de toenmalige prevalentiecijfers onder ogen kreeg. ‘Ik vond het onbestaanbaar dat jaarlijks 107.000 kinderen – de laagste schatting, met mogelijk een flink dark number – werden mishandeld, terwijl we daar geen gerichte aandacht aan gaven.’ Al snel lag er een Actieplan Aanpak Kindermishandeling. ‘Inmiddels is het vanzelfsprekend dat de overheid hierin een taak heeft,’ zegt staatssecretaris Van Rijn. ‘Die taak is in de afgelopen tien jaar verder uitgebouwd. Ervaringen met kindermishandeling dragen mensen een leven lang mee. We moeten ons blijven inzetten om de veiligheid van kinderen te garanderen.’

Regionale aanpak

Rouvoets ministerie koos voor een regionale aanpak. De inspiratie daarvoor kwam van RAAK, de Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling. Die had in vier proefregio’s een succesvolle regionale werkwijze ontwikkeld om kindermishandeling aan te pakken. ‘RAAK was vanuit het veld zelf gekomen,’ vertelt Rouvoet. Hij nam dit perspectief van professionals als vertrekpunt over en voerde de gekozen aanpak in heel Nederland in, zo dicht mogelijk bij de gezinnen die het betrof en bij de betrokken professionals. ‘Ik was overtuigd dat daar de sleutel tot succes lag.’


Uitgaan van het perspectief van professionals en daarnaast de lokale en regionale netwerken inzetten en versterken, zijn nog altijd constanten in het beleid, denkt Rouvoet, sinds 2012 voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland en lid van de adviesraad van Augeo. Die continuïteit ziet hij ook bij de viersporenbenadering – voorkomen van kindermishandeling, signaleren van gevallen, beperken van de gevolgen en eerder stoppen van het geweld – die hij eerder in zijn actieplan formuleerde.

André Rouvoet 

Bewustwording

‘Alles begint met signaleren,’ zegt Rouvoet. Daarvoor is de ontwikkeling van de meldcode erg belangrijk geweest. Die meldcode is positief ontvangen door professionals en nu bij alle relevante beroepsgroepen in gebruik. Toen zijn ministerie net bestond, meldden de oprichters van Augeo zich bij hem en werd besloten tot een publiek-private samenwerking. ‘Augeo heeft inmiddels bijna honderd modules ontwikkeld voor alle soorten medewerkers in jeugdzorg, gezondheidszorg en onderwijs. Dat is van groot belang geweest voor het bewustwordingsproces en het signaleringsvermogen van al die professionals.’


Ook staatssecretaris Van Rijn constateert dat er de afgelopen jaren grote vorderingen zijn gemaakt in het herkennen en bespreekbaar maken van kindermishandeling. ‘Dat kan alleen met deskundige beroepskrachten die weten wanneer ze welke stappen moeten zetten.’ Van Rijn werkt nu aan aanscherping van de verplichte meldcode, om vrijblijvendheid, handelingsverlegenheid en twijfel over wat er met een melding gebeurt, tegen te gaan. Hij kiest daarbij niet voor een meldplicht, maar wil dat elke beroepsgroep in eigen richtlijnen precies vastlegt in welke situaties de professional vermoedens van kindermishandeling moet melden. ‘Professionals moeten zelf die afweging kunnen maken. Het is goed dat elke beroepsgroep daarvoor zelf verantwoordelijkheid neemt en het gesprek erover gaande houdt. Zo maken zij zichzelf ook toetsbaar voor anderen.’

Van regio’s naar gemeenten

De verantwoordelijkheid voor het beleid ten aanzien van kindermishandeling ligt nu bij de gemeente. De transitie in de jeugdzorg heeft de regionale aanpak versterkt, denkt Rouvoet. Zijn ministerie lanceerde in 2010 – demissionair – het plan voor de decentralisatie. Hij staat er nog steeds achter. ‘Gemeenten staan dichter bij de gezinnen en bij de mensen die dagelijks met hen te maken hebben dan provincies.’ De drempels tussen de regionaal werkende bureaus Jeugdzorg en het AMK (de voorloper van Veilig Thuis) bleken te hoog, waardoor de adviesfunctie van de laatste onvoldoende uit de verf kwam. De vorming van Veilig Thuis-bureaus, waarin ook huiselijk geweld en ouderenmishandeling zijn opgenomen, maakt hulp toegankelijker, denkt Rouvoet.

‘De kans dat we ernstige situaties voorkomen is toegenomen, al zal die nooit honderd procent worden’
John Doe

Dat de gemeenten nu aan het roer staan van het jeugdbeleid is een grote verbetering, zegt ook Van Rijn. ‘Bij gezinnen waar zich kindermishandeling voordeed, waren vaak veel verschillende hulpverleners betrokken. Er was sprake van versnippering van informatie en regie. Die verantwoordelijkheden hebben we meer bij elkaar gebracht, waardoor alle signalen samenkomen. Daarmee is de kans toegenomen dat we ernstige situaties voorkomen, al zal die nooit honderd procent worden.’ Van Rijn wil de regionale aanpak van kindermishandeling versterken door met kwartiermakers te werken. Zij brengen regionaal advies uit om de jeugdhulp te verbeteren. Daarnaast gaan deze kwartiermakers werken aan een meerjarig nationaal ondersteuningsprogramma.

Martin van Rijn 

Schotten doorbreken

Van Rijn signaleert wel dat er nog een wereld te winnen is. ‘De schotten zijn niet één twee drie doorbroken, als je de verantwoordelijkheid op één plaats legt. Jeugdgezondheidszorg moet op gemeentelijk niveau samenwerken met Jeugd GGZ, de wijkteams en het onderwijs. Iedereen is er op papier vóór dat er regie genomen moet worden. In de praktijk zal er nog veel water naar de zee stromen voordat het ook echt zo werkt.’

‘De aanpak van kindermishandeling staat onder budgettaire druk. Daar maak ik me zorgen over’
John Doe

Rouvoet betreurt het dat de decentralisatie gepaard is gegaan met flinke bezuinigingen. ‘De aanpak van kindermishandeling staat onder budgettaire druk. Ook de gelijktijdigheid van veel transities heeft het voor veel gemeenten moeilijk gemaakt om het beleid succesvol voort te zetten. Daar zie je nu de signalen van, onder meer in de vorm van wachtlijsten. Daar maak ik me wel zorgen over.’

Wachten op zorg

Bij het wachten op zorg gaat het niet alleen over financiën, aldus Van Rijn. ‘We hebben heldere afspraken met aanbieders en gemeenten. Wachten mag alleen als het op een verantwoorde manier kan. Als een kind direct zorg nodig geeft, moet dat ook direct worden geregeld. De verantwoordelijkheden op regionaal niveau zijn beter belegd. Nu is volstrekte transparantie nodig. Zijn er wachtlijsten? Op welk gebied? Iedereen moet beter weten waar wel en geen plaats is. Of de problemen daarmee allemaal te tackelen zijn, weet ik niet. Wel weet ik dat er al tientallen jaren gepraat wordt over wachtlijsten, en dat we steeds dichter bij de kern komen.’


Dat het cijfer het afgelopen decennium is gestegen naar ruim 118.000 gevallen, betekent volgens Rouvoet en Van Rijn niet dat het beleid niet goed werkt. Rouvoet had een aanvankelijke stijging wel verwacht, door toename van het aantal meldingen. ‘Maar terugkijkend vind ik het toch buitengewoon pijnlijk dat we er, ondanks het opgezette beleid, ook na tien jaar niet in slagen dat aantal drastisch omlaag te brengen.’ Van Rijn wijst op de onzekerheden waarmee het prevalentieonderzoek gepaard gaat. ‘Recentelijk hebben we met de Taskforce Kindermishandeling de discussie gevoerd over hoe we meer kunnen meten om zicht te krijgen op de resultaten van het beleid. Maar prevalentieonderzoek blijft moeilijk, omdat je op basis van kinderen die je ziet veronderstellingen moet doen, die ook gaan over de kinderen die je niet ziet.’

Beleid en Augeo

Augeo heeft zowel met Rouvoet als Van Rijn vormen van publiek-private samenwerking afgesloten, waarin de aanpak kindermishandeling door overheid en marktpartijen is vormgegeven. Augeo Academy schoolde 150.000 professionals in de meldcode en het signaleren van kindermishandeling. Daarnaast is de organisatie een kritische partner voor de overheid. Augeo publiceerde diverse rapporten over beleid, waaronder één in samenwerking met de Kinderombudsman en één met het VN-Kinderrechtencomité.


Die rapporten beïnvloedden het overheidsbeleid op het gebied van kindermishandeling, onder meer via Kamervragen en moties over de zorg aan kinderen nadat mishandeling is gesignaleerd en over participatie van mishandelde kinderen.

Ziekenhuizen en huisartsen

‘Aandacht voor kindermishandeling geen individuele kwestie meer’

Auteur: Riëtte Duynstee

Lees verder

Ziekenhuizen pionierden in de aanpak kindermishandeling: zij waren de eersten die bewustwording op gang brachten bij medewerkers, onder andere door scholing. Daarmee zetten ze het thema ook maatschappelijk op de kaart. Na de ziekenhuizen volgden, recenter, de huisartsen.

Ruim tien jaar geleden meldde de Inspectie voor de Volksgezondheid dat medewerkers van ziekenhuisafdelingen Spoedeisende Hulp (SEH’s) kindermishandeling onvoldoende signaleerden; minder dan een kwart van de betreffende kinderen werd gemeld bij het AMK, inmiddels Veilig Thuis. Econoom Steven van Eijck was destijds regeringscommissaris Jeugdbeleid in het kabinet Balkenende II. ‘Het jeugdbeleid was enorm versnipperd,’ zegt hij. ‘Dat was storend als ik problemen van jongeren aansneed. Het ministerie van Onderwijs sprak uitsluitend over voortijdige schoolverlaters, Volksgezondheid over dikke tieners en Binnenlandse Zaken over overlast veroorzakende hangjongeren. Er was geen eenheid, geen gemeenschappelijke visie, geen gedeelde verantwoordelijkheid. Iedereen deed zijn eigen stukje.’ Van Eijck riep zes ministeries bijeen en sprak met hen af: van nu af aan staat het kind centraal. Niet veel later werd er een minister voor Jeugd en Gezin aangesteld: André Rouvoet.

Ziekenhuisakkoord

De gunstige gevolgen van de nieuwe alertheid op kindermishandeling sijpelen al snel door naar het medisch circuit en de maatschappij. Zo sluit de regio Utrecht in 2007 een ziekenhuisakkoord Kindermishandeling. Kinderarts Ingrid Russel van het Wilhelmina Kinderziekenhuis is nauw betrokken bij de totstandkoming daarvan. ‘Destijds was er in elk ziekenhuis een kinderarts met aandacht voor kindermishandeling, maar we hadden behoefte aan meer draagvlak. We wilden dat ziekenhuizen zich als organisatie verantwoordelijk voelden. Niet alleen individuele kinderartsen.’ Volgens Russel is men zich op de werkvloer in de loop der jaren steeds bewuster geworden van de problematiek, ook buiten het ziekenhuis. De inspectie heeft kwaliteitsnormen opgesteld, er zijn signaleringsprotocollen geïntroduceerd en er is aandacht gekomen voor scholing.

Invoering meldcode

Bij de huisartsen voltrekt zich een vergelijkbaar proces ten aanzien van de aanpak van kindermishandeling. Steven van Eijck is dan inmiddels voorzitter van de Landelijke Huisartsen Vereniging. ‘Waar ik maar kon, op elk congres, elk symposium, zette ik kindermishandeling op de agenda,’ zegt hij. ‘Omdat ik het zo’n belangrijk thema vind; ik weet uit ervaring hoe kinderen lijden onder een onveilige jeugd.’ 


In 2013 treedt de wet Verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in werking, een jaar later wordt de kindcheck geïntroduceerd. In de aanloop naar de nieuwe wet zijn met name huisartsen in tweestrijd. Verplicht de meldcode hen om kindermishandeling onder alle omstandigheden officieel te melden? Ze zijn van mening dat zo’n melding óók averechts kan werken. Bijvoorbeeld als het de uiterst waardevolle vertrouwensband tussen ouders en huisarts schaadt.


Van Eijck begrijpt dat goed. ‘Stel je voor, er zit een moeder voor je die niet durft te praten over iets verschrikkelijks. Jij wint haar vertrouwen. Schoorvoetend vertelt ze over haar onberekenbare man en de angst dat haar kinderen uithuisgeplaatst worden. Ze heeft haar hielen nog niet gelicht of jeugdbescherming staat bij haar voor de deur. Iedereen begrijpt wat dat doet met de vertrouwensband tussen huisarts en moeder.’ Een oplossing voor het dilemma werd gevonden in het onderscheid tussen meldcode en meldplicht. De wet verplicht artsen te werken met een meldcode, die hen helpt zorgvuldig te handelen bij vermoedens van kindermishandeling. Dat kán ertoe leiden dat zij een melding doen, maar het hoeft niet. Inmiddels ligt er een voorstel van staatssecretaris Van Rijn om de meldcode aan te scherpen en het melden in gevallen met acute of structurele onveiligheid minder vrijblijvend te maken.

Scholing

Scholing krijgt van meet af aan een prominente rol. In opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde wordt de zogenoemde WOKK-training samengesteld (Werkgroep Onderwijs Kindermishandeling voor Kinderartsen), met fotomateriaal, letselbeschrijvingen en oefeningen. Met de introductie van de wet Meldcode stelt de inspectie ook scholing over het werken met de meldcode verplicht. Augeo maakt een online cursus voor SEH-medewerkers.

‘Na training blijken medewerkers zich competenter te voelen bij het signaleren’
John Doe

Arend Groot is coördinator signalering kindermishandeling in het UMC Utrecht. ‘Na die training blijken medewerkers zich competenter te voelen bij het signaleren. Daarom hebben we bepaalde modules permanent toegevoegd aan het reguliere scholingsaanbod, óók voor medewerkers van de kinderafdeling en voor artsen en arts-assistenten.’ Kennis is belangrijk, meent Groot. Bijvoorbeeld van het feit dat kindermishandeling meestal niet gaat om een botbreuk of een blauw oog, maar om een combinatie van factoren die een onveilige thuissituatie creëren. ‘Bijna alle ouders willen hetzelfde als de zorgverlener; namelijk het beste voor hun kind.’

Taboe verdwenen

Russel vindt het opvallend hoeveel gemakkelijker we in tien jaar tijd over kindermishandeling zijn gaan spreken. ‘Dat geldt voor zowel professionals als burgers. Ik merk dat bijvoorbeeld op de hockeyclub van mijn eigen kinderen. Daar vertellen ouders begripvol en zonder schroom dat de arts op de SEH heeft uitgesloten dat de val van hun zoon of dochter het gevolg van kindermishandeling zou kunnen zijn.’ Toverwoord voor de toekomst is volgens haar: samenwerken. ‘Op de hoogte zijn van elkaars kennis, kunde en mogelijkheden, maar ook begrip hebben voor elkaars dilemma’s. Veel tuchtzaken gaan over kindermishandeling. Vanwege een inschattingsfout, een onterecht vermoeden of onvoldoende communicatie met ouders of professionals. Zo’n zaak gaat een arts niet in de koude kleren zitten.’ Kennis over de juridische kant van de aanpak kindermishandeling vindt Russel ook een aandachtspunt voor de toekomst. ‘Je staat als zorgverlener sterker met een juridische back-up.’

‘Opvallend, hoeveel gemakkelijker we tegenwoordig praten over kindermishandeling’
John Doe

Volgende stap

Steven van Eijck is blij met het actieplan van samenwerkende huisartsen uit 2016. ‘Samen met Augeo is het ons gelukt om 8500 huisartsen te laten warmlopen voor een groot huisartsenconvenant voor de aanpak van kindermishandeling. Een prestatie, want in het huisartsenvak komen veel disciplines samen. De beroepsgroep moet van alle markten thuis zijn, waardoor het moeilijk is om er een thema uit te lichten en dat te agenderen. Het feit dat er in het akkoord heel concrete resultaten voor de toekomst zijn opgenomen, maakt dit convenant bijzonder.’ Denk daarbij bijvoorbeeld aan het bieden van meer ondersteuningsmiddelen voor huisartsen die kindermishandeling vermoeden en een ambassadeursnetwerk voor huisartsen. Samen moeten die eraan bijdragen dat huisartsen Veilig Thuis makkelijker om advies vragen.


Arend Groot hoopt voor de toekomst dat medisch professionals steeds beter gaan samenwerken en zo open mogelijk proberen te communiceren met ouders. Maar ook de accenten in het beleid mogen wat hem betreft verschuiven. ‘We moeten als zorgverleners en maatschappij aandacht blijven houden voor het signaleren van onveilige situaties, maar daarnaast zou ik meer focus willen leggen op de volgende stap: de juiste hulp bieden aan kinderen en gezinnen.’

Medische sector en Augeo

Augeo stelde de eerste zes pionierende ziekenhuizen in 2009 in staat om hun medewerkers te scholen in het signaleren van kindermishandeling. In nauwe samenwerking met deze ziekenhuizen zette de organisatie de eerste module van haar e-learningprogramma op, die vervolgens op de werkvloer van deze voorlopers werd toegepast en onderzocht. Augeo daagde daarna, met gunstige onderzoeksresultaten in de hand, andere ziekenhuizen uit om hetzelfde te doen. Daarmee werd negentig procent van de ziekenhuizen bereikt. Het aantal meldingen kindermishandeling vanuit ziekenhuizen is verdrievoudigd en ziekenhuizen voeren nu, na de politie, de meeste meldingen en adviesvragen uit. Tientallen ziekenhuizen scholen ieder jaar opnieuw hun (nieuwe) medewerkers met de online trainingsmaterialen van Augeo Academy.


Bij de huisartsen, waar jarenlang relatief weinig kindermishandeling werd gemeld, had Augeo een katalyserende rol. Met de drie huisartsenorganisaties LHV, NHG en InEen en het ministerie van VWS tuigde Augeo in 2016 een publiek-private samenwerking op, die artsen in hun praktijk van ondersteuning moest voorzien. Dat leidde tot scholing van huisartsen en bewustwording, maar ook tot concrete hulpmiddelen. Een daarvan is een alert in het digitale dossier dat een signaal afgeeft, ter herinnering aan het doen van een kindcheck. Ook heeft Augeo nieuwe scholing ontwikkeld, nieuwe richtlijnen opgesteld en een campagne opgezet.

Veilig Thuis

Is de organisatie klaar voor haar prominente rol?

Auteur: Tjitske Lingsma

Lees verder

Veilig Thuis speelde het afgelopen decennium altijd een cruciale rol, maar in wisselende gedaanten. Ze transformeerde van AMK naar Veilig Thuis, en verschoof van provincie naar de gemeente. De organisatie zal straks een nog prominentere rol krijgen als veiligheidsexpert, die het belang van kinderen vooropstelt.

Suus Mijland heeft vandaag behoorlijk wat burgers te woord gestaan. Als medewerker front office zit ze samen met collega’s in de kamer van Veilig Thuis Gelderland-Zuid, waar de telefoontjes binnenkomen van mensen die zich zorgen maken over een kind of gezin vanwege mogelijke mishandeling. ‘Ik luister en vraag door totdat ik een inschatting kan maken van wat er aan de hand is,’ vertelt Mijland. ‘Ik probeer een beeld te krijgen van de situatie: in hoeverre die voor een kind onveilig is en wat de gevolgen op korte en lange termijn zijn.’ Niet alleen burgers, maar ook professionals zoals leraren en artsen bellen met vragen. Zo nodig overlegt ze met de gedragsdeskundige of de vertrouwensarts van Veilig Thuis. ‘In de meeste gevallen geef ik burgers en professionals enkel advies. Maar het kan ook zo zijn dat een beller een melding van kindermishandeling wil doen, of dat ik een beller adviseer om te melden.’

‘Het gaat om het verfijnen en verbeteren van de aanpak’
John Doe

Omgeploegd veld

Mijland en haar collega’s hebben een roerige tijd achter de rug. In 2015 ontstonden 26 Veilig Thuis-organisaties uit een fusie van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG). ‘Twee culturen kwamen samen,’ zegt Jan-Dirk Sprokkereef, adviseur op het gebied van de aanpak van huiselijk geweld. ‘Niet alleen organisatorisch, maar ook inhoudelijk en wat betreft werkwijze. Terwijl de nieuwe organisatie gevormd moest worden, was de buitenwereld ook enorm in beweging.’ Niet alleen Veilig Thuis kwam onder de gemeenten te vallen, maar ook de jeugdzorg en het sociale domein. De operatie ging bovendien gepaard met bezuinigingen. Zacht gezegd een uitdaging dus.


Hoewel het in veel gevallen goed ging, kwam niet overal zonder slag of stoot een stabiele Veilig Thuis-organisatie tot stand. ‘Op een aantal plekken lukte het niet om de kwaliteit van werken op niveau te houden,’ aldus Sprokkereef. De Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie voor de Gezondheidszorg plaatsten twee organisaties, waaronder Veilig Thuis Gelderland-Zuid, onder verscherpt toezicht. Dat betekent dat zij binnen een bepaalde termijn een aantal verbeteringen moeten hebben doorgevoerd. Bovendien raakte de transitie ook veel ketenpartners waarmee in het kader van onderzoek of de hulpverlening werd samengewerkt. ‘De veranderingen hebben grote gevolgen gehad, niet alleen voor de organisatie als geheel, maar ook voor ons als medewerkers,’ zegt Mijland. ‘Het hele lokale veld was flink omgeploegd. Omdat alles veranderde, waren we het overzicht en de vaste lijnen met andere organisaties kwijt. We zijn opnieuw gaan bouwen aan die verbindingen, in het belang van kinderen en gezinnen.’

Tropenjaren

Ook voor Veilig Thuis-organisaties waarvan het functioneren minder problematisch was, bleek het erg zoeken. Volgens Jantine Kriens, algemeen directeur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, pakte de lokale verantwoordelijkheid daarbij goed uit. ‘Doordat Veilig Thuis onder de gemeenten viel, ontstond er een directere verantwoordelijkheid. Je zag wethouders direct handelen. Het was niet langer de Tweede Kamer die iets riep.’ Sprokkereef vult aan: ‘Overal is heel hard gewerkt om de problemen op te lossen. Ook door de gemeenten, die twintig miljoen euro extra in Veilig Thuis investeerden.’ ‘Het zijn twee tropenjaren geweest,’ blikt Mijland terug. Maar de potentie om uit de problemen te komen, was er gelukkig in Gelderland-Zuid, met professionele en zeer ervaren collega’s die van goede wil zijn. Uiteindelijk ging het met de komst van goed management vrij snel beter, vertelt Mijland. Sinds april staat Veilig Thuis Gelderland-Zuid niet meer onder verscherpt toezicht. ‘Natuurlijk zijn er schoonheidsfoutjes gemaakt, maar door onze inspanningen en zorg voor gezinnen en kinderen zijn er gelukkig geen dingen ernstig misgegaan.’ Dat is ook het landelijke beeld. ‘In die zin zijn gemeenten er goed in geslaagd om de systeemverandering door te voeren,’ aldus Kriens.

Andere visie

De afgelopen jaren zijn niet alleen structuren in de hulpverlening veranderd, maar is ook de samenleving anders tegen kindermishandeling gaan aankijken. Kriens herinnert zich de tijd, tien jaar geleden, dat ze wethouder Zorg was in Rotterdam. ‘Toen vonden veel professionals dat de overheid niet achter de voordeur mag kijken. De mate waarin de overheid tegenwoordig verantwoordelijkheid kan nemen, is gelukkig stukken groter. Opvoeden is de verantwoordelijkheid van ouders, maar gemeenten moeten ervoor zorgen dat kinderen veilig kunnen opgroeien.’ Ook Sprokkereef ziet verandering. ‘In het verleden werd het enorm afgekeurd als ouders ten onrechte waren beschuldigd van mishandeling of verwaarlozing. Maar tegenwoordig zie je die afkeuring juist als er te laat of niet wordt ingegrepen. Neigde men er vroeger naar om meer voor de ouders te kiezen, nu prevaleert het belang van de kinderen. Ik vind dat positief.’

‘Tien jaar geleden vonden veel professionals dat de overheid niet achter de voordeur mag kijken’
John Doe

Radarfunctie

Er staat een nieuwe verandering voor de deur. Sprokkereef, die van staatssecretaris Van Rijn de opdracht kreeg om advies uit te brengen over de verbetering van de aanpak van kindermishandeling, heeft geadviseerd om Veilig Thuis een duidelijker rol als ‘veiligheidsexpert’ te geven. ‘Zoals het er nu naar uitziet, krijgt de organisatie straks een radarfunctie,’ vertelt Sprokkereef. ‘Bij ernstige zaken heeft een arts of andere hulpverlener geen keuze, maar zal deze zonder meer bij Veilig Thuis moeten melden. Veilig Thuis neemt niet de hulpverlening aan het gezin over, maar zal met de betrokken professionals een veiligheidscheck doen bij het kind en een plan maken om de veiligheid te herstellen. Als je concreet het risico beschrijft, zal dat eerder tot actie leiden. De veiligheid zal nog prominenter dan voorheen centraal staan.’ Veilig Thuis zal de afspraken ‘strak op het doel’ monitoren. ‘De organisatie zal erop toezien dat risicogestuurde zorg wordt gegeven die gericht is op het welzijn van de kinderen.’

‘Laten we de veranderingen die op komst zijn niet onderschatten. Het grote werk ligt nog voor ons’
John Doe

Mijland en haar collega’s zijn al aan het nadenken over hoe dat in hun praktijk toe te passen. ‘Maar we zijn ook afhankelijk van de veldnormen die de verschillende beroepsgroepen gaan beschrijven en hanteren.’ Ze doelt op de definitie van ‘ernstige situatie’ die beroepsgroepen zelf moeten vaststellen. ‘Ik hoop dat er geen grote discrepantie is tussen wat wij als Veilig Thuis als ernstige gevallen zien en de opvattingen daarover van andere professionals. Dat moet goed op elkaar afgestemd worden.’


De VNG-directeur denkt dat de verandering niet zo revolutionair zal zijn als de systeemverandering die eerder plaatsvond. ‘Het gaat om het verfijnen en verbeteren van de aanpak, en om betere contacten tussen de organisaties rondom het kind en gezin.’ Tegelijkertijd wijst Sprokkereef erop dat de veranderingen die voor de deur staan weliswaar geen complete stelselwijziging vormen, maar ook zeker niet onderschat moeten worden. ‘De aangescherpte meldcode zorgt voor nieuwe verhoudingen tussen professionals en organisaties; een andere focus, dynamiek en samenwerking. En er komt een volgsysteem. In die zin ligt het grote werk nog voor ons.’

Sterfgevallen

Op diverse manieren kunnen de medewerkers van Veilig Thuis daarin worden ondersteund. Sprokkereef benadrukt het belang van training. Daarnaast kunnen gemeenten helpen, vanwege hun grote invloed op het netwerk dat Veilig Thuis nodig heeft. Kriens pleit daarnaast voor een concrete ambitie. ‘We zitten al heel lang op jaarlijks vijftig casussen van kindermishandeling die tot de dood leiden. Sterfgevallen zijn onacceptabel. Wij moeten er alles aan doen om dit aantal naar de nullijn te brengen.’ Laten we beginnen met een heldere resultaatsafspraak van minimaal een halvering van het aantal sterfgevallen. Zo’n afspraak dwingt ons in de keten om niet alleen de samenwerking op te zoeken, maar ook om kritisch naar onszelf te kijken en elkaar aan te spreken op verbeterpunten. Met het maken van een harde resultaatsafspraak is de vrijblijvendheid van samenwerking eraf en veranderen goede bedoelingen eerder in concrete resultaten.’

Veilig Thuis en Augeo

Augeo heeft zich ten opzichte van Veilig Thuis opgesteld als een kritische, maar ook een welwillende partner. Van oudsher zorgt Augeo met haar scholingsaanbod voor het informeren van signaleerders – de beroepsgroepen die Veilig Thuis benaderen met vragen of meldingen. In de scholing besteedt ze veel aandacht aan wat Veilig Thuis wel en niet doet. Bijna 150.000 signalerende beroepskrachten zijn op deze manier bereikt met trainingsinformatie over Veilig Thuis. Bij het samengaan van AMK en SHG tot Veilig thuis heeft Augeo samen met Montfoort een trainingspakket gemaakt voor de nieuwe Veilig Thuis-medewerkers, in opdracht van de VNG. 


In de scholing is veel aandacht voor de verschillende vormen van geweld, maar ook voor nieuwe ontwikkelingen, zoals het maken van een herstelplan. Tegelijkertijd volgt Augeo kritisch de resultaten van het werk van Veilig Thuis, onder andere in rapporten. In 2016 dacht ze mee over mogelijke oplossingen van problemen waar de organisatie mee worstelt. Dat resulteerde in een voorstel voor herziening van de meldcode en een betere informatiepositie van Veilig Thuis. Het voorstel van Augeo werd opgevolgd door Jan Dirk Sprokkereef en vervolgens overgenomen door de Tweede Kamer. Ook maakt Augeo zich sterk voor een eenduidig registratiesysteem, zodat instanties als Veilig Thuis alle kinderen in beeld hebben en niet dubbel tellen.

De aanpak van kindermishandeling in het onderwijs kwam pas laat op gang, maar er is een inhaalslag gaande. De Beweging tegen Kindermishandeling wil kennisontwikkeling bij professionals landelijk op de kaart zetten. Je moet de aandacht voor het thema warm houden, vinden Rinda den Besten en Joan van Zomeren. ‘Leerkrachten twijfelen nog steeds wanneer ze moeten melden.’

Een meisje uit groep zeven komt al twee dagen niet naar school, terwijl ze niet ziek gemeld is. De leerkracht seint de schooldirecteur in, die meteen naar het huis van het meisje gaat. Daar blijkt dat haar moeder zwaar onder invloed en erg in de war is. De directeur waarschuwt Veilig Thuis, die het meisje en haar jongere zusje dezelfde dag nog onderbrengt op een veilige plek. ‘Door het gebrek aan toezicht was het een gevaarlijke situatie,’ zegt Joan van Zomeren, bestuurder bij INNOVO. Onder deze koepelorganisatie vallen ruim vijftig scholen voor primair onderwijs in Zuid- en Midden-Limburg, met samen ruim 9500 kinderen. ‘Uit dit verhaal, dat de directeur van een van onze scholen me vertelde, bleek voor mij weer eens hoe belangrijk het is dat scholen alert zijn op dit soort signalen. Als onderwijs hebben we daar een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid in, hoe lastig het ook is om signalen goed op te vangen. De leerkracht had nauwelijks iets gemerkt aan het meisje. Ze was misschien alleen iets te beleefd geweest – waarschijnlijk compensatiegedrag om geen argwaan te wekken.’

Bewustzijn verhoogd

Gemiddeld heeft in iedere schoolklas één kind te maken met een vorm van kindermishandeling. De aanpak hiervan op scholen kwam pas laat op gang, maar de afgelopen jaren is er veel gebeurd. Zo hebben twintigduizend basisschoolleraren (van de ruim honderdduizend) zich inmiddels digitaal laten bijscholen om kindermishandeling aan te pakken. Toch moet er nog veel gebeuren om te bewerkstelligen dat scholen beter signaleren en durven te melden, zegt Rinda den Besten, voorzitter van de PO-Raad, de sectororganisatie voor het primair onderwijs. ‘Wij zien kinderen vele uren per week, dus daar ligt wel een kans.’ Ze vindt het jammer dat de Taskforce Kindermishandeling en seksueel misbruik, waarin ook het onderwijs meedacht, eind 2016 stopte. ‘De Taskforce heeft het thema zichtbaar weten te maken. De campagne Ik kijk niet weg heeft het bewustzijn zeker verhoogd. Maar er staat ook nog veel in de steigers, zoals kennisontwikkeling.’ Daarom richtte de PO-Raad samen met enkele partners uit het onderwijs, de kinderopvang en ouderorganisaties de Beweging tegen Kindermishandeling op. Dit jaar is de PO-Raad voorzitter.

Gespreksvoering

De Beweging is nu bezig met het opzetten van een nationaal ondersteuningsprogramma kindermishandeling en huiselijk geweld. Het doel is onder andere het onder de aandacht brengen van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling bij onderwijsprofessionals en pedagogisch medewerkers in de kinderopvang. Want hoewel de meeste scholen beschikken over een meldcode kindermishandeling, wordt er weinig gebruik van gemaakt.


Misschien signaleren leerkrachten wel, maar gaan ze er niet mee aan de slag, omdat ze niet weten wat ze moeten doen of misschien niet durven, denkt Den Besten. ‘Ik kan me ook voorstellen dat leerkrachten er soms niet aan toekomen om het gesprek met ouders en kinderen aan te gaan bij een vermoeden van kindermishandeling. Ze zijn overbelast: de klassen zijn overvol en ze komen soms nauwelijks toe aan het voorbereiden van de lessen voor de volgende dag. Maar kwalijk is het wel.’

‘Er moet meer aandacht komen voor gespreksvoering met ouders of met kinderen’
John Doe

Wat moet er volgens haar nog gebeuren? ‘Veel scholen hebben nog te weinig kennis op dit gebied. Leerkrachten vinden het soms lastig om een melding te doen. Ze weten niet altijd dat de eerste stap een adviesgesprek met Veilig Thuis kan zijn, waarin je nog geen melding doet maar je zorgen bespreekt. Daarnaast vinden we dat er aandacht moet zijn voor gespreksvoering met ouders of met kinderen. Als je als leerkracht nooit hebt geleerd hoe je dat moet doen, is het heel moeilijk om zo’n gesprek aan te gaan. Dat moet op de pabo al worden aangeboden.’

Warm houden

Leerkrachten hebben nog vaak het gevoel dat ze er alleen voor staan. ‘Het zou helpen als er iemand in het schoolteam is die dit uit handen kan nemen van de leerkracht,’ zegt Den Besten. ‘Soms kun je een zorgcoördinator inschakelen, maar op veel scholen is die wegbezuinigd.’

Bij de scholen van INNOVO nemen interne begeleiders deze rol op zich. Ze worden hier speciaal voor getraind en zijn allemaal lid van de Landelijke Vakgroep Aandachtsfunctionarissen Kindermishandeling. De leerkrachten krijgen e-learning aangeboden over het werken met een meldcode kindermishandeling, die volop wordt gevolgd. Daar is een ruim opleidingsbudget voor, vertelt Van Zomeren. Ze merkt wel dat ze er constant aandacht aan moet blijven besteden, omdat het onderwerp bij veel scholen nog onvoldoende hoog op de agenda staat. ‘De basis is meestal wel op orde: mensen weten hoe de meldcode werkt, ze zijn getraind, ze kunnen terecht bij hun interne begeleider. Maar het warm houden blijkt lastig. Ik merk vaak dat bestuurders van scholen niet overtuigd zijn van het belang en zeggen: we moeten al zo veel. Daarom is het goed als de PO-Raad de hele sector aanspreekt. Wat doen jullie en is de meldcode bij jullie bekend?’

‘Bij veel scholen staat het onderwerp nog onvoldoende hoog op de agenda’
John Doe

Van Zomeren vindt het heel goed dat verschillende INNOVO-scholen extra aandacht besteden aan de band met ouders. ‘Ouders die zich vertrouwd voelen bij hun school en die een gevoel van gedeelde verantwoordelijkheid hebben, laten het eerder weten als het thuis niet goed gaat. Onze leerkrachten op die scholen proberen laagdrempelig met de ouders te praten over waar ze tegenaan lopen. En wat ze moeilijk vinden in de opvoeding.’


Kinderen komen moeilijk of niet tot leren als ze niet veilig zijn, weet ze. ‘Maar die sociale veiligheid moet er niet alleen op school, maar ook thuis zijn. Daar hebben we een belangrijke signalerende functie in. Bij het anonieme tevredenheidsonderzoek dat scholen afnemen bij de leerlingen, zouden we bijvoorbeeld vragen kunnen toevoegen als ‘voel jij je veilig thuis?’’

Korte lijntjes

Niet alleen op de scholen zelf moeten dingen veranderen, ook in de externe opvolging dient nog het nodige gebeuren. Zo krijgt de PO-Raad signalen dat er weinig vertrouwen is in Veilig Thuis. In sommige regio’s is Veilig Thuis slecht bereikbaar. Den Besten: ‘Het mag niet zo zijn dat leerkrachten overal tien keer achteraan moeten bellen, daarvoor zijn ze al te zwaar belast.’ Soms horen scholen niets meer terug na een melding aan Veilig Thuis. ‘Ze weten dan niet wat ze er op school mee moeten en welke afspraken er zijn gemaakt zijn met de ouders.’ Er moeten korte lijntjes komen tussen scholen en hulporganisaties, vindt ze. ‘Een leerkracht moet het vertrouwen hebben: als ik nu bel, gaan ze me helpen en sta ik er niet alleen voor. Hopelijk glipt er dan geen kind meer tussendoor.’

Onderwijs en Augeo

De onderwijssector is voor Augeo altijd belangrijk geweest. Dat is immers de plek waar professionals langdurig en intensief met kinderen en jongeren omgaan. Scholen waren altijd moeilijk bereikbaar, omdat leerkrachten al zoveel op hun bordje hebben. Daarom besloot Augeo op eigen initiatief tot een massale belactie, waarbij alle scholen uit het primair onderwijs benaderd werden. Resultaat: twintigduizend leerkrachten lieten zich in opdracht van hun werkgevers scholen. Momenteel ontwikkelt Augeo online leerberichten waarmee leerkrachten hun kennis kunnen actualiseren.


In samenwerking met vluchtelingenorganisaties en traumaexperts ontwikkelde Augeo vorig jaar, in de periode dat de grote vluchtelingenstroom naar Nederland kwam, in korte tijd trainingsmateriaal. Dat werd gratis ter beschikking gesteld aan scholen.


Bij de oprichting van de Beweging tegen Kindermishandeling belegden de initiatiefnemers met Augeo een werkconferentie met ambitieuze doelstellingen. In de toekomst hoopt Augeo samen te werken met de onderwijsorganisaties rondom het thema ‘steun’. Als kinderen die onveilig opgroeien zich veilig voelen op school, draagt dit bij aan hun veerkracht en herstel. Ook wordt er gewerkt met pilots, zoals bijvoorbeeld Operation Encompass, waarbij kinderen na signalering van kindermishandeling op school meer steun krijgen. Augeo hoopt scholen zo warm te krijgen voor het idee dat niet alleen signaleren en doorverwijzen, maar ook steun bieden aan leerlingen bij hun taken hoort.

Onderwijs 

‘Laat leerkrachten voelen dat ze er niet alleen voor staan’

Auteur: Annemarie van Dijk

Jongerenparticipatie

‘Hopelijk wordt dit de eeuw van de jongerenemancipatie’

Jongerenparticipatie

‘In de vakantie vallen veel belangrijke steunpilaren weg’

Gezinsleden zitten op elkaars lip, hulpverleners en bekenden zijn op vakantie. Niet zo vreemd dat de zomervakantie voor veel kinderen in risicosituaties een onveilig moment is. Debbie Maas, adjunct-directeur Veilig Thuis West-Brabant: ‘Alles staat of valt met duidelijke afspraken.’

Auteur: Brechtje Keulen

In de aanpak van kindermishandeling hebben kinderen en jongeren pas recent zelf een stem gekregen. Naima Dhawtal, die al jaren betrokken is bij de Jongerentaskforce, en Marc Dullaert, voorzitter van Stichting Kidsrights en voormalig kinderombudsman, zien dat er in de afgelopen jaren veel is verbeterd. Toch zijn we er nog niet. ‘Jongeren zouden ook moeten kunnen meebeslissen.’

Marc Dullaert

Voorzitter van Stichting Kidsrights 

voorzitter van Stichting Kidsrights en voormalig kinderombudsman

Naima Dhawtal

Lid van de jongerentaskforce

Sinds vier jaar betrokken bij JTF

Wordt de stem van jongeren voldoende gehoord bij de aanpak van kindermishandeling?

Dullaert: ‘De Jongerentaskforce is ontzettend belangrijk geweest voor de stem van jongeren. We zijn op de goede weg, maar we zijn er nog niet. Jongeren worden nog altijd te weinig gehoord en te weinig betrokken bij het beleid.’

Dhawtal: ‘Er is de afgelopen paar jaar veel veranderd. Als Jongerentaskforce vormen wij sinds 2013 een brug tussen jongeren, de politiek en het werkveld. We zetten ons in voor zaken als veilig opgroeien, vechtscheidingen, verbeteringen in de jeugdzorg en kinderrechten. Vanaf het begin hebben we heel hard moeten werken om op de agenda te komen, maar we zien dat zowel de politiek als maatschappelijke organisaties steeds meer bereid zijn naar ons te luisteren. We staan op de agenda voor kamerdebatten, we worden gevraagd mee te kijken naar wetsvoorstellen om te beoordelen of het perspectief van het kind voldoende is meegenomen, en we leveren input voor bijvoorbeeld de nieuwe meldcode. Zo bekijken we steeds of de stem van jongeren genoeg naar voren komt.’

‘Politiek en maatschappelijke organisaties zijn steeds meer bereid naar ons te luisteren’
John Doe

Waarom is die bijdrage van jongeren zo belangrijk?

Dhawtal: ‘Als je oplossingen wilt vinden, moet je niet alleen met hulpverleners spreken, maar juist met de mensen die het meegemaakt hebben of die er nog middenin zitten. Dit gaat om ónze zorg. Dan moet je op z’n minst bereid zijn naar ons te luisteren.’

Dullaert: ‘Ik vind ook dat we in morele zin aan kinderen en jongeren verplicht zijn naar ze te luisteren. Kindermishandeling treft hen. We kunnen geen maatregelen nemen die jarenlange gevolgen hebben zonder hen daarin te kennen. Daarnaast brengen jongeren een ander perspectief mee, dat het beleid kan verrijken. Ik geloof dat de aanpak van kindermishandeling daar beter en effectiever van wordt. Een voorbeeld uit mijn tijd als kinderombudsman, toen ik bezig was met de aanpak van armoede. Gemeenten met een jongerenraad hadden een veel beter beeld van waar behoefte aan was. Kinderen hadden bijvoorbeeld om de zoveel jaar recht op een nieuwe laptop, maar wilden veel liever een OV-kaart. Daarmee zouden ze minder vast zitten in hun eigen stad. Het is een andere thematiek, maar dit voorbeeld laat wel zien hoe belangrijk het is om met jongeren zelf te spreken.’

‘Jongeren brengen een ander perspectief mee, dat het beleid kan verrijken’
John Doe

Hoe komt het dat jongerenparticipatie pas zo laat van de grond is gekomen? 

Dhawtal: ‘Het gaat hier om kwetsbare jongeren, die een onveilige jeugd hebben of hebben gehad, en die vooral bezig zijn met overleven. Die zijn niet bezig met de stem van jongeren te laten horen. Daar hebben ze een opstapje voor nodig, dat hen de handvatten en tools biedt om van zich te doen spreken. Ik ben Augeo dankbaar dat ze de Jongerentaskforce hebben geïnitieerd. Ik heb gemerkt dat er veel nodig is om invloed te krijgen: contacten, doorzettingsvermogen, strategische kennis, geduld en natuurlijk een heel sterke drijfveer. Zonder de steun van een professionele organisatie lukt dat jongeren haast niet.’

Dullaert: ‘Je ziet hoe belangrijk het is dat organisaties zich ervan bewust zijn dat jongeren zelf echt iets te vertellen hebben. Het is hoopgevend dat steeds meer organisaties ook actief bezig zijn met jongerenparticipatie. Naast Augeo en de Jongerentaskforce heeft bijvoorbeeld de jongerengroep van Villa Pinedo veel betekend voor kinderen van gescheiden ouders, Exodus werkt met kinderen en jongeren waarvan de ouders in detentie zitten, Missing Chapter Foundation betrekt kinderen bij de debatten over de toekomst, en mijn eigen organisatie Kidsrights werkt met kindervredesprijswinnaars.’

Hoe heeft u als kinderombudsman de stem van jongeren in uw beleid meegenomen?

Dullaert: ‘De allereerste stap is altijd: gewoon praten met het kind. Eerst eens vragen wat er aan de hand is. Dat klinkt simpel, maar wordt vaak overgeslagen. Ik ben dus altijd veel bij kinderen en jongeren op bezoek gegaan, om te vragen wat ze van een onderwerp vonden. De antwoorden hebben we verwerkt in onderzoeken, die weer gebruikt worden in het beleid. Zo heb ik enorm mijn best gedaan om de aanstelling van een bijzonder curator op de agenda te zetten. Bij vechtscheidingen wordt nu een aparte rechtspersoon betrokken die opkomt voor het belang van het kind. Niet de advocaat van de vader of de moeder, maar een aparte persoon, die ervoor zorgt dat het kind écht gehoord wordt.’

Wat moet er nog gebeuren om jongerenparticipatie verder te verankeren?

Dullaert: ‘We moeten in de dagelijkse (hulpverlenings-)praktijk altijd naar kinderen en jongeren blijven luisteren, dat staat voorop. Daarna komt het niveau van het beleid. Daarin is, onder andere dankzij de Jongerentaskforce, grote vooruitgang geboekt. Maar we zouden nog een stap verder kunnen gaan: jongeren zouden echt moeten kunnen meebeslissen. Er zitten nu bijvoorbeeld heel weinig jongeren in de Tweede Kamer. Daar valt nog een slag te winnen als je het over jongerenparticipatie hebt, want daar kun je daadwerkelijk meebesturen.’

‘Er zitten weinig jongeren in de Tweede Kamer. Daar valt nog een slag te winnen’
John Doe

Dhawtal: ‘Politici klagen dat het moeilijk is om jongeren te bereiken, maar de drempel is ook ontzettend hoog. Het is voor jongeren erg moeilijk om überhaupt een afspraak met hen te krijgen. Dat merken wij zelf ook. We zijn als Jongerentaskforce steeds zelfverzekerder geworden, en daardoor zijn we misschien wel een lastige onderhandelingspartner, die je echt serieus moet nemen.’

Dullaert: ‘Veranderingen gaan vaak langzaam, kijk maar hoe lang het heeft geduurd voor we vrouwenkiesrecht hadden. Ik hoop dat de 21e eeuw de eeuw wordt van de emancipatie van de jongeren.’

Jongerenparticipatie en Augeo

Lange tijd werd het thema kindermishandeling slechts besproken en geëvalueerd door volwassenen. In ‘taskforces’ noch ‘actieplannen’ was een kind of jongere te bekennen. Augeo heeft dit willen veranderen door de Jongerentaskforce in het leven te roepen. Die overlegt met bewindspersonen, beroepsorganisaties, Kamerleden en kennisinstituten. Op tientallen conferenties laten de JTF-jongeren hun stem horen. Dat resulteerde in twee moties: de motie Praten met kinderen (2016) en – in samenwerking met de Stichting Kinderpostzegels en Het Vergeten Kind – de motie Kinderen in maatschappelijke - en vrouwenopvang (2017). Ieder jaar voeren de jongeren een eigen onderzoek uit. Het recente onderzoek naar ACE’s (traumatische ervaringen bij jeugdigen), wordt veel aangehaald door professionals. In 2016 zijn ook de trainingsjongeren van Villa Pinedo onderdeel geworden van Augeo: met hun workshops bereiken zij honderden echtscheidingsprofessionals per jaar. Augeo en de Jongerentaskforce willen waken voor vrijblijvendheid, zodat jongeren niet ‘voor de sier’ aanschuiven. Er wordt gedacht over het afspreken van bijvoorbeeld rules of engagement, of terugkoppeling (minstens) van de resultaten aan de betrokken jongeren.

Over Augeo

Augeo wil als particuliere stichting bevorderen dat kinderen veilig opgroeien. Zij helpt professionals en beleidsmakers hun kennis en kunde vergroten, zodat kinderen die met geweld, verwaarlozing of misbruik te maken krijgen gezien, gehoord en gesteund worden.

Zolang duizenden kinderen nog geweld, verwaarlozing of misbruik meemaken en er te weinig hulp is, draagt Augeo met haar programma’s ‘Meer kinderen in beeld’, ‘Meer kinderen gehoord’ en ‘Meer kinderen gesteund en geholpen’ bij aan concrete verbeteringen. Door deze programma’s, onze academy, dit magazine, onderzoek en lobbyactiviteiten helpen wij meer kinderen veilig te laten opgroeien.

Aan dit nummer werkten mee

  • Hoofdredacteur: Mariëlle Dekker
  • Coördinatie: Annette Wiesman
  • Teksten: Annemarie van Dijk, Riëtte Duynstee, Veronique Huijbregts, Tjitske Lingsma, Brechtje Keulen
  • Advies: Edith Geurts
  • Beeld: Hüsne Afsar, Hollandse Hoogte, iStock, Shutterstock
  • Eindredactie: Else de Jonge
  • Ontwerp en opmaak: NR Grafisch Ontwerp
  • Uitgever: Augeo, Annelies Mulder

Augeo Magazine

Augeo Magazine: Hét online tijdschrift over veilig opgroeien

Professionals en beleidsmakers bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen, onderzoeken, dilemma’s en besluiten rond de veiligheid van kinderen. Dat doet Augeo Foundation al 15 jaar met onder andere e-learnings, bijeenkomsten en Augeo Magazine. Ons magazine verschijnt 5x per jaar. Meld je aan om gratis abonnee te worden.
Volledig scherm